Content uploaded by Theo M J Peeters
Author content
All content in this area was uploaded by Theo M J Peeters on Apr 23, 2016
Content may be subject to copyright.
Bijdragen over Diapriidae
3. Labolips innupta nieuw voor
Nederland
Theo M.J. Peeters
Tijdens een korte inventarisatie met potvallen van 10-
13 september 2015 in natuurgebied Moerenburg in
Tilburg werd een nieuw neuswespje voor Nederland
gevangen. Na bestudering van het Nederlandse
materiaal dat mij ter beschikking stond, heb ik de
informatie over deze unieke soort bij elkaar gezet. Hier
een verslag van mijn bevindingen.
Inleiding
Op 12 en 13 september 2015 werd door de KNNV-
afdeling Tilburg een Natuurweekend in natuurgebied
Moerenburg in Tilburg georganiseerd. Om
arthropoden te inventariseren heb ik van 10-13
september in vijf verschillende terreinen van het
gebied een potvalserie van drie yoghurtbekers gezet.
De potvallen waren gevuld met water en een
verzadigde keukenzoutoplossing. Tussen de vangsten
werden twee vrouwtjes van Labolips innupta Haliday,
1857 aangetroffen, een genus en soort nieuw voor de
Nederlandse fauna.
Werkwijze
De soort werd op naam gebracht met Hellén (1963),
Wall (1971), Nixon (1980) en Kozlov (1988). Voor de
verspreiding van de soort in ons land werd naast mijn
eigen materiaal, de collectie van NCB Naturalis te
Leiden, de collectie van Pierre Thomas en de collectie
van Mitox Amsterdam bestudeerd. De overige
informatie is afkomstig uit verschillende literatuur-
bronnen en van het internet. Vooral de website
Hymenoptera Online (HOL 2016) is een geweldige
bron van informatie.
Het genus
Labolips
Förster, 1856
Het genus Labolips werd voor het eerst beschreven
door Förster in 1856 aan de hand van twee vrouwtjes
van Haliday uit Ierland. Een jaar later beschreef
Haliday het vrouwtje van Labolips innupta, het type van
het genus en tot op heden de enige soort van dit genus
wereldwijd.
Over de plaats van dit genus, deze soort in de familie
van de Diapriidae wisselen de meningen. Door Hellén
(1963), Wall (1971) en Kozlov (1988) wordt het genus
tot het tribus Psilini van de subfamilie Diapriinae
gerekend. En ook door Nixon (1980) wordt Labolips in
het tribus Psilini gezet maar met de opmerking ‘… but
I think that further investigation of its peculiarities
might show it to be misplaced here’. Masner & Garcia
(2002) plaatsen het genus in de subfamilie Belytinae
vanwege de lengtegroeven op sterniet 2 van het
metasoma. En door Notton (2004) wordt het genus
tot een breed tribus Psilini s.l. gerekend. Een groep die
volgens hem gedefinieerd kan worden door: a. Het
ontbreken van aders die de voorrand van de
voorvleugels bereiken, b. Het bezit van een
onduidelijke trochantellus.
Alleen vrouwtjes van
Labolips innupta
Van Labolips innupta zijn alleen vrouwelijke dieren
bekend. Voor de figuren 1 en 2 zijn twee vrouwtjes
gebruikt, nl. een bruin vrouwtje van vindplaats
Lauwerszeepolder in 1977 en een zwart vrouwtje van
vindplaats Tilburg Moerenburg in 2015. De vrouwtjes
variëren dus in kleur van glanzend bruin tot zwart, ze
hebben 12 antenneleden. De antenne is kort en gelei-
delijk verdikt naar de top, zonder duidelijke knots. De
leden 5-11 zijn breder dan lang. Het borststuk is
afgeplat met twee notauli. Over het mesonotum loopt
een dwarsnaad ter hoogte van de tegula. De voorvleu-
gels zonder uitgebreide adering, alleen een korte
submarginale ader. Tevens met enkele vouwen die als
witte strepen opvallen doordat op die plek de
microtrichia ontbreken. Het achterlijf met een
kenmerkende brede uitholling aan de basis.
Achterlijfspunt met een aanhangsel waarvan ik nog
niet weet wat het precies is maar het zouden de
slippen van de ovipositor kunnen zijn. Een morfolo-
gische detailstudie aan deze soort in navolging van
Haliday (1857) zou gewenst zijn, maar het ontbrak me
vooralsnog aan voldoende exemplaren. Lengte: 1,6
mm.
Omdat tot op heden alleen vrouwelijke dieren bekend
zijn zou dit op een thelytoke parthenogenesis kunnen
wijzen. In dat geval produceren moeders uitsluitend
dochters als nakomelingen. De oorzaken voor het
ontbreken van mannetjes kunnen van genetische of
cytoplasmatische aard zijn. Bij die laatste worden door
een moeder die besmet is met endosymbionten, zoals
bijvoorbeeld de bacterie Wolbachia, met het cytoplasma
van het ei endosymbionten meegegeven. Deze
endosymbionten voorkomen dat er haploïde nakome-
lingen ontstaan, waaruit zich bij hymenoptera alleen
mannetjes ontwikkelen. De met de bacterie Wolbachia
besmette dochters geven de thelytokie door aan de
volgende generaties.
Verspreiding
Labolips innupta is alleen bekend van het (west-)
palaearctische gebied. In Europa is ze gemeld uit
Ierland, Engeland, Denemarken, Finland (Fauna
Europaea 2016), Roemenië (Fabritius & Weiss 1985),
Tsjechië en Slowakije (Macek 1989), Duitsland (Dathe
et al. 2001), Zweden (Hedqvist 2007), Oekraïne
(Tymochko 2013).
Na de vondsten in Tilburg Moerenburg werden nog
drie vrouwtjes van vroegere datums ontdekt. De
vondsten van de vijf vrouwtjes in Nederland die ik tot
op heden heb gezien zijn (in chronologische
volgorde):
1 vrouw, 9.xi.1977, Lauwerszeepolder GR, terrein
Ditch, no. 446, leg. J. Meijer RMNH, det. Macek
1994, col. P. Thomas.
1 vrouw, 1-15.viii.2014, Tilburg NB, Dongevallei,
vochtig-nat, licht beweid, jong ruigt-
elzenberkenbroekbos, Ac. 127.3-399.4, potval, leg.
G. Stooker, col. T. Peeters.
1 vrouw, 15-20.vi.2015, Wageningen, Bennekom UT,
Ac. 174.50-444.85, nat grasland, kleurval in tent, leg.
Figuur 1.
Labolips innupta
, habitus, voorvleugel, lijf (dorsaal). Foto’s Kees Zwakhals.
Figuur 2.
Labolips innupta
, vrouw, kop (frontaal), kop en borststuk (dorsaal). Foto’s Kees Zwakhals.
& col. Mitox Amsterdam.
1 vrouw, 10-13.ix.2015, Tilburg NB, Moerenburg,
rietkraag, Ac. 136.3-396.0, potval, leg. T. Peeters, col.
Natuurmuseum Brabant.
1 vrouw, 10-13.ix.2015, Tilburg NB, Moerenburg,
beekoever Voorste Stroom, Ac. 136.9-396.6, potval,
leg. & col. T. Peeters.
Op grond van de huidige informatie, verzameld
gedurende enkele maanden, lijkt Labolips innupta een
soort die verspreid over een groot deel van ons land te
vinden is en in vochtige habitats vrij gemakkelijk met
potvallen kan worden gevangen.
Biologie
Masner (1957) meldt het genus uit het voormalige
Tsjechoslowakije van zowel steppe als schaduwrijke en
vochtige vegetatie in bos. Door Fabritius & Weiss
(1985) werden in Roemenië met behulp van potvallen
16 vrouwtjes gevangen op een berghelling met loofbos
maar vooral met droge graslanden op een zandige
bodem. Ulrich (1999) meldt een vrouw uit een
beukenbos op een kalkrijke bodem in het oosten van
Duitsland. In Nederland werd de soort gevonden in
vochtige tot natte habitats (zie opsomming hierboven).
De vliegtijd van de vrouwen in Nederland ligt tussen
half juni en begin november.
Van de biologie van deze soort is verder niks bekend.
Maar het overgrote merendeel van de soorten van de
familie Diapriidae gebruikt als gastheer de puparia van
muggen en vliegen, terwijl enkele soorten parasiteren
op poppen van kevers (Staphylinidae) of mieren.
Dankwoord
Voor de mogelijkheid het Nederlands materiaal in de
collectie van NCB Naturalis te sorteren en bestuderen
dank ik Frederique Bakker en tevens dank ik Pierre
Thomas voor de prettige samenwerking en uitleen van
zijn collectiemateriaal. David Notton en Dehelean
Stefan Bogdan hielpen me met enige literatuur. De
foto’s werden gemaakt door Kees Zwakhals. Allen
mijn hartelijke dank.
Summary
The diapriid Labolips innupta Haliday, 1857 is recorded
for the first time in The Netherlands and some aspects
of the appearance, distribution and biology of the
species are summarized.
Literatuur
Dathe, H., A. Taeger, S. Blank (eds.), 2001. Entomofauna
Germanica 4. Verzeichnis der Hautflügler Deutschlands.
- Entomologische Nachrichten und Berichte, Beiheft 7:
1-180.
Fabritius, K. & I. Weiss, 1985. Genul Labolips Haliday 1857
(Proctotruypodea - Diapriidae), nou pentru fauna
Romaniei. - Studii si cercetari de Biologie, Seria Biologie
Animala 37 (2): 83-84.
Fauna Europaea 2016 http://www.faunaeur.org
[geraadpleegd februari 2016]
Förster, A., 1856. Hymenopterologische Studien. II. Heft.
Chalcidiae und Proctotrupii. - Aachen, Verlag von Ernst
ter Meer, 152 pp.
Haliday, A.H., 1857. Note on a peculiar form of the ovaries
observed in a hymenopterous insect, constituting a new
genus and species to the family Diapriidae. - Natural
History Review, Proceedings of Societies 4: 166-174,
293, pl. 10.
Hedqvist, K.-J., 2007. A provincial catalogue of Swedish
Proctotrupoidea. - Entomologisk Tidskrift 128 (3): 113-
126.
Hellén, W., 1963. Die Diapriinen Finnlands (Hymenoptera:
Proctotrupoidea). - Fauna Fennica 14: 1-35.
Hymenoptera Online 2016 http://hol.osu.edu
[geraadpleegd februari 2016]
Kozlov, M.A., 1988. Superfamily Proctotrupoidea
(Proctotrupoids): 983-1212. In: G.S. Medvedev (ed.),
Keys to the Insects of the European Part of the USSR,
Volume III, part II. - Leiden E.J. Brill, 1341 pp.
Macek, J., 1989. Proctotrupoidea, Ceraphronoidea: 135-142.
In: J. Sedivy (ed.), Check list of Czechoslovak Insects
III. (Hymenoptera). Enumeratio insectorum
Bohemoslovakiae. - Acta Faunistica Entomologica
Musei Nationalis Pragae 19: 1-194.
Masner, L., 1957. First preliminary report on the occurrence
of genera of the group Proctotrupoidea in
Czechislovakia (Second part - Superfamily
Proctotrupoidea s. str.). - Acta faun. ent. Mus. nat.
Pragae 2: 83-107.
Masner, L. & J.L. García R., 2002. The genera of Diapriinae
(Hymenoptera: Diapriidae) in the New world. - Bulletin
of the American Museum of Natural History 268: 138
pp.
Nixon, G.E.J., 1980. Diapriidae (Diapriinae). - Handbk. Id.
Br. Insects 8 (3di): 1-55.
Notton, D.G., 2004. A catalogue of types of Diapriinae
(Hymenoptera, Diapriidae) at the National Museum of
Natural History, Paris, with notes on the classification of
Diapriinae and a brief history of the types of Jean-
Jacques Kieffer (1856-1925). - Zoosystema 26 (2): 315-
352.
Tymochko, L.I., 2013. Diapriid wasps of the subfamily
Diapriinae (Hymenoptera, Diaprioidea, Diapriidae) of
the Ukrainian Carpathians: keys to tribes, genera and
species. - Euroasian Entomological Journal 12 (3): 297-
308.
Ulrich, W., 1999. Phenology, stratification and life cycles of
the parasitic Hymenoptera of a beech forest on
limestone. - Polish Journal of Entomology 68: 231-257.
Wall, I., 1971. Beitrag zur Kenntnis der mitteleuropäischen
Arten der Gattung Aneurhynchus Westwood (1832)
(Hymenoptera, Proctotrupoidea, Diapriidae, Diapriinae).
3. Beitrag zur Kenntnis der mitteleuropäischen
Zehrwespen. - Entomologische Abhandlungen Mus.
Tierk. Dresden 38 (12): 357-371.