ArticlePDF Available

Kwantitatief versus kwalitatief onderzoek

Authors:

Abstract

Willem is 12 jaar. Vanaf zijn kleutertijd is hij een fervent voetballer. Sinds enkele maanden heeft hij last van zijn knie, vooral bij het sporten en buiten spelen. De diagnose ziekte van Osgood-Schlatter is gesteld. Er zijn verschillende opties voor een behandeling. Een ervan is stoppen met voetballen. De mogelijkheden worden besproken volgens het shared decision making-model.
Wetenschap en Praktijk
Podosophia (2016) 24:16–18
DOI 10.1007/s12481-016-0110-0
Kwantitatief versus kwalitatief onderzoek
Keuze van het onderzoeksdesign
Eveline Wouters · Sil Aarts
Published online: 21 March 2016
© Bohn Staeu van Loghum 2016
Samenvatting Willem is 12 jaar. Vanaf zijn kleutertijd
is hij een fervent voetballer. Sinds enkele maanden
heeft hij last van zijn knie, vooral bij het sporten en
buiten spelen. De diagnose ziekte van Osgood-Schlat-
ter is gesteld. Er zijn verschillende opties voor een be-
handeling. Een ervan is stoppen met voetballen. De
mogelijkheden worden besproken volgens het shared
decision making-model.
Trefwoorden shared decision making (SMD) · kwanti-
tatief onderzoek · kwalitatief onderzoek · onderzoeks-
design · ziekte van Osgood-Schlatter
Er is steeds meer aandacht voor shared decision ma-
king (SDM) binnen de gezondheidszorg. SDM is een
werkwijze waarbij hulpverlener en patiënt samen tot
een beleid komen [1]. Het perspectief van de patiënt
is hierbij uiteraard zeer belangrijk. In het kader van
SDM bij de ziekte van Osgood-Schlatter wordt onder-
zoek gedaan naar de mening van de (veelal) jonge pa-
tiënten over hun behandeling en hun ervaring met de
hulpverlening door de podotherapeut.
Bij het doen van onderzoek naar Osgood-Schlatter
kan van veel verschillende soorten wetenschappelijk
onderzoek gebruikt worden gemaakt. Men noemt dit
ook wel de onderzoeksdesigns. In deze designs kan
ook SDM een plaats hebben. Grofweg kunnen we een
In deze rubriek dragen de auteurs een steentje bij aan het
vergroten van de kennis over wetenschappelijk onderzoek
en de toepasbaarheid ervan in de podotherapeutische
praktijk.
E. Wouters PhD, MD · S. Aarts PhD ()
Lectoraat Health Innovations & Technology, Fontys
Paramedische Hogeschool,
Eindhoven, Nederland
e-mail: s.aarts@fontys.nl
indelingmakeninkwantitatief en kwalitatief onder-
zoek. Bij kwantitatief onderzoek gaat het met name
om ‘de mate waarin’; bij kwalitatief onderzoek om het
‘waarom. Kwantitatief onderzoek levert dan ook resul-
taten op in de vorm van cijfers, kwalitatief onderzoek
in de vorm van woorden. Binnen deze twee designs
zijn er weer diverse keuzemogelijkheden. Waarvoor
gekozen wordt, hangt vooral af van het type onder-
zoeksvraag.
Kwantitatief onderzoek
Voorbeelden van onderzoeksvragen die met kwantita-
tief onderzoek kunnen worden benaderd in het kader
16 Kwantitatief versus kwalitatief onderzoek
Wetenschap en Praktijk
van de casus van Willem zijn: ‘hoe vaak komt de ziekte
van Osgood-Schlatter voor bij voetballers [2]?’ of ‘wel-
ke factoren zijn geassocieerd met het optreden van
Osgood-Schlatter en hoe sterk is die associatie [3]?’ Bij
kwantitatief onderzoek gaat het erom met cijfers iets
te weten te komen over een populatie, of over verschil-
len of verbanden, en over hoe sterk die verschillen of
verbanden zijn. Vaak gaat er een hypothese of theorie
aan zo’n onderzoek vooraf, die dan bevestigd dan wel
verworpen wordt door de resultaten van het onder-
zoek.
Het doel van kwantitatief onderzoek is voor grotere
groepen iets te kunnen zeggen over deze verschillen
of associaties. Er wordt dus gestreefd naar een zekere
mate van generaliseerbaarheid, ook voor populaties
buiten de onderzochte groep.
Het bekendste voorbeeld van kwantitatief onder-
zoek is de randomised controlled trial (RCT), een on-
derzoeksvorm die met name is voortgekomen uit ge-
neesmiddelenonderzoek. Bij een RCT worden (meest-
al) twee groepen zo objectief mogelijk met elkaar ver-
geleken. De ene groep krijgt de behandeling wel (de
interventiegroep), de andere niet (de controlegroep).
De deelnemers worden geheel willekeurig (gerando-
miseerd) ingedeeld in de interventiegroep, dan wel
de controlegroep. Dit gebeurt geblindeerd: noch de
deelnemers, noch de onderzoekers weten wie tot wel-
ke groep behoort. Dit type onderzoek wordt ook wel
experimenteel onderzoek genoemd. Een RCT geldt als
het optimale onderzoeksdesign waar het gaat om de
kracht van de geleverde ‘evidence’ (zie kader Evidence
en proof).
Kwalitatief onderzoek
Bij kwalitatief onderzoek gaat het vooral om menin-
gen, ervaringen en belevingen van mensen in een
specifieke context. Wat vinden mensen belangrijk en
waarom vinden ze dat belangrijk? Er ligt geen hypo-
these of theorie aan het onderzoek ten grondslag; er
wordt met het onderzoek juist nieuwe theorie ont-
wikkeld. Kwalitatief onderzoek is daarbij niet direct
voor grotere groepen geldig. De generaliseerbaarheid
is per definitie beperkt.
Kwalitatief onderzoek past bij het groeiend belang
van eigen regie en keuzemogelijkheden voor patiën-
ten. Vooral bij chronische aandoeningen is het nood-
zakelijk dat de patiënt meebeslist over zijn behande-
ling. SDM [1] speelt daarbij een belangrijke rol. Als
we denken in termen van onderzoek levert onder-
zoek naar de beleving van kinderen met de ziekte van
Osgood-Schlatter en de bijbehorende behandeling en
adviezen, inclusief sportbeoefening, inzichten op die
SDM kunnen ondersteunen. Wat denken de patiën-
ten er zelf van, wat zijn hun ervaringen, hoe willen ze
betrokken worden bij beslissingen? Bij een dergelijke
vraagstelling is kwalitatief onderzoek de juiste keuze.
Evidence en proof
In het Engels zijn er twee woorden voor het Ne-
derlandse woord ‘bewijs’: evidence en proof.Evi-
dence is een vorm van sterke onderbouwing, wat
niet hetzelfde is als ‘proof’ (bewijs). In de interna-
tionale literatuur wordt het woord proof bij voor-
keur niet gebruikt, omdat er bijna nooit sprake is
van bewijs, eerder van ‘sterke aanwijzingen, dus
onderbouwing. Daarom wordt ook in de Neder-
landse wetenschap liever gesproken over evidence
dan over bewijs.
Andere onderzoeksdesigns
Binnen kwantitatief en kwalitatief onderzoek zijn ver-
schillende designs mogelijk. Een tweede vorm van
kwantitatief onderzoek, naast de RCT, betreft bijvoor-
beeld zogenoemd observationeel onderzoek. Soms
is een RCT namelijk niet mogelijk (of onethisch), bij-
voorbeeld als men het effect van roken of luchtvervui-
ling op de gezondheid wil nagaan. In dat geval wordt
vaak een observationeel (quasi-experimenteel) on-
derzoek uitgevoerd. Daarnaast zijn de meeste surveys
(vragenlijsten) in principe kwantitatief, zoals vragen-
lijsten die gaan over ervaren gezondheid of kwaliteit
van leven, maar ook meer specifieke vragenlijsten,
zoals die over tevredenheid over een behandeling.
Een voorbeeld van kwalitatief onderzoek is het in-
terview, waarbij een aantal voor de onderzoeksvraag
representatieve deelnemers wordt bevraagd. Om de
validiteit van deze methode te optimaliseren, is net
als bij kwantitatief onderzoek een aantal kwaliteits-
criteria geformuleerd. Een paar voorbeelden van deze
criteria: alle interviews worden met een voicerecor-
der opgenomen, letterlijk uitgetypt, voorgelegd aan de
deelnemers (membercheck) en op een specifieke ma-
nier geanalyseerd. Andere vormen van kwalitatief on-
derzoek zijn focusgroeponderzoek, observatieonder-
zoek en casestudy’s. Met het huidige media-aanbod
zijn er ook nieuwe vormen van kwalitatief onderzoek
mogelijk, zoals foto- of filmanalyses en sociale media-
analyses. Bij al deze vormen van kwalitatief onder-
zoek wordt door luisteren, observeren en combinaties
daarvan beschreven hoe, vanuit de beleving of de da-
gelijkse praktijk, deze praktijk te begrijpen is.
Ten slotte kan gepubliceerd (kwantitatief of kwali-
tatief) onderzoek op zichzelf de basis zijn van een on-
derzoeksdesign. We spreken dan van literatuuronder-
zoek, systematic review of meta-analyse. Als basis van
dit type onderzoek, dat bedoeld is om de state of the
art van een bepaald onderwerp in kaart te brengen,
gelden dus eerder uitgevoerde onderzoeken. Op sys-
tematische wijze wordt een onderzoeksvraag beant-
woord vanuit de gepubliceerde literatuur. De keuzes
van databases en zoektermen zijn daarbij zeer belang-
rijk voor de kwaliteit van het onderzoek. Soms worden
de oorspronkelijke data van verschillende publicaties
Kwantitatief versus kwalitatief onderzoek 17
Wetenschap en Praktijk
gebruikt om opnieuw berekeningen te maken. In zo’n
geval wordt gesproken van een meta-analyse. Door
heel veel data, ofwel de resultaten van verschillende,
afzonderlijke onderzoeken, bij elkaar te nemen, wordt
de kracht van deze data groter dan die van de afzon-
derlijke onderzoeken en publicaties, wat dus een ster-
kere evidence oplevert.
Literatuur
1. Broersen S. Shared decision making voor beginners. Me-
disch Contact. 2011;26:1614–1639,http://medischcontact.
artsennet.nl/archief-6/Tijdschriftartikel/98716/Shared-
decision-making-voor-beginners.htm.
2. Suzue N, Matsuura T, Iwame T, Hamada D, Goto T,
TakataY,IwaseT,SairyoK.Prevalenceofchildhoodand
adolescent soccer-related overuse injuries. J Med Invest.
2014;61(3–4):369–373.
3. De Lucena GL, Dos SantosGomes C, Guerra RO.Prevalence
and associated factors of Osgood-Schlatter syndrome in a
population-based sample of Brazilian adolescents. Am J
SportsMed. 2011;39(2):415–420.
Eveline Wouters, PhD, MD, arts,epidemioloog
Sil Aarts, PhD, epidemioloog, neuropsycholoog
18 Kwantitatief versus kwalitatief onderzoek
... Deze studie betreft een exploratief onderzoek aan de hand van de lived experiences van slachtoffers die blootgesteld werden aan langdurig seksueel kindermisbruik in de context van de sport (Mortelmans, 2017;Wouters & Aarts, 2016). De deelnemers werden uitgenodigd om hun levensverhaal te vertellen, met aandacht voor hun sportdeelname, het misbruik en de impact ervan. ...
Article
Full-text available
“You can reach the top, but only if you trust me”. Victim perspectives on perpetrator characteristics of child sexual abuse in sport Driven by the public disclosure of high-profile child sexual abuse cases, political and scientific attention for violence against children in sport has recently increased. Up until today, the evidence base is grounded in quantitative self-report studies with athletes, and mainly focusses on the prevalence and risk factors of sexual abuse. Narrative research on the topic is scarce and little is known about perpetrator characteristics and interpersonal dynamics. In this study, we analyzed the lived experiences of nine victim-survivors of chronic child sexual abuse in Flemish sport. Using their narratives, we looked for perpetrator characteristics and behaviours leading on to and during the abuse. The offenders were all male, older than the victim and in a position of authority. Interviewees mentioned several opportunities, created in the sport environment, for the abuse to be prepared, initiated and continued over a long period of time, including installing trust, secrecy, dependency and threat. Analyzing survivors’ voices not only brings new insights, but also allows for acknowledgement, advanced meaning making and stronger prevention in the world of sport. Keywords: sexual violence, sexual offenders, victim narratives Kernwoorden: seksueel geweld, seksuele plegers, slachtoffergetuigenissen
... Kwalitatief onderzoek kan verdiepende inzichten geven, maar dan alleen over de onderzochte populatie, bijvoorbeeld patiënten uit één podotherapiepraktijk, alleen jongens van 8-15 jaar enz. Op basis van de verzamelde kwalitatieve informatie kan dan weer vervolgonderzoek worden gestart [5]. ...
Article
Full-text available
Ook podotherapeuten willen de zorg die zij leveren objectiveren en inzicht krijgen in de effecten van die zorg. In dit artikel worden suggesties gedaan hoe dat zou kunnen aan de hand van een zorgevaluatie naar verschillende behandelmethoden bij morbus Sever. Diverse methoden van het doen van onderzoek, valkuilen en tips passeren de revue.
Article
Full-text available
Osgood-Schlatter (OS) syndrome is a disease of the musculoskeletal system often observed during the bone growth phase in adolescents. HYPOTHESIS/ PURPOSE: Demographic and anthropometric factors and those linked to the practice of sports may be related to the prevalence of OS. The aim of the present study was to describe the epidemiologic profile and associated factors of individuals with OS syndrome in a population-based sample of Brazilian adolescents. Cross-sectional study; Level of evidence, 3. A cross-sectional study was conducted with 956 adolescent students (474 boys, 482 girls) from 2008 to 2009 enrolled in the school system of Natal, Brazil. The age ranged between 12 and 15 years (13.7 ± 1.04 years). Tests were performed to assess the anthropometric and clinical aspects related to OS. To confirm the diagnosis of OS syndrome, the participant had to fulfill all the following clinical criteria: pain with direct pressure on the tibial apophysis; aforementioned pain before, during, and after physical activities; enlargement or prominence of the tibial apophysis; pain with resisted knee extension; and pain from jumping. The prevalence of OS in the sample was 9.8% (11.0% of boys and 8.3% of girls; boys, 13.5 ± 1.07 years; girls, 13.6 ± 1.01 years). The results showed that 74.6% of the students suffered from muscle shortening. Multivariate analysis using logistic regression showed that the factors associated with the presence of OS were the regular practice of sport activity (odds ratio, 1.94; 95% confidence interval, 1.22-3.10) and the shortening of the rectus femoris muscle (odds ratio, 7.15; 95% confidence interval, 2.86-17.86). The regular practice of sports in the pubertal phase and the shortening of the rectus femoris muscle were the main factors associated to the presence of OS syndrome in the students.
Article
Objective: To investigate the prevalence of osteochondrosis in children and adolescent soccer players. Materials and methods: A questionnaire was distributed to players of all 113 junior soccer teams participating in a regional summer championship in August 2012 inquiring about pain in the body during or after training or a match. Physical examination of the lumbar spine or legs was recommended to players who complained of pain on the questionnaire, and for those who had positive findings on the physical examination, radiographic or ultrasonic examination at our hospital was recommended. Results: Questionnaires were collected from 1162 players of 97 teams, and 547 players (47.1%) complained of pain in the lumbar spine or legs. Physical examination was performed on 494 players, 394 of whom were referred for physical examination (79.8%). Of these 494 players, 20 (4.0%) had positive lumbar spine findings, 26 (5.3%) had hip findings, 198 (40.1%) had knee findings, 117 (23.7%) had ankle findings, 226 (45.7%) had heel findings, and 90 had findings in other parts of foot (18.2%). Radiographic or ultrasonic examination was performed in 106 (26.9%) players at our hospital and 80 (75.5%) players were diagnosed with osteochondrosis. Sever's disease was diagnosed in 49 players, Osgood-Schlatter disease in 13, bipartite patella was in 12, Sinding-Larsen-Johansson disease in 10, osteochondritis dissecans of the distal femur in 1, and spondylolysis in 3. Conclusions: The majority of players who had experienced pain and were found to have osteochondrosis had severe injuries such as osteochondritis dissecans or lumbar spondylolysis. We suggest many of the players involved in this study receive further radiographic or ultrasonic examination.
Shared decision making voor beginners. Medisch Contact
  • S Broersen
Broersen S. Shared decision making voor beginners. Medisch Contact. 2011;26:1614-1639, http://medischcontact. artsennet.nl/archief-6/Tijdschriftartikel/98716/Shareddecision-making-voor-beginners.htm.