Content uploaded by Nanco Dolman
Author content
All content in this area was uploaded by Nanco Dolman on Jun 10, 2016
Content may be subject to copyright.
12 H2O / 6 - 2010
Waterkwaliteitstoets
voor Schiphol
Om de lopende problemen met verontreinigde sloten en andere waterlopen
op de luchthaven Schiphol structureel aan te pakken, is het Saneringsplan
water Schiphol opgesteld. Hierin staan alle (technische) maatregelen verwoord
om te kunnen voldoen aan het emissie- en het waterkwaliteitsspoor. Om
te onderzoeken of na uitvoering van de maatregelen voor het saneren van
lozingen tijdens de winteroperatie op luchthaven Schiphol nog knelpunten
in de oppervlaktewaterkwaliteit aanwezig zijn, is een waterkwaliteitstoets
uitgevoerd.
In de winterperiode worden op het
terrein van de luchthaven Schiphol
antivriesmiddelen met organische
bestanddelen toegepast. Het voorkomen en
verwijderen van ijsafzetting met monopropy-
leenglycol (glycol) maakt vliegtuigen ijsvrij. Dit
wordt uitgevoerd door vliegtuigafhandelaren
in opdracht van de luchtvaartmaatschappijen.
Gladheid van de banen wordt bestreden
door Schiphol zelf met kaliumacetaat en
sinds afgelopen februari met kaliumformiaat
(kortweg: acetaat en formiaat). De antivries-
middelen zijn biologisch afbreekbaar, spoelen
bij regenval af naar het oppervlaktewater-
systeem en leiden daar tot lage zuurstof-
gehalten door de afbraak van de organische
bestanddelen, (chemische) zuurstofvraag
(CZV).
Het Hoogheemraadschap van Rijnland
heeft Amsterdam Airport Schiphol verplicht
maatregelen te nemen om emissies van
antivriesmiddelen naar het oppervlaktewater
te voorkomen. Het doel is het tegengaan
van 80 procent van de negatieve effecten
in oppervlaktewater in 2013 en 100 procent
in 2015. Deze maatregelen zijn door Royal
Haskoning en Schiphol uitgewerkt in een
reeks saneringsplannen (zie kader).
Het vigerende saneringsplan voor het
afstromend water van Schiphol bevat drie
onderdelen: een plan voor emissiereductie
naar het oppervlaktewater door minder/
slimmer gebruik van stoffen en opvang van
stoffen in onder andere een rioolstelsel,
dimensionering van een zuiveringssysteem
en een waterkwaliteitstoets om het effect
van de maatregelen te kwantificeren.
Dit artikel gaat in op het laatste aspect: de
waterkwaliteitstoets. Voor de uitwerking
daarvan is gekozen voor een modelmatige
benadering. Het was niet gemakkelijk om
op basis van de in 2008 bekende gegevens
uitgangspunten voor het model te bepalen.
Met advies van de bedenkers van de
waterkwaliteitstoets voor lozingen vanuit
gemeentelijke rioolstelsels en uitgebreid
overleg tussen het Hoogheemraadschap
van Rijnland en Schiphol is een water-
kwaliteitstoets ontworpen. Met het model
is de huidige situatie doorgerekend en het
uiteindelijke maatregelenscenario. Aan de
hand van de validatie met gegevens van de
vorige winter (2008-2009) is nog een aantal
uitgangspunten geoptimaliseerd.
Voor het uitvoeren van de waterkwaliteits-
toets is gebruik gemaakt van een bestaand
oppervlaktewatermodel in SOBEK. Hieraan
is de waterkwaliteitsmodule van SOBEK
toegevoegd. De problemen met zuurstof-
loosheid op Schiphol lijken op de situatie die
normaal gesproken optreedt in watergangen
met riooloverstorten.
Riooloverstorten lozen water dat rijk is aan
organisch materiaal. Dat kan leiden tot
zuurstofloosheid. Om te beoordelen of een
gemeentelijke overstort een knelpunt voor
het oppervlaktewatersysteem vormt, voert
de gemeente binnen het waterkwaliteits-
spoor een waterkwaliteitstoets met TEWOR
uit (Toetsing van de Effecten op de Water-
kwaliteit van Overstorten uit Rioolstelsels)1).
Dit model berekent óf en hoe lang een
onderschrijding van de zuurstofnorm (3 mg
O2/l) optreedt. Hieraan is een TEWOR-klasse
gekoppeld. Voor het uitvoeren van de water-
kwaliteitstoets van het watersysteem van
Schiphol is zoveel mogelijk aangesloten bij
de TEWOR-methodiek. Op sommige punten
is daarvan, gezien de locatiespecifieke
omstandigheden op Schiphol, afgeweken
(zie tabel).
Relatie vracht en afvoer
De hoeveelheid formiaat en glycol die
afspoelt is niet alleen afhankelijk van de
grootte van het verharde oppervlak dat
afstroomt naar een lozingspunt, maar ook
van het soort oppervlak. Afhankelijk van de
locatie verschilt het gebruik van formiaat
en glycol. Schiphol behandelt alle opper-
vlakken waar vliegtuigen over rijden met
formiaat ter bestrijding van sneeuw en/of
gladheid. Glycol wordt alleen op de platforms
toegepast door afhandelaren in opdracht van
de vliegtuigmaatschappijen. Op die locaties
wordt de overtollige vloeistof opgevangen.
Het ijsvrijhouden van de vliegtuigen (foto: Arjen Piest).
Afb. 1: Verspreiding van glycol.
13H2O / 6 - 2010
achtergrond
Tijdens het taxiën lekt glycol van de
vliegtuigen en tijdens het opstijgen vervliegt
het grootste gedeelte van het glycol. De
verspreiding van glycol is weergegeven in
afbeelding 1. Van elke 100 kilo glycol blijft
uiteindelijk maar één kilo op het vliegtuig
zitten tijdens het opstijgen.
Typerend voor de situatie op Schiphol is
dat het gebruik van glycol en formiaat vóór
een neerslaggebeurtenis bepalend is voor
de vracht van deze stoffen die uiteindelijk
afspoelt naar het oppervlaktewatersysteem.
Als glycol en formiaat meerdere dagen zijn
toegepast voordat het gaat regenen, zal een
grotere vracht afspoelen. De hoeveelheid
neerslag die valt tijdens een gebeurtenis
is niet bepalend voor de totale vracht die
afspoelt. De neerslag zorgt alleen voor
verdunning.
Uit analyse van verbruiksgegevens en
neerslaggegevens2) blijkt dat het vaak
voorkomt dat één dag na het gebruik van
glycol en formiaat de antivriesmiddelen met
een regenbui afspoelen naar het opper-
vlaktewater. De vracht die in één dag wordt
opgebracht, is de maatgevende vracht. Voor
de hoeveelheid glycol is voor de gemiddelde
vracht uitgegaan van de verbruiksgegevens
van de winter van 2005-2006. Schiphol
spuit bij gladheid gemiddeld twee keer
per dag formiaat op de banen, elke keer
25 gram per m2. Bij extreem weer kan het
stofgebruik oplopen. Daarom is tevens een
situatie doorgerekend waar de afspoelende
CZV-vracht vijf maal zo groot (500 procent)
en vijf maal zo klein is (20 procent).
De TEWOR-methodiek gaat normaal
gesproken uit van maatgevende overstort-
hoeveelheden bij T = 1, 2, 5 en 10 jaar
piekneerslaggebeurtenissen. Deze extreme
neerslagsituaties3) zullen niet de grootste
problemen in de waterkwaliteit op Schiphol
veroorzaken, aangezien dan aanzienlijke
verdunning optreedt, onder andere door
het aanslaan van de gemalen. Aan de
andere kant is het wel van belang het effect
van verschillende neerslagintensiteiten
inzichtelijk te maken. Bij meer neerslag is
de verspreiding van de zuurstofloze zone
mogelijk groter doordat gemalen aanslaan.
Ook verschilt het effect van de berging in een
aan te leggen rioolstelsel. Een rioolstelsel kan
immers een kleine regenbui volledig bergen
en afvoeren, terwijl een grote regenbui nog
steeds overstort op de watergang.
Uitgaande van de regenduurlijnen zijn de
volgende regenbuien geselecteerd:
• T0,04 = 6 mm ( bui treedt 25 maal per
jaar op)
• T0,2 = 12 mm ( bui treedt vijf maal per
jaar op)
• T1 = 21 mm ( bui treedt één maal per
jaar op)
• T5 = 31 mm ( bui treedt één maal per
vijf jaar op)
Beoordelingssysteem
Met het model zijn verschillende scenario’s
doorgerekend. Voor elk scenario zijn twaalf
berekeningen uitgevoerd: voor vier neerslag-
gebeurtenissen met een verschillende herha-
lingstijd en voor drie verschillende vrachten
CZV. Om de resultaten van de aparte water-
kwaliteitsberekeningen te interpreteren,
zijn de vier neerslagsituaties gecombineerd
tot één gewogen TEWOR-score. In overleg
is een nieuwe classificering (of beoorde-
lingssystematiek) opgezet waarmee wordt
aangegeven of sprake is van een knelpunt
en/of sanering van het afstromende water
nodig is. De classificatie is gebaseerd op
de Wvo-vergunning waarin staat dat de
zuurstofconcentratie niet langer dan een dag
onder 3 mg O2/l mag zijn. Afgesproken is dat
voor gewogen TEWOR-scores kleiner dan
3, sanering overbodig is. Een TEWOR-score
tussen 3 en 5 is een twijfelachtig knelpunt
dat verder onderzocht dient te worden.
Bij een TEWOR-score groter dan 5 dient de
lozing gesaneerd te worden (zie tabel). De
saneringsurgentie heeft alleen betrekking
op de gewogen TEWOR-scores voor de 100
procent vracht. De resultaten van de 20 en
500 procent vracht zijn alleen gebruikt voor
de gevoeligheidsanalyse en niet voor het
bepalen van de saneringsurgentie.
Huidige situatie
Als eerste is het model gebruikt om de
huidige situatie door te rekenen en de
nulsituatie vast te leggen (zie afbeelding 2).
Vorig jaar is ook een validatie uitgevoerd van
het model met behulp van daggegevens van
het werkelijke gebruik van antivriesmiddelen,
de neerslag en dagelijkse metingen van het
zuurstofgehalte. Op basis van de validatie
zijn de modelparameters, zoals het achter-
grondzuurstofverbruik geoptimaliseerd.
Uit afbeelding 2 blijkt dat de waterkwaliteits-
problemen zich vooral concentreren rondom
de Kaagbaan, Aalsmeerbaan en Buitenvel-
dertbaan en aan de zuidoostkant van de
Zwanenburgbaan (kleuren rood en oranje,
sanering noodzakelijk dan wel urgent). In
dit gebied liggen vrijwel alle platforms. Er is
relatief veel verhard oppervlak waarvan de
antivriesmiddelen afspoelen op een klein
deel van het watersysteem. Bij de Polderbaan
en de noordkant van de Zwanenburgbaan
is de waterkwaliteit een stuk beter. De
grootste probleemzone bevindt zich in
het lange ondergrondse duikerstelsel van
Schiphol (Kaagbaan, Aalsmeerbaan en
Fokkerbaan). De probleemzone is hier groot
door lozingen van glycol en formiaat, maar
ook door de slechte zuurstofverversing
Sneeuw- en gladheidsbestrijding op luchthaven Schiphol (foto: Richard Verdegaal).
Beoordelingssysteem
gewogen TEWOR-score saneringsurgentie
<3 overbodig
3-5 twijfelachtig
5-6 noodzakelijk
>6 urgent
Verschillen tussen de gebruikelijke TEWOR-toets en de ‘TEWOR’-waterkwaliteitstoets Schiphol.
gemeentelijk riool Schiphol specifiek
stoffen snel en langzaam afbreekbaar BZV twee specifieke stoffen; glycol en
acetaat of formiaat
temperatuur zomer 18°C winter 4°C
afbraaksnelheid BZV5 0,6 dag-1 bij 20°C, glycol 0,073 dag-1 bij 4°C,
organisch materiaal BZV5_2 0,1 dag-1 bij 20°C acetaat en formiaat 0,033 dag-1
bij 4°C
CZV-vracht afhankelijk van aantal mm neerslag afhankelijk winterse omstandig-
heden en toepassen van glycol,
acetaat of formiaat
neerslag T= 1, 2, 5 en 10 T = 0.04, 0.2, 1 en 5
14 H2O / 6 - 2010
in het duikerstelsel. In de figuur is het
duikerstelsel aangegeven in grijs. Rijnland
heeft aangegeven op deze locaties niet te
handhaven aangezien het niet de gewoonte
is te handhaven op zuurstofgehalten in lange
duikers.
Over het algemeen zijn de waterkwaliteits-
problemen in de huidige situatie kleiner
als er meer neerslag valt. In het geval van
grotere afvoer treedt meer verdunning op en
zijn de zuurstofconcentraties hoger.
Scenario’s
Daarnaast is het model gebruikt om
varianten door te rekenen, onder andere het
effect van de opvangmaatregelen uit het
saneringsplan. Deze maatregelen bestaan
uit het creëren van berging in rioolstelsels
en het afvoeren van met antivriesmiddelen
verontreinigd water naar een zuiverings-
voorziening. Een deel van het ondergrondse
duikerstelsel wordt afsluitbaar om eveneens
in te kunnen zetten als berging. Dit duiker-
stelsel maakt dan geen deel meer uit van
het watersysteem. Deze maatregelen blijken
afdoende te zijn (zie afbeelding 3). Dit geldt
dus niet voor het ondergrondse duikerstelsel
dat niet wordt afgesloten. Rijnland handhaaft
daar niet (zie hierboven).
Bovendien heeft het model inzicht gegeven
in het effect van het overstappen van het
gebruik van acetaat naar het gebruik van
formiaat (zie afbeelding 4). Formiaat heeft
een CZV-vraag die ongeveer drie keer zo
laag is als acetaat. Met modelberekeningen
is aangetoond dat Schiphol door het
overstappen op formiaat vrijwel voldoet
aan de eis van 80 procent reductie van de
negatieve effecten in 2013. Dit geeft Schiphol
de ruimte en tijd voor het ontwerpen en
aanleggen van het opvang- en zuiverings-
systeem, zodat in 2015 100 procent van de
negatieve effecten is gereduceerd.
Calamiteitenmaatregel
Tot de opvangmaatregelen in het
saneringsplan zijn uitgevoerd, past Schiphol
een waterkwaliteitherstelplan toe om de
negatieve effecten van het afspoelen van
antivriesmiddelen in de winter tegen te gaan.
Dit plan is gericht op het inlaten van terrein-
vreemd water, zodat geen stagnante zones in
het oppervlaktewatersysteem ontstaan. De
Minder vervuiling door saneringsplan
Op het gehele terrein van de luchthaven Schiphol wordt het afstromende
regenwater direct op het oppervlaktewater geloosd. In de winter is dit water
vervuild met glycol en acetaat. Beide producten zijn biologisch goed
afbreekbaar en verbruiken bij de afbraak veel zuurstof. De voor de afbraak
benodigde zuurstof (of chemisch zuurstof verbruik, kortweg CZV) wordt uit het
oppervlaktewater gehaald waarin het is geloosd. Dit kan bij neerslag en dooi
leiden tot zuurstofloosheid. De emissies van glycol en acetaat naar het opper-
vlaktewater leiden regelmatig tot het dalen van het zuurstofgehalte in dat
oppervlaktewater tot beneden de minimale concentratie. In de winter
2005-2006 had de emissie zelfs acute vissterfte tot gevolg. Schiphol kreeg tot
tweemaal toe een dwangsom opgelegd van het Hoogheemraadschap van
Rijnland wegens de verontreiniging van het oppervlaktewater. Om de
afstroming van antivriesmiddelen terug te dringen en zuurstofloze condities in
het oppervlaktewater te voorkomen, is een saneringsplan opgezet.
Schiphol is al jaren bezig met het
uitvoeren van maatregelen om
zuurstofloze condities in het
oppervlaktewater te voorkomen. Bij het ijsvrij
houden (de- en anti-icing) van vliegtuigen
vangt Schiphol glycol op de meeste plaatsen
op; op andere locaties zet Schiphol veeg- en
zuigwagens in. Het bestrijden van sneeuw
en gladheid op de platforms en op de
banen wordt nauwkeurig gestuurd door
een gladheidsmeldsysteem. Hiervoor zijn
op verschillende locaties meetstations
neergezet om de weersomstandigheden
en de baantemperatuur te monitoren.
Deze operationele maatregelen worden bij
problemen met de waterkwaliteit aangevuld
met noodmaatregelen in het watersysteem.
Deze maatregelen worden doorontwikkeld en
verder aangescherpt op basis van de gemeten
waterkwaliteit en opgedane ervaring met het
de- en anti-icen en de gladheidbestrijding1).
Hoewel Schiphol al aanzienlijk investeert
in maatregelen, zijn de problemen die op
kunnen treden in de waterkwaliteit niet
acceptabel. Deze situatie is voor Rijnland
reden geweest Schiphol te verplichten een
saneringsplan op te stellen middels een
wijziging ambtshalve van de lozingsver-
gunning. Dit ‘Saneringsplan run-off water’,
dat inmiddels is opgesteld en goedgekeurd,
bevat de uitwerking van verdergaande
maatregelen om de lozing van glycol en
acetaat naar het oppervlaktewater zodanig te
voorkomen en terug te dringen, dat in 2015
aan de in de lozingsvergunning gestelde
concentraties voor CZV en O2 wordt voldaan.
Saneringsplan deel 1
In juli 2007 heeft Schiphol de eerste van
een reeks saneringsplannen ingediend bij
Rijnland. Dit eerste plan, hierna te noemen:
‘Saneringsplan deel 1’ (kortweg: SP1),
bevat een verkenning en afweging van
maatregelen. Het selecteren van de uitein-
delijke saneringsmaatregelen was gebaseerd
op de volgende twee uitgangspunten:
• passend bij de ambitie/watervisie van
Schiphol (verwerkt in het Ruimtelijk
Ontwikkelingsplan Schiphol 2015 en het
Waterplan Schiphol 2015);
• best beschikbare techniek (conform
artikel 2A uit wijzigingsbeschikking
Wvo-vergunning) waarbij wat betreft de
definitie is uitgegaan van de Europese
IPPC-richtlijn (inclusief kosteneffectiviteit).
In het SP1 staan vijf scenario’s bestaande uit
een combinatie van (voorkeurs)maatregelen
aan de bron, in het afvoersysteem en in het
watersysteem. De vijf scenario’s verschillen
in de wijze van opvang (volledig of alleen
first flush2)), het opvangmiddel (bassins
of sleuven) en de zuivering (aeroob of
anaeroob). Uitgangspunt is dat de huidige
bedrijfsvoering de komende tien jaar met
het gebruik van antivriesmiddelen (aan de
bron) onveranderd blijft. Dit is gebaseerd
op de (inter)nationale ontwikkelingen
en voorschriften voor de vliegveiligheid.
De maatregelen in het watersysteem zijn
voor alle scenario’s dan ook gericht op het
oplossen van de hydraulische knelpunten om
afvoer, doorstroming en circulatie van het
oppervlaktewater op het Schipholterrein te
bevorderen en mogelijk te maken (optioneel
uit te breiden naar inlaten met ‘schoon’
terreinvreemd water).
Samenwerking in Saneringsplan
deel 2
Bij het inhoudelijk opstellen van het
SP1 was Rijnland nauwelijks betrokken.
Daardoor werd het te veel een ‘Schipholplan’.
Bovendien sprak Schiphol de behoefte uit
eerst uitgebreid proef- en/of monitoringspro-
jecten uit te voeren alvorens maatregelen in
het afvoersysteem te nemen. De instemming
van Rijnland bleef dan ook uit. Dit
resulteerde in het najaar van 2007 in direc-
tieoverleg tussen Schiphol en Rijnland. In dit
overleg is afgesproken om de maatregelen
in het afvoersysteem uit te werken in een
‘Saneringsplan run-off water deel 2’ (SP2).
Het SP2 is, gezien de grootte van het terrein
en de rioleringssituatie, naar analogie met
de rioleringsplannen van een gemeente, te
vergelijken met een (basis)rioleringsplan.
Uitgangspunt voor het SP2 is de aanleg van
een apart hemelwaterafvoersysteem voor
het afstromende water (of een emissiege-
lijkwaardig alternatief). Het SP2 leverde het
ontwerp van de maatregelen in het afvoer-
systeem om de afstroming van zuurstof-
bindende stoffen naar het oppervlaktewater
15H2O / 6 - 2010
achtergrond
terug te dringen en waar mogelijk te
voorkomen. Samen met het SP1 vormen de
twee delen het oorspronkelijk door Rijnland
gevraagde ‘Saneringsplan run-off water’. In
september 2008 heeft Rijnland ingestemd
met het saneringsplan en in januari 2009 is
begonnen met de besteksvoorbereiding in
het voorontwerp van de maatregelen.
Het proces bij het totstandkomen van het
SP2 is gecoördineerd in een projectgroep
waarin vertegenwoordigers van Schiphol,
zijn adviseur Royal Haskoning en Rijnland
zitting hebben genomen. Vanaf het begin,
eind januari 2008, is deze projectgroep tot de
oplevering eind juli 2008 wekelijks bijeenge-
komen. Deze samenwerking lijkt opmerkelijk,
omdat de luchthaven twee jaar daarvoor
nog stevig in aanvaring was gekomen met
Rijnland. Naast een open planproces bleek
het (al bestaande) wederzijdse vertrouwen
op ambtelijk niveau doorslaggevend. In een
afgeslankte vorm begeleidt de projectgroep
thans de uitwerking en optimalisatie van de
maatregelen.
In de uitvoeringsplanning is uitgegaan van
het eerst realiseren van maatregelen op die
locaties waar het saneren van lozingen het
noodzakelijkst en meest urgent is en van
de modelmatig bepaalde knelpunten in de
waterkwaliteit.
Hoge kosten
De aanleg van een nieuw en apart afvoer-
systeem voor het opvangen en verwerken
van afstromend water brengt hoge investe-
rings- en exploitatiekosten met zich mee. Een
nadere optimalisatie door investeringen in
brongerichte maatregelen en aanpassingen
in het watersysteem kan leiden tot een
verlaging van maatschappelijke kosten met
een vergelijkbaar of zelfs een groter milieu-
effect. Op basis van parallelle onderzoeken
in pilots en/of monitoringsprojecten geeft
Rijnland de ruimte en medewerking om een
aangepast of nieuw maatregelscenario te
ontwikkelen.
In de winter 2008-2009 is in het water-
systeem het inlaten van ‘schoon’ terrein-
vreemd water in de praktijk gebracht als
aanvullende (nood)maatregel. Bovendien zijn
als maatregelen aan de bron in de bedrijfs-
voering diverse ontwikkelingen doorgevoerd
zoals glycolbesparende spuitinstallaties
voor het ijsvrij maken van vliegtuigen.
Met de uitvoering van het voorkomen en
Afb. 2: Resultaat waterkwaliteitstoets van nulsituatie. Afb. 3: Resultaat waterkwaliteitstoets na de
saneringsmaatregelen.
Afb. 4: Resultaat waterkwaliteitstoets na overstappen
op formiaat.
Afb. 5. Plankaarten SP2 (juli 2008) en SP3 (november 2009).
Rioleringsmaatregelen
De maatregelen in het afvoersysteem bestaan uit de aanleg van riolering (opvang en transport),
een buffer en een waterzuivering. Onderscheid is gemaakt in tien rioleringsgebieden die
afvoeren naar een bufferlocatie waarna het afstromende water in de zuivering behandeld wordt
(zie plankaart SP3 in afbeelding 5). Het beleid van Schiphol is nieuwe verhardingen te voorzien
van een vuilinsluitend verbeterd gescheiden rioolstelsel en deze te koppelen aan de buffer en
waterzuivering.
Voor de riolering is uitgegaan van het zoveel mogelijk gebruik maken van de bestaande infra-
structuur voor het opvangen van het afstromende water. Dit resulteerde in een rioleringsontwerp
bestaande uit een combinatie van een berging in het bestaande (en tijdelijk afgesloten) onder-
grondse duikerstelsel, een open berging in bestaande (en tijdelijk afgesloten) watergangen én
een aan te leggen vuilinsluitend verbeterd gescheiden rioolstelsel.
16 H2O / 6 - 2010
waterkwaliteitstoets is ook gebruikt om dit
waterkwaliteitherstelplan te optimaliseren.
Na realisatie van de opvangmaatregelen blijft
het waterkwaliteitherstelplan wellicht als
additionele calamiteitenmaatregel van kracht
in geval van extreem weer.
Resultaat en toepassing
Het uitvoeren van een waterkwaliteitstoets
blijkt nuttig voor de specifieke emissiepro-
blemen van de luchthaven Schiphol in de
winterperiode. Samen met de aangepaste
TEWOR-beoordelingsystematiek is de water-
kwaliteitstoets bovendien bepalend voor
de instemming met het saneringsplan door
Rijnland.
Elke winter ontstaat meer inzicht in de
praktijk door het gericht uitvoeren van
metingen in het oppervlaktewatersysteem
en de afstroom. Vorig jaar vond een eerste
herijking plaats van de waterkwaliteits-
toets. Afgelopen februari is overgegaan op
het gebruik van formiaat voor gladheid-
bestrijding. Metingen van de kwaliteit
van het oppervlaktewater moeten het
nog aantonen, maar verwacht wordt dat
80 procent van de negatieve effecten in
het oppervlaktewater zijn opgelost. Een
nieuwe herijking kan nodig zijn. Het verder
verbeteren en herijken van de waterkwali-
teitstoets past ook bij de wens van Schiphol
om de investeringskosten te verlagen met
behoud van het oplossen van het water-
kwaliteitsprobleem. Ook het Hoogheemraad-
schap van Rijnland geeft Schiphol ruimte om,
parallel aan de uitvoering van de opvang-
maatregelen, onderzoek te blijven doen
naar duurzamere additionele en alternatieve
maatregelen aan de bron en/of in het water-
systeem.
Inge Folmer (Royal Haskoning)
Bart Straver (Amsterdam Airport Schiphol)
Saskia Baars (Hoogheemraadschap van
Rijnland)
verwijderen van ijsafzetting op vaste locaties
en de inzet van veeg- en zuigwagens wordt
een opvang van 90 procent glycol bereikt.
Toepassen formiaat en
Saneringsplan deel 3
De grootste ontwikkeling is echter de
belangstelling voor het toepassen van
kaliumformiaat (kortweg formiaat) in plaats
van acetaat bij het bestrijden van sneeuw
en gladheid op platformen en banen. Het
overstappen op formiaat heeft een verlaging
van de zuurstofverbruikende bestanddelen
tot gevolg met 60 tot 70 procent. Andere
Europese luchthavens, bijvoorbeeld in
Parijs en in München, hebben hier al goede
ervaring mee. Schiphol heeft onlangs
besloten voor het einde van deze winter
2009-2010 ook nog over te stappen op
het gebruik van formiaat. Net als acetaat is
formiaat goed biologisch afbreekbaar en niet
toxisch voor het milieu. Bovendien zijn geen
aanpassingen nodig in de bedrijfsvoering en
zijn de exploitatiekosten nauwelijks hoger.
Rijnland heeft daarop positief gereageerd,
omdat het een brongerichte en duurzame
maatregel is. In het directieoverleg van juni
2009 is verzocht om een aangepast SP2 of
‘Saneringsplan run-off water deel 3’ (kortweg:
SP3). In aanpassing op de in het SP2
voorgestelde maatregelen is de te rioleren
oppervlakte meer dan gehalveerd, wordt
volstaan met één relatief kleine buffer en
het aanpassen van de bestaande rioolwater-
zuivering op Schiphol-Oost of een eigen
centrale of decentrale afvalwaterzuiverings-
installatie.
Afgelopen november heeft Rijnland
ingestemd met het SP3. En begin februari
is daadwerkelijk begonnen met het gebruik
van formiaat bij het bestrijden van sneeuw
en gladheid op de platforms en op de banen.
Optimalisatie en vervolg
Rijnland ziet het SP3 als de ‘nuloptie’:
maatregelen in het afvoersysteem die
naast de toepassing van formiaat (aan de
bron) worden getroffen. Voor Schiphol blijft
het wenselijk additionele en alternatieve
maatregelen aan de bron en/of in het water-
systeem in te brengen voor het verlagen
van de investeringskosten met behoud
van het oplossen van het waterkwaliteits-
probleem. Deze maatregelen kunnen zowel
ter ondersteuning als ter vervanging dienen
van de nuloptie. Door het goed combineren
van alternatieve maatregelen is het
bovendien mogelijk een robuuster systeem
te realiseren, bijvoorbeeld bij calamiteiten
en uitval van rioolgemalen. Parallel aan het
geoptimaliseerde en afgebouwde ontwerp
van het afvoersysteem in het SP3 worden
enkele alternatieve bronmaatregelen (onder
andere een ander opbrengbeleid) op hun
haalbaarheid getoetst.
Tot de realisatie van het resterende afvoer-
systeem voor het opvangen van de run-off
wordt het inlaten met ‘schoon’ terreinvreemd
water als (calamiteiten)maatregel geconti-
nueerd. In wederzijds vertrouwen en in een
constructieve samenwerking zijn Schiphol
en Rijnland samen op weg naar het bereiken
van een duurzaam en gezond watersysteem
(zie afbeelding 6).
NOTEN
1) Straver B. (2005). Scriptie eindrapportage
initiatieffase Beheersing en verwerking de-icing
afvalwaterstromen Schiphol Centrum.
2) Dolman N. (1998). Afstudeeronderzoek Opvang van
first flush in afstromend hemelwater bij gescheiden
stelsels. TU Delft.
Nanco Dolman (Royal Haskoning)
Ed Koelemeijer (Amsterdam Airport
Schiphol)
Nico Buijsman (Hoogheemraadschap van
Rijnland)
Afb. 6: Typen rioolstelsels voor de opvang van afstromend water, zoals voorgesteld in SP3.