ArticlePDF Available

Ponsaers, P., Easton, M., Van den Broeck, T., Verhage, A., Bruggeman, W. (2014). “Besluit – Enkele markante bevindingen over policing in 7 Europese metropolen”, Themanummer Policing in Europese Metropolen, Orde van de Dag , n° 68, 80-85 .

Authors:

Abstract

Hoewel het European Metropolis Project startte vanuit een gemeenschappelijke vraagstelling en checklist blijken de auteurs in hun bijdragen over de bestudeerde steden (Londen, Parijs, Berlijn, Amsterdam, Rome, Sofia en Barcelona) enorm grote verschillen teleggen in toonzetting, context, focus, politiedispositief en dergelijke. Een eenvoudige sequentiële lezing van de stukken leidt ogenschijnlijk tot de conclusie dat de verschillen tussen de metropolen zo groot zijn dat er nauwelijks gelijkenissen zijn aan te treffen. Slechts een transversale lezing levert meerwaarde op. In dit nummer van de Orde van de Dag wordt een stap verder gezet.
Enkele markante bevindingen over ‘policing’ in
zeven Europese metropolen
Paul Ponsaers1
Marleen Easton2
Tom Van den Broeck3
Antoinette Verhage4
Willy Bruggeman5
...........................................................................................................................................................................................
......................................................................................................................
INHOUD
Inleiding 79
1. Metropolen en hun bestuursvormen 80
2. Opvallende gelijkenissen en verschillen 82
3. Nabeschouwing 84
......................................................................................................................
Inleiding
Hoewel het European Metropolis Project startte van-
uit een gemeenschappelijke vraagstelling en checklist
blijken de auteurs in hun bijdragen over de bestu-
deerde steden (Londen, Parijs, Berlijn, Amsterdam,
Rome, Sofia en Barcelona) enorm grote verschillen te
leggen in toonzetting, context, focus, politiedispositief
en dergelijke. Een eenvoudige sequentiële lezing van
de stukken leidt ogenschijnlijk tot de conclusie dat de
verschillen tussen de metropolen zo groot zijn dat er
nauwelijks gelijkenissen zijn aan te treffen. Slechts
een transversale lezing levert meerwaarde op.
In Europa tellen 54 steden (gelet op de administratieve
grenzen van deze steden, zonder de politiek zelfstan-
dige voorsteden) meer dan 500.000 inwoners. Dit cri-
terium is verre van adequaat, aangezien sterke demo-
grafische entiteiten hierdoor soms uit het gezichtsveld
verdwijnen; zo heeft de gemeente Brussel 157.673 in-
woners, terwijl het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
vele malen groter is en 1.145.292 inwoners telt. Op-
vallend zijn overigens de grote verschillen in opper-
vlakte tussen de administratieve grondgebieden van
de metropolen, waardoor de densiteit sterk kan varië-
ren. Zo scoren Parijs en Barcelona erg hoog inzake
densiteit in deze lijst. We hebben er toch voor geop-
teerd om de administratieve grenzen te hanteren in
deze studie omdat hierdoor de politieke autonomie
van het lokale bestuur van de metropool wordt geres-
pecteerd en deze realiteit (ook in het veiligheidsdo-
mein) zichtbaar kan worden.
Tabel 1. Rangorde, inwonertal, oppervlakte en densiteit van zeven Europese metropolen (meest recente informatie in 2014)
Rangorde Metropool Inwonertal Oppervlakte (km
2
) Densiteit
1 Londen (V.K.) 7.825.200 1.572 4.978
2 Berlijn (Duitsland) 3.375.222 892 3.784
4 Rome (Italië) 2.774.625 1.285 2.159
5 Parijs (Frankrijk) 2.273.305 105 21.651
11 Barcelona (Spanje) 1.620.943 98 16.540
15 Sofia (Bulgarije 1.301.683 492 2.646
22 Amsterdam (Nederland) 813.562 219 3.715
Bron: eigen samenstelling op basis van informatie verstrekt door de verschillende auteurs en diverse andere secundaire bronnen.
..............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................
1. Prof. dr. emeritus Hoogleraar Criminologie, Universiteit Gent, voorzitter
Centrum voor Politiestudies.
2. Director Research Group Governing and Policing Security, Department of
Management, Innovation and Entrepreneurship Faculty of Economics and
Business Administration, Universiteit Gent.
3. Vrijwillig wetenschappelijk medewerker Vakgroep Criminologie, Vrije Uni-
versiteit Brussel.
4. Postdoctoraal onderzoeker Criminologie, Universiteit Gent.
5. Voorzitter van de Federale politieraad, bijzonder geassocieerd hoogleraar
verbonden aan de leerstoel politiewetenschappen aan het Benelux Univer-
sitair Centrum.
Besluit
Kluwer – Orde van de Dag Orde van de Dag 2014/68 – 79
We definiëren dus de bestudeerde metropolen als zelf-
standige administratieve entiteiten waar een grote be-
volking woont. Indien we naar de zeven bestudeerde
metropolen kijken, valt inderdaad op dat ze alle ge-
confronteerd zijn geweest met belangrijke migratie-
stromen enerzijds, en anderzijds met een belangrijke
‘vlottende’ toeristische populatie.
Londen wordt beschouwd als een van de vier traditio-
nele wereldsteden, samen met Parijs, Tokio en New
York City. De stad is met ongeveer 7,5 miljoen inwo-
ners uitgegroeid tot die met de meeste inwoners van
de Europese Unie. Londen wordt geconfronteerd met
een massale in- en uitstroom van migranten, waarbij
de laatste jaren de instroom sterk de uitstroom over-
stijgt. Berlijn maakte een sterke bevolkingsgroei door
sinds 2005. Een verdere groei wordt verwacht in de
komende jaren. De stad blijkt aantrekkelijk voor men-
sen uit Duitsland en de rest van de wereld. De nieuwe
rol van Berlijn als hoofdstad (na de eenmaking), bracht
nieuwe stromen op gang, zowel qua toeristen als
nieuwe burgers. Rome kenmerkt zich door een enorme
bevolkingsgroei, onder druk van migratiestromen,
maar wordt ook geconfronteerd met toenemend toe-
risme en met ‘conurbanisatie’. De stad Parijs beleefde
een opvallende verplaatsing van inwoners naar de zo-
genaamde banlieues. De Parijse agglomeratie werd ge-
confronteerd met een constante groei sinds het einde
van de zestiende eeuw. Barcelona onderging een in-
drukwekkende interne migratie naar de stad, op zoek
naar werkgelegenheid na de burgeroorlog in 1936. In
de jaren negentig werd de stad omgevormd tot een ter-
tiaire, toeristische en kosmopolitische trekpleister,
waardoor de bevolking opnieuw drastisch toenam.
Sofia werd overspoeld door een immense instroom
van migranten na de regimewissel. Het gevolg was een
snelle urbanisatie, met als resultaat dat de stad van-
daag omgeven is door grote sloppenwijken. Amster-
dam ziet een wassende stroom toeristen. Iets minder
dan de helft van de inwoners is autochtoon.
Kortom: in elk van de bestudeerde metropolen is
sprake van een groeiende tot exploderende bevolking,
die in toenemende mate diverser en vlottender wordt,
wat overigens ook in toenemende mate het mobiliteits-
probleem in de steden hoog op de agenda zet. In deze
zin kan in letterlijke zin gesproken worden van ‘global
cities’.
1. Metropolen en hun bestuursvormen
Als we de zeven bestudeerde steden van naderbij be-
kijken, blijkt dat we ze kunnen opdelen in drie groe-
pen, uitgaande van het bestuursmodel met betrekking
tot veiligheid dat in deze steden wordt gehanteerd.
Stadsstaten
Sinds 2000 is de burgemeester van Londen meteen
ook burgemeester van Groot-Londen, niet te ver-
warren met de eerder ceremoniële functie van Lord
Mayor of London, die slechts de City of London in
het hart van de stad bestuurt. De burgemeester
wordt gecontroleerd door de London Assembly,
een verkozen orgaan van 25 leden. In 2011 werd
de Police Reform and Social Responsibility Act
geïntroduceerd, waardoor Police and Crime Com-
missioners (PCC’s) in elke politieregio werden aan-
gesteld, zo ook in de hoofdstad. In Londen wordt
de rol van PCC door de burgemeester zelf vervuld.
Kort nadat de burgemeester deze verantwoordelijk-
heid opnam, werd hiertoe het Mayor’s Office for
Policing and Crime (MOPAC) opgericht en heeft
de burgemeester deze verantwoordelijkheid gede-
legeerd aan zijn eerste plaatsvervanger. De PCC legt
verantwoording af aan zijn electoraat in de Lon-
dense politieregio en is verplicht om het publiek te
consulteren bij het opstellen van de strategische
prioriteiten voor policing. Het is deze PCC die een
‘Policing and Crime Plan’ dient te formuleren voor
de duur van zijn ambtstermijn. Hierdoor verschoof
de politieke verantwoordelijkheid voor policing in
Groot-Londen van het Home Secretary van de lan-
delijke regering naar het lokale niveau. Er is in
Groot-Londen met andere woorden nadrukkelijk
sprake van een lokaal bestuursmodel, waarbij de
inmenging door de nationale regering duidelijk
onder druk komt te staan.
Berlijn heeft drie verschillende functies binnen het
Duitse federale politieke bestel. Het is de hoofd-
stad van het land, het is een van de zestien auto-
nome Duitse deelstaten en het is een van de groot-
ste metropolen van het land, waardoor het tevens
een van de drie Duitse stadsstaten vormt. De bur-
gemeester van Berlijn is zowel eerste minister van
de deelstaat als burgemeester van de stadsstaat.
Veiligheidsissues maken deel uit van de porte-
feuille van het parlementslid dat verantwoordelijk
is voor Interne Zaken. De stadsregering (Senat) be-
noemt zelf haar prioriteiten en komt zo tot een aan-
tal nieuwe relevante wetten. Suggesties van de be-
volking kunnen dit proces beïnvloeden en kunnen
prioriteiten aan belang doen winnen. De sterke lo-
kale autonomie van de stadsstaat houdt ongetwij-
feld verband met het feit dat de geallieerde strijd-
krachten na de Tweede Wereldoorlog wilden voor-
komen dat Duitsland opnieuw een gecentrali-
seerde autoritaire staat werd, waardoor de Duitse
politie werd gedecentraliseerd tot autonome poli-
tiediensten van deelstaten. Toen in 1990 de Ber-
lijnse Muur viel werd de federale structuur van het
land bekrachtigd. De zestien deelstaten kregen een
grote mate van autonomie, ook op het vlak van vei-
ligheid. Daarbovenop heeft de stad het statuut ver-
worven van een reële stadsstaat, waardoor het lo-
kale bestuur het primaat kreeg inzake lokale veilig-
heid.
Hoofdstad van een autonomiserende regio
De Spaanse Grondwet van 1978 is het resultaat van
vier decennia dictatuur. Er volgde een staatsmodel
Besluit
80 – Orde van de Dag 2014/68 Orde van de Dag – Kluwer
uit met drie niveaus van onafhankelijke be-
stuursmacht: de centrale regering, de ‘autonome
gemeenschappen’ en de gemeenten met democra-
tisch verkozen burgemeesters. In Barcelona,de
hoofdstad van de Catalaanse autonome regio, won-
nen de gemeenten in belangrijke mate aan zelfbe-
stuur. De burgemeesters werden de overheden van
hun eigen lokale politiediensten. Vanaf de jaren
tachtig ontwikkelde de stad een eigen veiligheids-
beleid. Het stadsbestuur begon met eigen lokale
veiligheidsplannen te werken. Ondanks het ver-
sterkte lokale bestuur is het evenwel duidelijk dat
de regionale Catalaanse regering de overhand
houdt op het stadsbestuur in Barcelona. De Mossos
d’Esquadra vormt de gewone en integrale politie
in Barcelona. De regionale politie overtreft nume-
riek duidelijk de gemeentepolitie in de stad en
heeft een coördinerende functie ten aanzien van
de lokale politie. De pluralisering van de politie in
Barcelona is het gevolg van de zoektocht naar even-
wicht tussen concurrentiële lokale, regionale en
statelijke machten, waarin de hang naar Catalaanse
regionale autonomie en zelfstandigheid ook het lo-
kale veiligheidsbeleid domineert. In dit streven
neemt de hoofdstad van de regio een centrale plaats
in. Het is het veiligheidsbeleid van de Catalaanse
regering (Generalitat) dat de overhand heeft.
Metropolen onder nationaal gezag
In Parijs is de bestuurlijke leiding in handen van
een stadsburgemeester en twintig districtsburge-
meesters. De burgemeester wordt verkozen door de
raad van Parijs, samengesteld na gemeenteraads-
verkiezingen. De grotere Parijse agglomeratie bevat
396 gemeenten van verschillende omvang, met elk
eigen burgemeesters met eigen bevoegdheden op
het vlak van veiligheid. De burgemeester van Pa-
rijs beschikt over bijzonder weinig bevoegdheden
als het op besluitvorming inzake veiligheid aan-
komt. Het is de Parijse politieprefect, de vertegen-
woordiger van de Franse centrale staat, die over
bevoegdheden inzake veiligheid beschikt in de Pa-
rijse agglomeratie, die in andere steden aan de bur-
gemeester toekomen. De politieprefect is een hoog-
geplaatste ambtenaar die genoeg macht heeft om
zijn eigen veiligheidsbeleid op te leggen aan de Pa-
rijse agglomeratie en die vooral samenwerkt met
het ministerie van Binnenlandse Zaken. De ver-
houding tussen de burgemeester van Parijs en de
politieprefect is gedurende de laatste dertig jaar
een onophoudelijk discussiepunt geweest in de
Franse politiek, waarbij de burgemeester het on-
derspit heeft moeten delven. Sommige waarnemers
merken op dat de Parijse politieprefectuur in grote
mate een ‘staat in de staat’ is geworden, hoewel de
financiering van haar werkzaamheden grotendeels
gebeurt door de burgemeester. In 2009 werden de
bevoegdheden van de politieprefect nog tastbaar
uitgebreid. Het is duidelijk dat het lokale bestuur
in Parijs nauwelijks impact heeft op het veilig-
heidsvraagstuk in de Franse hoofdstad en dat het
de nationale regering is die het politiebeleid in de
stad volkomen bepaalt.
Amsterdam kenmerkte zich lange tijd door een ei-
gensoortig, soms zelfs eigenzinnig, lokaal beleid.
In 1966, te midden van de sociale onrust, zette het
gemeentebestuur de politie op een zijspoor en
zocht een modus vivendi met de opstandige jeugd,
wat de grondslag legde voor een gedoogbeleid. In
de frontlinie van deze veranderingen bevond zich
de drugsproblematiek. Na verloop van tijd ont-
stond echter een nieuwe gestrengheid. Op 1 janu-
ari 2013 ging, relatief onverwacht, de regiopolitie
Amsterdam-Amstelland op in het nieuwe korps
Nationale Politie, waarmee het beheer onttrokken
werd aan de Amsterdamse burgemeester en toege-
deeld aan de minister van Veiligheid en Justitie en
de landelijke korpschef. De burgemeester voert wel
nog samen met de hoofdofficier van justitie het
gezag over het politieoptreden in zijn gemeente.
Vooralsnog is niet duidelijk hoe het lokale en nati-
onale beleid tot een harmonieus, dan wel proble-
matisch, samenspel zullen komen. In ieder geval is
duidelijk dat de nationale minister van Veiligheid
en Justitie formeel in grote mate de macht naar zich
toe heeft getrokken.
Tussen 1815 en 1870 werd Italië eengemaakt, sa-
mengesteld uit allerhande kleine koninkrijkjes en
dwergstaatjes. Er werd voor een sterk centraal ge-
zag gekozen, wat nog versterkt werd onder Musso-
lini. De staat, die predominant verantwoordelijk
blijft voor de veiligheid, deelt mondjesmaat haar
bevoegdheden met regio’s, provincies en gemeen-
ten. De aansturing blijft sterk centraal georgani-
seerd. Geleidelijk aan worden regionale en lokale
besturen meer verantwoordelijk, op basis van zo-
genaamde ‘contracten’ die de nationale overheden
afsluiten. Nochtans heeft Rome van oudsher een
sterk lokaal onderbouwde veiligheidsstructuur, als
erfenis uit de Italiaanse eenmaking. Veiligheid
wordt op het Romeinse grondgebied opgedeeld in
twee verantwoordelijkheden: lokale controle en re-
pressie is de bevoegdheid van de (verschillende)
nationale politiediensten, terwijl lokale reassu-
rance en het bevorderen van het welzijn van de
burgers de bevoegdheid van de lokale besturen is.
Het gevolg hiervan is een versnipperd politiebe-
stel, zichtbaar in de Italiaanse hoofdstad, waarbij
de nationale regering de touwtjes stevig in handen
blijft houden.
Bulgarije is een land dat volkomen in transitie is.
Policing is in Sofia een nationale aangelegenheid.
De politie wordt gehanteerd om het regime in stand
te houden. Het is het ministerie van Binnenlandse
Zaken (of het nationaal veiligheidsagenteschap)
dat de sturing heeft op de politie op het grondge-
bied van de metropool, als erfenis uit de commu-
nistische periode. De burgemeester beschikt niet
over de mogelijkheid de lokale politie deels te fi-
nancieren en (vervolgens) ook te sturen. Ook de lo-
kale politie wordt dus nationaal gestuurd. Het Me-
Besluit Policing in Europese metropolen
Kluwer – Orde van de Dag Orde van de Dag 2014/68 – 81
tropolitane Directoraat (MDMI) van Sofia is een
van de regionale directoraten van de territoriaal
georganiseerde regio politie, die nationaal worden
geleid. Outsourcing door het lokaal bestuur aan
private veiligheidsdiensten is dan ook de enige
mogelijkheid tot het ontwikkelen van een lokaal
veiligheidsbeleid, hoewel deze private diensten
vaak geassocieerd worden met corruptie en geor-
ganiseerde criminaliteit. Ze worden gecontroleerd
door de lokale branche van het Metropolitane Di-
rectoraat van het ministerie van Binnenlandse Za-
ken. Het is duidelijk dat het lokale bestuur inzake
de veiligheidsproblematiek nog steeds onder cura-
tele staat van de nationale overheid in Sofia.
2. Opvallende gelijkenissen en
verschillen
Ondanks de verschillende bestuursvormen in de be-
studeerde metropolen treffen we een aantal opval-
lende gemeenschappelijkheden aan:
In de meeste besproken metropolen wordt een da-
ling van de geregistreerde criminaliteit waargeno-
men. Het is opvallend dat er in deze steden niette-
min telkens een toenemend verschil tussen arm en
rijk vastgesteld kan worden. Als er hiertussen al
een verband zou bestaan, zou dit aan het fenomeen
van de ‘working poor’ kunnen liggen, maar hier-
over wordt in geen van de onderzochte steden een
uitspraak gedaan. In vele steden gaat dat samen met
toenemende ruimtelijke segregatie en een concen-
tratie van gedepriveerden (vaak ook migranten) in
een aantal (buiten)wijken. De daarbij groeiende di-
versiteit levert in stijgende mate problemen inzake
discriminatie en xenofobie, wat niet zelden in po-
litieke termen een vertaling vindt. De geografische
afstand tussen beter gegoede en arme wijken ver-
schilt daarbij echter sterk per stad. Dat alles ver-
oorzaakt spanningen die in sommige steden perio-
diek in rellen uitmonden, vaak gestart na een
incident tussen jongeren en politie. De bestudeerde
metropolen, veelal administratieve hoofdsteden,
zijn bovendien ook de verzamelplaats van protest-
betogingen. Niet zelden is het publieke protest ge-
richt aan het adres van de heersende politieke
klasse en soms getuigt het van uitgesproken relge-
drag.
In de verschillende steden zien we verder een toe-
genomen aandacht voor planmatig werken op het
vlak van politiebeleid. Prioriteitsstelling is in alle
steden aan de orde van de dag en wordt in de
meeste gevallen vormgegeven aan de hand van
veiligheidsplannen op lokaal niveau (zo is er in
Londen een jaarlijks ‘Police and Crime Plan’, en in
Amsterdam het Regionaal Veiligheidsplan). In
sommige steden zien we echter slechts veiligheids-
plannen op nationaal niveau, zoals in Berlijn (waar
overigens wel lokale preventieplannen worden uit-
gewerkt) en Sofia (waar eerst op nationaal niveau
prioriteiten worden gesteld).
In deze plannen is in toenemende mate sprake van
samenwerking tussen politie en andere (publieke,
in mindere mate private) diensten in deze steden.
In België hebben we het in dit verband vaak over
‘integrale veiligheid’. In diverse steden onder stu-
die wordt een integrale en geïntegreerde aanpak als
noodzaak ervaren. Dat gaat doorgaans gepaard met
de ontwikkeling van bestuurlijke handhaving van
het veiligheidsbeleid (bv. Amsterdam, Berlijn,
Londen, Parijs, Rome), terwijl zich dat in andere
steden beperkt tot eenvoudig parkeertoezicht (bv.
Barcelona), of volkomen afwezig blijft (bv. Sofia).
Soms is deze aanpak gebiedsgebonden, met name
geconcentreerd op wijken of buurten waar de per-
ceptie van probleemdensiteit groot is. Dat gaat
soms gepaard met vormen van cameratoezicht en
hot-spot policing, maar ook met de inzet van bij-
zondere toezichthouders (zoals gemeenschaps-
wachten) in de publieke ruimte, het invoeren van
bestuurlijke boetes en het opleggen van verboden,
de inzet van mediatoren en dergelijke. Op dit vlak
kan echter een grote diversiteit aan maatregelen
worden waargenomen in de verschillende steden.
Bestuurlijk optreden varieert enorm naargelang de
betrokken steden en staat in relatie tot de positie
die de lokale bestuurlijke overheid inneemt in het
veiligheidsdispositief. Meestal staan ‘overlast’,
‘leefbaarheid’ en dergelijke hoog op de beleidsa-
genda, soms zien we ook een focus op ‘High Im-
pact Crimes’ (Londen en Amsterdam) en soms wor-
den de bestuurlijke overheden zelfs betrokken in
de strijd tegen ‘georganiseerde criminaliteit’ (bv.
Amsterdam). Dit toenemend complexe samenspel
van publieke politie en gemeentelijke diensten
werkt het beeld van ‘pluralisering van de politie-
functie’ in de hand.
Wat betreft politie spoort dat samen met de staps-
gewijze introductie van wijkteams en het nastre-
ven van een algemene taakstelling en van de im-
plementatie van community policing. Een keuze
die overal blijvend aandacht krijgt, met uitzonde-
ring van bijvoorbeeld Parijs waar expliciet is afge-
stapt van deze filosofie en Sofia, waar COP vooral
nog een doelstelling is. Parijs heeft hierbij tenmin-
ste het voordeel van de duidelijkheid. Dat COP
onder de rechtse president Sarkozy werd afge-
schaft, betekent veeleer dat handhaving de voor-
keur kreeg over preventie. Maar ook linksgeörien-
teerde beleidsverantwoordelijken, zoals blijkt uit
de tekst over Parijs, zijn niet steeds erg happig op
een meer ‘communautaristische’ benadering van
het veiligheidsbeleid. In een republikeinse opvat-
ting primeert immers de gelijkheid en de gelijke
behandeling van het individu en is een al te ‘dis-
cretionair’ optreden al naargelang de populatie, de
wijk of de omstandigheid daaraan tegengesteld.
Dat is een gegeven dat ook in tel is in andere meer
Latijnse landen met een politieapparaat met napo-
Besluit
82 – Orde van de Dag 2014/68 Orde van de Dag – Kluwer
leontische stempel. Een bewijs ook dat het noor-
den en zuiden van Europa van origine Angelsaksi-
sche concepten anders invult. Een reden te meer
overigens om de invulling ervan in oostelijk Eu-
ropa verder onder de loep te nemen. Over de echte
impact van COP-veranderingen in de onderschei-
den steden is luidens de diverse bijdragen alsnog
ook minder bekend. Hoe het gesteld is met de eva-
luatie van beleid in het algemeen lijkt dan ook nog
een verder te onderzoeken topic.
Dat gaat in alle steden gepaard met een gestage
groei van de private sector. Of dat gebeurt ten
nadele van de publieke diensten is niet steeds dui-
delijk. Hierbij valt bovendien te noteren dat deze
privé-organisaties doorgaans beter internationaal
georganiseerd zijn dan de politie zelf. Bij de poli-
tiediensten is en blijft de ‘couleur locale’ zeer sterk
aanwezig. Het is overduidelijk (zie punt 1.) dat de
bestuursvorm in grote mate bepaalt welke textuur
aan dit weefsel kan/zal worden gegeven. Een bij-
komende interessante bevinding in dit verband
duikt op in relatie tot Berlijn en Parijs. Hoewel ze
onderling expliciet van bestuursvorm verschillen
(stadsstaat versus metropool onder nationaal ge-
zag), kenmerken deze twee metropolen zich door
een pluralisering in termen van een groeiende pri-
vate beveiligingssector, maar geenszins in termen
van niet-commerciële burgerinitiatieven. Niet-
commerciële burgerwachten bijvoorbeeld zijn in
Berlijn afgeschaft en ook in Parijs worden dit soort
zelfverdedigingsinitiatieven niet getolereerd of on-
dersteund. Pluralisering betekent met andere
woorden in grote mate een proces van privatise-
ring, een horizontale evolutie (op hetzelfde niveau)
in plaats van een verticale evolutie (naar beneden)
in de zin van een machtsverschuiving naar de bur-
gers. Pluralisering gaat, zo blijkt, hoegenaamd niet
gepaard met een informalisering van de sociale
controlefunctie, wel integendeel. Deze evolutie
lijkt dan niet meteen in relatie te staan tot de
bestuursvorm maar weerspiegelt een dynamiek in
relatie tot andere factoren.
Deze dynamiek lijkt vooral gelieerd te zijn met ver-
anderingen in de functie van deze metropolen van
productiecentrum naar dienstenaanbieder, en
waarvan het toerisme een van de meest zichtbare
verschijningsvormen is. Het gebruik van de open-
bare ruimte verandert hierdoor met steeds meer
nadruk op consumptie van goederen en diensten
en beleving van cultuur.6Is het in deze metropolen
dat de metafoor van de ‘laatmoderne’ of ‘vloeibare’
moderniteit zich manifesteert en waar persoonlijke
en economische relaties en identiteiten vorm krij-
gen, maar ook voortdurend veranderen? Alles wat
dat kan verstoren en bijvoorbeeld potentiële con-
sumenten van goederen en diensten afschrikt dient
aangepakt.7Openbare orde en bestuurlijke hand-
having, door politie en/of andere instanties won-
nen daardoor aan belang.8Concepten en discours
over COP en integrale veiligheid dien(d)en hierbij
als wegbereider. Lijkt hier ten slotte ook geen para-
dox in de maak: hoe meer er sprake is van (een
vertoog van) diffusering van de politie als organi-
satie, hoe meer eenvormig de politie als functie (en
daarbij horende taken) lijkt te worden, namelijk
vooral gericht op (bestuurlijke) handhaving van de
orde? Het is tenslotte hieruit dat de staat vooral nog
zijn legitimiteit kan halen.
Een andere paradox daarbij is dat ondanks de plu-
ralisering de reguliere publieke politie, los van hoe
die op zich is georganiseerd, in elk van de zeven
metropolen voorlopig een dominante speler blijft
op het veiligheidsdomein. Deze constatering be-
vestigt het gegeven dat een evolutie van govern-
ment naar governance inzake policing een differen-
tiatie impliceert maar ook vaak niet meer dan dat.
Het betekent met andere woorden niet meteen dat
de sturing, of in extremis het monopolie van de
overheid inzake dwang en geweld, zomaar aan an-
dere actoren wordt overgedragen.
Meer nog, het blijkt geen wet van Meden en Perzen
te zijn dat pluralisering tot meer onderlinge ver-
bondenheid en/of afhankelijkheid leidt en er zich
een vorm van netwerking voordoet tussen de di-
versiteit aan veiligheidsactoren die opduiken in
elke metropool (met uitzondering van de initiatie-
ven die thuishoren binnen het streven naar inte-
grale veiligheid). Er is in Barcelona bijvoorbeeld
geen functionele band tussen de publieke en de
private sector. In hoeverre er een doorgedreven sa-
menwerking is tussen publiek en privaat blijft in
de meeste gevallen onduidelijk; en soms is deze
samenwerking beperkt tot specifieke situaties of
ruimte (bv. voetbalstadions in Berlijn). Het lijkt
erop dat in elk van de bestudeerde metropolen de
bestuurlijke tradities van invloed blijven op de
constellaties die de uitkomst zijn van recente reor-
ganisaties zoals in Amsterdam waar de nationali-
sering voor uitdagingen blijft zorgen.
Een laatste punt, aansluitend hierbij, vormt de
blijkbaar relatieve ‘isolatie’ van de onderscheiden
steden, of minstens het feit dat er qua beleidsaan-
pak weinig naar elkaar wordt verwezen. Waar po-
litiechefs en burgemeesters internationaal bijvoor-
beeld wel af en toe bijeenkomen om beleid en de
professionele invulling ervan te bespreken, bij-
voorbeeld via meetings van ‘police chiefs and
mayors of capital cities’, zijn die naar verluidt niet
..............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................
6. Een citytrip naar Barcelona omvat niet alleen een dagje shoppen op de
Ramblas en Gran Via maar ook vaak ter verpozing een bezoekje aan een
kunstwerk van Gaudi en het bijwonen van een voetbalwedstrijd in Camp
Nou.
7. En wat in ruimere zin samenhangt met de ‘ontologische’ onzekerheid van
de risicosamenleving.
8. Met uitzondering van het probleem van de georganiseerde misdaad en de
strafrechtelijke aanpak ervan, maar daarop wordt in de besproken steden,
met uitzondering van Rome, maar beperkt ingegaan.
Besluit Policing in Europese metropolen
Kluwer – Orde van de Dag Orde van de Dag 2014/68 – 83
geneigd of bereid om het gezamenlijk leerproces
en de samenwerking met meer diepgang te organi-
seren. Gesprekken met de Belgische betrokkenen
leren dat dit vooral tot een sociaal en gezellig ge-
beuren beperkt blijft. Waar hoogstens op strate-
gisch niveau van gedachten wordt gewisseld, ont-
breekt met andere woorden vaak een meer op
tactisch en operationeel niveau gerichte kennisuit-
wisseling.
3. Nabeschouwing
Het samenstellen van dit themanummer was geen ge-
makkelijke opgave. De studie van zeven metropolen
heeft ons geleerd dat er over heel wat steden erg wei-
nig datamateriaal voorhanden is, zowel wat publieke
als wat private politie betreft. De diversiteit aan talen
heeft de interpretatie en integratie van dit materiaal
niet vergemakkelijkt. Er diende daarbij ook te worden
gezocht naar een gemeenschappelijke methodologie
om de respectieve situaties in de bestudeerde Euro-
pese metropolen te analyseren. De deelredactie is zich
dan ook bewust van de beperkingen die verbonden
zijn aan deze stedenstudie. Een meer systematische
analyse zou ongetwijfeld bijkomende inzichten kun-
nen opleveren, maar tegelijk ook een andere en meer
uitgebreide onderzoeksopzet vereisen en bijkomende
financiering. Die onderzoeksopzet zou er onder meer
in kunnen bestaan verder na te gaan welke factoren
(a.h.w. als onafhankelijke variabelen) het uitzicht en
de evolutie van de pluralisering (als afhankelijke vari-
abele) in de onderscheiden steden gestalte geeft en
welke effecten dat heeft voor de veiligheidszorg al-
daar. De nood aan het opmaken van een eerste stand
van zaken, zoals nu gebeurt, gaat hieraan echter vooraf
en sprak dan ook voor zich. Het is ook duidelijk ge-
worden dat vooral een historische, vergelijkende ana-
lyse van Europese metropolen inzichten over plural
policing kan aanvullen die tot nu toe hoofdzakelijk
zijn beschreven vanuit een Angelsaksische context.
Zulk project biedt ook een mooie gelegenheid om we-
tenschappers, beleidsmensen en leidinggevenden in
de organisaties samen te laten zoeken naar antwoor-
den op problemen die steeds meer om gedeelde en
evidence based praktijken vragen. Dit themanummer
is dan ook geen eindpunt maar een oproep en door-
start voor een verdere intensieve zoektocht naar pa-
tronen in de Europese diversiteit aan plural policing
en naar een verdere ontwikkeling van een Europese
sociologie van (evoluties in) sociale controle. Het is
duidelijk dat een dergelijke onderneming het best start
vanuit de studie van policing in Europese grootstede-
lijke omgevingen.
Besluit
84 – Orde van de Dag 2014/68 Orde van de Dag – Kluwer
ResearchGate has not been able to resolve any citations for this publication.
ResearchGate has not been able to resolve any references for this publication.