Content uploaded by Hessel Engelbregt
Author content
All content in this area was uploaded by Hessel Engelbregt on Jan 31, 2016
Content may be subject to copyright.
Content uploaded by Daniel Keeser
Author content
All content in this area was uploaded by Daniel Keeser
Content may be subject to copyright.
Tijdschrift voor Neuropsychologie 2010 jrg. 5 nr. 1 Artikelen
16Hessel Jan Engelbregt; Hersencentrum,
MSc. Afdeling Neuropsychologie Amsterdam
Gilles Kok; MSc. Vrije Universiteit,
Afdeling Klinische Neuropsychologie Amsterdam
Ruud Vis; MSc Vrije Universiteit,
Afdeling Klinische Neuropsychologie Amsterdam
Daniel Keeser; MSc Ludwig-Maximilian Universiteit & Technische Universiteit,
Neurologische Kliniek, München, Duitsland
Jan Berend Deijen; PhD Vrije Universiteit,
Afdeling Klinische Neuropsychologie Amsterdam
Correspondentieadres:
Drs. H.J. Engelbregt
Hersencentrum, locatie Amsterdam
Marnixstraat
Amsterdam
hessel@hersencentrum.nl
Instrumentele conditionering van
frontaalkwabactiviteit bij gezonde
jongvolwassenen
Een dubbelblind placebogecontroleerd onderzoek naar
eeg-neurofeedback1
Samenvatting
Neurofeedbacktraining (nft) is een methode waarvan wordt
gedacht dat het hersenactiviteit kan beïnvloeden. Over deze
techniek die veelal door psychologen wordt gebruikt, zijn veel
publicaties verschenen in wetenschappelijke tijdschriften. Toch
heeft nft binnen de psychologische en neurowetenschappelijke
gemeenschap een status die in het gunstigste geval marginaal
kan worden genoemd. Mogelijk is dit het gevolg van methodolo-
gische beperkingen die alle gepubliceerde onderzoeken naar nft
kenmerkt.
In dit artikel beschrijven we een dubbelblind, placebogecontro-
leerd onderzoeksdesign. Dit design hebben we getoetst op prak-
tische haalbaarheid door middel van een studie bij een groep
van 25 gezonde studenten. Hierbij kreeg een controlegroep (n
= 12) een pseudo-nft. De experimentele groep (n = 10) kreeg nft
ter verhoging van frontale beta-activiteit (12-18 Hz) en inhibitie
van de frequentieband 35-45 Hz. Dit leidde niet tot een duidelijk
Instru mentele conditionering van frontaalkwab activiteit bij gezonde jon gvolwasse nen 17
Tijdschrift voor Neuropsychologie 2010 jrg. 5 nr. 1 Artikelen
verbeterd cognitief presteren, wel tot de verwachte veranderin-
gen in hersenactiviteit tijdens de behandeling.
Op basis van deze methodologische toets denken we dat onze
aanpak een haalbare oplossing biedt voor de methodologische
problemen uit het verleden. nft is daarmee een toetsbaar feno-
meen, volgens huidige evidence-based maatstaven.
Inleiding
Zowel ‘gelovers’ als ‘niet-gelovers’ beroepen zich bij hun meningen over neurofeedback-
training () op publicaties die in meer of mindere mate wetenschappelijk kunnen wor-
den genoemd. Een methodologisch probleem van de bestaande onderzoeken dat door
beide kampen wordt onderkend, is gebrek aan een representatief placebogecontroleerd
onderzoek. Dit terwijl de -methodiek reeds in voor het eerst werd toegepast
(Sterman e.a., ).
Er bestaan diverse argumenten voor de opvatting dat het opzetten van placeboge-
controleerd onderzoek moeilijk haalbaar is. De meest gebruikten hiervan zijn: ‘het is
ethisch niet verantwoord om zieke mensen een langdurig placebotraject aan te bieden’
en ‘het is moeilijk om de conditie van de deelnemers geheim te houden’ (mensen merken
dat ze in de controlegroep zitten). Hoewel dit relevante argumenten zijn, geeft het sinds
veertig jaar wereldwijd wachten op een evidence-based onderzoek volgens de huidige
medische richtlijnen reden tot twijfel over de relevantie van de techniek. Meerdere pu-
blicaties – waaronder die van Huitema en Eling in dit tijdschrift (Huitema & Eling,
) – geven reden tot twijfel aan de motivaties van onderzoekers uit het veld. Feit is
dat verreweg de meeste, zo niet alle onderzoeken naar de eectiviteit van zijn ge-
publiceerd door (nancieel) belanghebbenden. Het zou gunstig zijn voor de beoordeling
van de daadwerkelijke waarde van eerdere publicaties wanneer volledig onafhankelijke
onderzoeksgroepen enkele onderzoeken repliceren.
Een methodologische vogelvlucht door eerdere studies
Dubbelblind onderzoek is volgens therapeuten uit het veld problematisch (onder ande-
ren Kotchoubey e.a., )). Hoewel zij met dubbelblind onderzoek meenden te kun-
nen controleren voor alle non-specieke eecten van , redeneren zij dat zowel de
onderzoekers als de proefpersonen er snel zullen achterkomen of zij een echte of een
neptraining krijgen.
Dit laatste argument voerden Vernon e.a. () aan voor de keuze van een wachtlijst
als controleconditie. Hoewel dit een oplossing biedt voor met name het probleem van het
hertest-fenomeen zijn in deze opzet de onderzoekers en de deelnemers niet blind voor de
onderzoekscondities en wordt derhalve niet gecontroleerd voor placebo-eecten.
Angelakis e.a. hebben in een enkelblind pilot-onderzoek beschreven bij gezonde
ouderen. Een van de drie deelnemers uit de controlegroep volgde een pseudoneurofeed-
backtraining. Terwijl de deelnemer in de veronderstelling was dat hij volgde, keek
hij feitelijk naar een eerder geregistreerde van een ander individu. De proefpersoon
gaf aan dat de training hem niet eectief leek en dat hij het verwarrend vond. Een nadeel
van deze techniek lijkt daarbij dat het moeilijk is om de placeboconditie voor de proef-
Tijdschrift voor Neuropsychologie 2010 jrg. 5 nr. 1 Artikelen
Hessel Jan Engelbregt e. a. 18
leider geheim te houden. Dit onder meer doordat de bij ons bekende -computer-
programma’s een licht afwijkend scherm tonen wanneer wordt gekeken naar een eerder
opgenomen training.
Volgens Fuchs e.a. () moet een complete en valide opzet voor -onderzoek
onder meer bestaan uit een deugdelijke controleconditie, random toewijzing aan een on-
derzoeksgroep, elektro-encefalogram- oftewel -metingen en voldoende deelnemers.
Tot op heden is er slechts één publicatie die volgens ons voldoet aan al deze methodologi-
sche eisen. Hoedlmoser e.a. beschrijven eind een onderzoek met een representatieve
controleconditie. Hun placeboconditie bestaat uit feedback op toevalsbasis bij toename
van drie Hz. frequentiebanden binnen de frequenties van tot Hz. (Hoedlmoser e.a.,
). Het voordeel van deze placebo-opzet is dat proefpersonen in de placeboconditie
ervaren dat ze een echte training krijgen. Hiermee valt het argument weg dat proefper-
sonen erachter komen dat ze in een placeboconditie zitten. Echter, een nadeel van deze
procedure is dat geen sprake is van een passieve placeboconditie; er is namelijk nog steeds
sprake van een werkelijke reactie van de apparatuur op fysiologische kenmerken van de
proefpersonen in de placeboconditie. Zolang niet geheel duidelijk is wat het werkzame
mechanisme is van lijkt iedere vorm van actieve feedback niet met zekerheid als
placeboconditie te kunnen worden aangemerkt.
Huidige onderzoek: Placebogecontroleerd, ‘triple blind’
In het huidige onderzoek wordt het eect van neurofeedback vastgesteld op basis van
neuropsychologische functies en -activiteit. Het meet elektrostatische afgeleiden
van hersenactiviteit. De cognitieve functies betreen cognitieve vaardigheden waarvan
bekend is dat de prefrontale cortex hierbij een belangrijke rol speelt. Voor de trainingen
is echter gekozen voor een locatie die iets verder verwijderd is van de ogen en voorhoofd-
spieren, welke sterk interfererende artefactbronnen zijn in een . De primaire aanname
bij het onderzoek is dat de frontaalkwab op volwassen leeftijd een plastisch gedeelte van
het brein is en dat een verhoging van frontale bèta-activiteit leidt tot verhoogde frontale
arousal en hierdoor tot verbeterde cognitieve prestaties. De hypothese is dat waar-
bij frontale bèta-activiteit wordt beloond, leidt tot verhoging van deze activiteit, en als
gevolg hiervan cognitieve frontaalfuncties verbetert.
Methode
Deelnemers
Aan dit onderzoek deden zes gezonde mannelijke en negentien gezonde vrouwelijke
eerstejaarspsychologiestudenten van de Vrije Universiteit te Amsterdam mee. Deelname
was in het kader van een vijf uur verplicht proefpersoonschap in het eerste studiejaar.
Drie deelnemers zijn gedurende het onderzoek uitgevallen, één man uit de controlegroep
en twee vrouwen uit de interventiegroep. De interventiegroep bestond uit drie mannen
en zeven vrouwen (gemiddelde leeftijd , jaar, ,, range tot jaar) en de contro-
legroep uit twee mannen en tien vrouwen (gemiddelde leeftijd , jaar, ,, range
tot jaar).
Instru mentele conditionering van frontaalkwab activiteit bij gezonde jon gvolwasse nen 19
Tijdschrift voor Neuropsychologie 2010 jrg. 5 nr. 1 Artikelen
Meetinstrumenten en apparatuur
Er is gebruikgemaakt van de verkorte Groninger Intelligentie Test (-) en digitale
tests uit het testprogramma Testverwerker van Digoloog. In totaal zijn dertien taken
afgenomen bij de voor- en nameting, te weten:
Verkorte versie van de - (Luteijn & Barelds, ) bestaande uit de volgende zes
subtests:
1. Matrijzen, logisch redeneren met verbaal materiaal.
2. Woordenlijst, verbaal begrip.
3. Woord opnoemen, verbale vloeiendheid.
4 Cijferen, rekenvaardigheid.
5.. Figuur ontdekken, waarnemingsintelligentieaspect.
6. Legkaarten, ruimtelijk inzicht.
De samengestelde testbatterij in het programma Digoloog (Engelbregt e.a., )
bestond uit de volgende cognitieve taken:
1. Getallenreeksen: meerdere getallen (bestaande uit oplopend aantal cijfers) tegelijkertijd
op scherm.
2. Cijferreeksen: één getal (bestaande uit oplopend aantal cijfers) tegelijkertijd op het
scherm.
3. Doolhoven. De deelnemers kregen in totaal negen doolhoven gepresenteerd, oplopend
in moeilijkheidsgraad.
4. Stroop klik op kleur. Dit betreft een digitale versie van de Strooptaak (Stroop, ). De
deelnemers kregen een kleurwoord te zien, geschreven in een andere kleur. Er kon een
keuze gemaakt worden uit diverse kleurantwoorden. De deelnemers dienden de kleur
aan te klikken corresponderend met de kleur waarin het woord geschreven was.
5. Stroop klik op woord. Ook deze taak is een digitale variant op de klassieke Strooptaak
(Stroop, ). Ditmaal dienden de deelnemers te klikken op het kleurwoord, corres-
ponderend met de kleur waarin het targetwoord was geschreven.
6. Foto’s herkennen. Deelnemers kregen in de eerste trial achtereenvolgens zes afbeel-
dingen te zien, die ieder vijf seconden zichtbaar waren. In de tweede trial dienden zij
vervolgens zes maal uit een verzameling van vier afbeeldingen de afbeelding te kiezen
die hun in de eerste trial was aangeboden.
7. Inhibitietaak. Deelnemers dienden zo snel mogelijk op de ‘O’ van het toetsenbord te
drukken wanneer zij een zwarte ‘O’ zagen op het beeldscherm. Zodra zij gedrukt had-
den verscheen vervolgens een rode ‘Q’ of wederom een zwarte ‘O’ op het beeldscherm.
Voor de -metingen is een Truscan-systeem met kanalen gebruikt in combinatie
met een elektrodencap van Electrocap International met negentien elektrodes. Voor de
neurofeedbacktrainingen is een --systeem met vier kanalen gebruikt die via een
laptop, een hoofdtelefoon en inch-beeldscherm feedback gaf aan de proefpersonen.
Neurofeedbackprocedure
De baseline-meting werd één week voorafgaand aan de neurofeedbacktrainingen verricht,
de tweede meting vond plaats binnen één week na de laatste training. Het werd gere-
Tijdschrift voor Neuropsychologie 2010 jrg. 5 nr. 1 Artikelen
Hessel Jan Engelbregt e. a. 20
gistreerd tijdens twee condities, ogen open () en ogen dicht (). De vond een- of
tweemaal per week plaats en er werd gestreefd naar vijftien trainingen per persoon. Het
gemiddeld aantal trainingen voor de experimentele groep was , en voor de controle-
groep ,. De training was erop gericht om binnen het meetbereik van de elektrode op
het midden van de frontale kwab (Fz, volgens het internationale - systeem voor het
plaatsen van elektroden) de amplitude van de activiteit binnen de bètafrequentieband (-
Hz) te verhogen. Daarnaast dienden de deelnemers activiteit tussen de en Hz te
onderdrukken. Dit om te voorkomen dat spiercontracties in het gezicht werden beloond.
Een trainingsessie nam in totaal minuten in beslag. Gedurende één minuut werd
het baseline-signaal bepaald in - en -conditie. De training bestond uit tien spelle-
tjes van elk drie minuten. De proeeider paste ad hoc de beloningsparameters aan, zodat
de score per spelletje rond een waarde van zou schommelen.
Het -systeem leverde auditieve en visuele feedback via een koptelefoon en het
beeldscherm. Een voorbeeld van visuele feedback is het spel waarin een doljn begint te
zwemmen zodra de activiteit binnen de frequentieband - Hz boven een gesteld crite-
rium reikt. Als deze situatie lang genoeg aanhoudt, wordt als beloning een punt verdiend.
De proeeider paste ad hoc de beloningsparameters aan, zodat de score per spelletje
rond een waarde van zou schommelen. Via beeldscherm en hoofdtelefoon ontvingen
deelnemers uit de controlegroep de feedback van de deelnemers uit de interventiegroep.
Omdat in de controlegroep een beloning niet correspondeerde met de juiste verandering
in hersenactiviteit, leren de deelnemers niet hoe zij hun bèta-activiteit moeten verhogen.
Er werd gestreefd naar vaste trainingskoppels; een deelnemer uit de interventiegroep
werd tegelijk getraind met iemand uit de controlegroep. Tussen de twee proefpersonen in
stond een hoog scherm, waardoor zij elkaar niet konden zien tijdens de training. De proef-
leider nam achter de proefpersonen plaats. Als het niet mogelijk was om een combinatie in
stand te houden, werd een deelnemer uit de interventiegroep alleen getraind of werd een
deelnemer uit de controlegroep gekoppeld aan de feedback van één van de proeeiders.
Er waren twee proeeiders; een ‘blinde’ proeeider paste de parameters aan en beves-
tigde de elektrodes en de andere maakte de apparatuur klaar, sloot de elektrodes hierop
aan en bepaalde wie op welke plek moest gaan zitten. Deelnemers die informeerden naar
de controleconditie werd uitgelegd dat dit een wachtlijst betrof. Geen enkele deelnemer
gaf na aoop aan te twijfelen over de echtheid van de training.
Selecties eeg
-metingen werden voorafgaand aan kwantitatieve analyse door een neuroloog ge-
screend op epileptische activiteit en focale problematiek. Bij geen van de deelnemers
bleek hiervan sprake. Dataselectie voor kwantitatieve -analyse is gedaan door een
neuropsycholoog. Deze data zijn gecontroleerd door een tweede onafhankelijke -
expert.
In verband met interferentie in de -data, zoals artefacten als gevolg van spier-
bewegingen, is het aantal bruikbare -metingen ter vergelijking van de voor- en na-
meting voor de interventiegroep gereduceerd tot een totaal van acht, voor zowel - als
de -conditie. De controlegroep bestond na selectie uit zes deelnemers in de -condi-
tie en acht deelnemers in de -conditie.
Instru mentele conditionering van frontaalkwab activiteit bij gezonde jon gvolwasse nen 21
Tijdschrift voor Neuropsychologie 2010 jrg. 5 nr. 1 Artikelen
Resultaten
Intelligentieonderzoek
Bij het vergelijken van de prestaties op de verkorte - zijn de -scores als afhanke-
lijke variabelen gebruikt. Voor beide onderzoeksgroepen zijn de groepsgemiddelden uit
de voor- en de nameting met elkaar vergeleken. Een hoofdeect werd gevonden voor de
factor tijd. Beide groepen scoorden hoger op de nameting (F(,) = ,, p = ., partiële
η2 = .). De gemiddelde -score op de voormeting van beide onderzoeksgroepen teza-
men bedroeg , (sd = ,). Op de nameting was het gemiddelde , (sd = ,).
Een interactie-eect tussen de factor groep en tijd op is niet gevonden. De inter-
ventiegroep liet geen hogere stijging zien dan de controlegroep (F(,) = ,, p = .,
partiële η2 = .).
Cognitieve taken, afzonderlijke subtesten
Bij het vergelijken van de standaardscores op de afzonderlijke subtesten is alleen een
signicante interactie gevonden tussen de factoren Meting en Groep bij het onderdeel
Figuur ontdekken (F(,) = ,, p = . en partiële η2 =.). Bij de interventiegroep
werd een verbetering gevonden (t() = ,, p < ,. De gemiddelde score in de inter-
ventiegroep steeg bij deze test signicant van M = , (sd = ,) op de voormeting naar
M = , (sd = ,) op de nameting. Voor de controlegroep gold een kleinere signicante
stijging, namelijk van M = , (sd = ,) op de voormeting naar M = , (sd = ,) op
de nameting (t() = ,, p =.), zie Figuur . Voor de overige subtesten zijn geen signi-
cante interacties gevonden, ook niet na verwijdering van uitbijters ( > sd, één persoon).
TABEL 1 Gemiddelde scores ± standaarddeviaties (sd) op de Digoloog-tests.
experimenteel controle
voor na voor na
Doolhoven (sec) 187,03 ± 25,9186,15 ± 32,5191,42 ± 80,43 185,98 ± 66,1
Aandacht (tijd) 65,66 ± 17,555,95 ± 9,056,07 ± 11,158,60 ± 17,2
Getallenreeks (goed) 3,0± 0,03,5± 0,71 3,36 ± 0,81 3,55 ± 0,52
Cijferreeks (goed) 5,5± 0,71 5,90 ± .74 5,00 ± 0,05,91 ± 1,04
Stroop kleur (goed) 19,10 ± 1,91 19,78 ± 0,44 19,73 ± 0,65 19,0± 1,90
Stroop woord (goed) 17,1± 6,12 17,8± 6,27 19,27 ± 2,119,45 ± 0,93
Foto’s (goed) 5,50 ± 0,07 5,60 ± 0,52 5,55 ± 0,69 5,67 ± 0,47
FIGUUR 1 Gemiddelde standaardscores
op de git-2 subtest Figuur ontdekken op
de baseline en na behandeling.
git-score
Tijdschrift voor Neuropsychologie 2010 jrg. 5 nr. 1 Artikelen
Hessel Jan Engelbregt e. a. 22
De gemiddelde scores op de Digoloog-tests zijn weergeven in Tabel . Gezien het relatief
grote aantal afhankelijke variabelen is het waarschijnlijk dat sprake is van een toevals-
bevinding.
eeg
Individuele getransformeerde -selecties van voor- en nameting werden voor beide
groepen met elkaar vergeleken door middel van paired t-tests met behulp van Neuro-
guide .. Normative Database en Neurobatch (Collura e.a., ). Overige analyses
(inclusief diverse correcties zoals Bonferroni) werden bij het huidige onderzoek niet
gedaan. De -condities ogen-open () en ogen-dicht () werden apart geanaly-
seerd. De -nametingen werden vergeleken met de -voormeting. Hierbij werd per
groep gekeken naar powerveranderingen van de bèta-activiteit, op absoluut en op ratio-
niveau. Met de power wordt bedoeld de wortel van de gekwadrateerde amplitude van de
frequentie. Op deze manier kan de power alleen positieve waarden aannemen (atcher,
). Met de ratiowaarde wordt de verhouding tussen bèta- en gamma-activiteit (-
Hz en - Hz) aangeduid. Door het gebruik van het Low-passlter zal de gammafre-
quentie reiken tot Hz.
De uitkomst van de paired t-Tests wordt weergegeven in een signicantie waarde
(p-waarde). Er is tweezijdig getoetst, alle uitslagen beneden een alpha van worden
beschouwd als een signicante af- of toename.
‘Ogen open’-conditie
Hieronder volgt een overzicht van de uitkomsten van de statistische analyse van de -
data, uit de -conditie, op absoluut niveau voor de interventiegroep (Tabel ) en de
controlegroep (Tabel ). In de tabellen wordt een onderscheid gemaakt tussen bèta (-
Hz), high bèta (- Hz), bèta (- Hz), bèta (- Hz) en bèta (- Hz).
TABEL 2 Absolute power van de interventiegroep in de oo-conditie. Significante verschillen van
de nameting ten opzichte van de voormeting zijn dikgedrukt. Met de grijze achtergrond wordt een
significante verhoging van de betreffende activiteit aangeduid.
linkerhemisfeer
bèta high bèta bèta 1bèta 2bèta 3
FP1 0,488 0,594 0,181 0,199 0,544
F3 0,386 0,497 0,088 0,237 0,525
C3 0,176 0,146 0,019 0,664 0,281
F7 0,279 0,149 0,665 0,418 0,248
rechterhemisfeer
bèta high bèta bèta 1bèta 2bèta 3
FP2 0,094 0,461 0,030 0,027 0,145
F4 0,816 0,729 0,177 0,634 0,890
C4 0,320 0,261 0,166 0,967 0,404
F8 0,770 0,628 0,761 0,874 0,676
centraal
bèta high bèta bèta 1bèta 2bèta 3
FZ 0,101 0,605 0,135 0,043 0,249
CZ 0,350 0,137 0,009 0,706 0,302
Instru mentele conditionering van frontaalkwab activiteit bij gezonde jon gvolwasse nen 23
Tijdschrift voor Neuropsychologie 2010 jrg. 5 nr. 1 Artikelen
TABEL 3 Absolute power van de controlegroep in de oo -conditie. Significante verschillen van de
nameting ten opzichte van de voormeting zijn dikgedrukt. In deze conditie zijn alleen significante
verlagingen van bèta-activiteit gevonden.
linkerhemisfeer
bèta high bèta bèta 1bèta 2bèta 3
FP10,040 0,111 0,124 0,020 0,051
F3 0,078 0,086 0,360 0,043 0,077
C3 0,084 0,037 0,513 0,108 0,037
F70,018 0,047 0,092 0,011 0,021
rechterhemisfeer
bèta high bèta bèta 1bèta 2bèta 3
FP2 0,084 0,072 0,582 0,063 0,068
F4 0,102 0,125 0,468 0,112 0,087
C40,004 0,027 0,001 0,029 0,004
F80,010 0,019 0,137 0,008 0,009
centraal
bèta high bèta bèta 1bèta 2bèta 3
FZ 0,282 0,149 0,894 0,117 0,085
CZ 0,440 0,063 0,808 0,588 0,158
Er zijn stijgingen gevonden van bèta-activiteit op en z. In de controlegroep zijn
alleen signicante dalingen van bèta-activiteit gevonden. Signicante verschillen van de
nameting ten opzichte van de voormeting zijn dikgedrukt. Met de grijze achtergrond
wordt een signicante verhoging van de betreende activiteit aangeduid na aoop van
de trainingen.
‘Ogen dicht’-conditie
Er zijn in de interventiegroep signicante toenames gevonden van bèta-activiteit ver-
spreid over de temporale, pariëtale en frontale delen van het brein. In de controlegroep is
een afname van bèta-activiteit gevonden op T (linkstemporaal).
Hieronder volgt een overzicht van de resultaten van de absolute power in de -
conditie van de interventiegroep (Tabel ) en de controlegroep (zie Tabel ) gemeten ter
hoogte van frontale en centrale gebieden. Signicante verschillen van de nameting ten
opzichte van de voormeting zijn dikgedrukt. Met de grijze achtergrond wordt een sig-
nicante verhoging van de betreende activiteit aangeduid na aoop van de trainingen.
TABEL 4 Absolute power van de interventiegroep in de od-conditie. Significante verschillen van
de nameting ten opzichte van de voormeting zijn dikgedrukt. Met de grijze achtergrond wordt een
significante verhoging van de betreffende activiteit aangeduid.
linkerhemisfeer
bèta high bèta bèta 1bèta 2bèta 3
FP1 0,051 0,063 0,027 0,067 0,078
F30,026 0,075 0,048 0,007 0,069
C3 0,788 0,718 0,394 0,656 0,912
F7 0,156 0,186 0,084 0,130 0,210
Tijdschrift voor Neuropsychologie 2010 jrg. 5 nr. 1 Artikelen
Hessel Jan Engelbregt e. a. 24
rechterhemisfeer
bèta high bèta bèta 1bèta 2bèta 3
FP20,023 0,033 0,007 0,0013 0,145
F4 0,130 0,419 0,042 0,168 0,369
C4 0,777 0,678 0,459 0,443 0,944
F8 0,105 0,104 0,012 0,039 0,391
centraal
bèta high bèta bèta 1bèta 2bèta 3
FZ 0,013 0,088 0,007 0,010 0,037
CZ 0,519 0,754 0,240 0,307 0,751
TABEL 5 Absolute power van de controlegroep in de OD-conditie. Significante verschillen van de
nameting ten opzichte van de voormeting zijn dikgedrukt. In deze conditie zijn geen significante
verschillen in bèta-activiteit gevonden.
linkerhemisfeer
bèta high bèta bèta 1 bèta 2bèta 3
FP1 0,345 0,508 0,284 0,259 0,412
F3 0,252 0,326 0,221 0,208 0,308
C3 0,362 0,904 0,481 0,190 0,580
F7 0,692 0,673 0,850 0,700 0,577
rechterhemisfeer
bèta high bèta bèta 1bèta 2bèta 3
FP2 0,224 0,426 0,160 0,186 0,244
F4 0,434 0,398 0,614 0,343 0,405
C4 0,842 0,396 0,700 0,869 0,244
F8 0,245 0,618 0,327 0,552 0,176
centraal
bèta high bèta bèta 1bèta 2bèta 3
FZ 0,715 0,483 0,834 0,760 0,740
CZ 0,487 0,892 0,488 0,492 0,459
Ratio bèta/gamma
De analyse van de verhouding tussen de absolute power van bèta- en gamma-activiteit
(= - Hz/- Hz) laat een signicante toename zien op locatie z in de interven-
tiegroep in de -conditie (p = ,). In dezelfde groep wordt in de -conditie geen
signicante toename van de bèta/gammaratio gevonden. In de controlegroep zijn voor
beide condities, en , geen signicante resultaten gevonden.
De signicante toename van de bèta/gammaratio op z wordt veroorzaakt door een
verhoging van de absolute power van bèta-activiteit (- Hz). Er is geen toename van
de absolute power van frequenties - Hz op z.
Discussie en aanbevelingen
Bruikbaarheid van het huidige onderzoeksdesign
In deze studie wordt een nieuwe onderzoeksmethode van neurofeedbacktrainingen
getoetst op relevantie en werkbaarheid. Voor onderzoek bij gezonde proefpersonen is de
methodiek grotendeels succesvol gebleken.
Instru mentele conditionering van frontaalkwab activiteit bij gezonde jon gvolwasse nen 25
Tijdschrift voor Neuropsychologie 2010 jrg. 5 nr. 1 Artikelen
Na aoop gaf geen enkele deelnemer aan te twijfelen over de echtheid van de trai-
ning. Zowel de deelnemers uit de controle- als uit de interventiegroep leken gemotiveerd
te blijven en er was geen verschil in opkomstpercentage. Hiermee lijkt een belangrijk
argument tegen gebruikmaking van een placebogroep te zijn afgevallen. Of dit ook in-
derdaad in dezelfde mate geldt voor patiënten, zal in verder onderzoek moeten blijken.
Daarom zou het interessant zijn om op een kwantitatieve wijze een beeld te krijgen van
de subjectieve ervaringen van de deelnemers met betrekking tot de trainingen. Dit zou
kunnen door alle deelnemers na de laatste training een cijfer te laten geven over hun
verwachting van het eect of de mate waarin ze het gevoel hadden dat ze beter werden
in de trainingen.
Na verloop van enkele trainingen bleek de conditie van de deelnemers voor de proef-
leiders inzichtelijk te zijn. Een suggestie voor toekomstig onderzoek is het situeren van
de proeeider in een separate ruimte tijdens de trainingen, terwijl een tweede proeeider
de subjecten begeleidt en observeert. Het scheiden van proeeiders en -analytici is
een eenvoudig en doeltreend middel gebleken om de conditie van de subjecten blind te
houden bij verwerking van de data.
Voor het meten van eecten van bij medische aandoeningen kan worden ge-
kozen voor een cross-over-design, waarbij proefpersonen op verschillende tijden zowel
in de controle- als experimentele conditie zijn ingedeeld. Een deel van het ethisch di-
lemma met betrekking tot het onbehandeld laten van medische aandoeningen vervalt
dan. Bijkomende methodologische voordelen zijn dat het aantal proefpersonen relatief
klein kan blijven en dat therapie-interacties zowel op groeps- als individueel niveau kun-
nen worden gemeten. Overwogen kan worden om een derde groep proefpersonen in het
onderzoek op te nemen die voor de overige proefpersonen zichtbaar in een placebogroep
zijn ingedeeld. Zij kunnen bijvoorbeeld in een aangrenzende ruimte naar een lm kijken.
Om toekomstige studies op te zetten met een groter aantal proefpersonen, geven we
de suggestie om meer dan twee proefpersonen tegelijk te trainen. Hiermee vervalt een
belangrijk argument tegen een dergelijke opzet van -studies, namelijk de arbeidsin-
tensiviteit voor de proeeiders.
Voor de toetsing van het design is impliciet het eect onderzocht van frontale bèta-
training op cognitieve prestaties en het bij gezonde proefpersonen. Paired t-tests
van -metingen voorafgaande aan de trainingen en na aoop ervan tonen een eect,
terwijl duidelijke veranderingen in cognitie zijn uitgebleven. Het is dus op basis van deze
resultaten de vraag of veranderingen die worden gemeten met q een voorspelbaar
eect hebben op cognitieve vaardigheden, en daarmee een voorspelbare relevantie voor
de dagelijkse praktijk. Er is een toename van bèta-activiteit gevonden op de getrainde
locatie, zowel in de - als de -conditie. Daarnaast werden er in beide condities (
en ) ook toenames van bèta-activiteit (- Hz) gevonden op en . Deze resul-
taten zijn niet gevonden in de controlegroep. Voor denitieve resultaten zijn onder meer
Bonferroni-correcties en Anova-analyses noodzakelijk. In verband met de aard van het
huidig onderzoek en beperkingen in het gebruikte programma voor -analyse zijn
deze aanvullende analyses nog niet gedaan. Daarbij is het niet duidelijk of de gemeten
eecten op het ook bij follow-up-meting aanwezig zijn; de laatste -metingen
zijn immers binnen een week na de laatste training gemaakt.
Tijdschrift voor Neuropsychologie 2010 jrg. 5 nr. 1 Artikelen
Hessel Jan Engelbregt e. a. 26
Kotchoubey e.a. () meenden dat het gebruik van een dubbelblinde opzet met
pseudoneurofeedbacktraining niet haalbaar is omdat dit door zowel de deelnemers als de
onderzoekers snel wordt ontdekt. Onze conclusie daarentegen is dat het mogelijk is om
een proeeider blind te houden voor de conditie van de subjecten wanneer goede afspra-
ken worden gemaakt met een tweede proeeider die verder geen contact heeft met de
proefpersonen. Daarbij bleek het niet problematisch om de trainingsconditie verborgen
te houden voor de deelnemers.
Conclusie
Het huidige onderzoek kan worden beschouwd als maatstaf voor toekomstig placebo-
gecontroleerd -onderzoek naar . De praktische uitvoering van pseudoneurofeed-
backtrainingen is met succes getest. Het geïntroduceerde trainingsprotocol leidde daarbij
gedeeltelijk tot het verwachte eect op basis van eerste analyses. De -analyse toonde
in de interventiegroep een versterking van bèta-activiteit in de frontaalkwab aan binnen
een week na aoop van de laatste training terwijl dit niet werd gereecteerd door verbe-
tering van prestaties op cognitieve taken. De relevantie voor het dagelijks leven van de
gevonden -veranderingen is derhalve onbekend. Er is ook nog geen follow-up-meting
gedaan, waardoor het onduidelijk is of de gevonden veranderingen van blijvende aard zijn.
Noot
Wij bedanken C. de Jong msc. en M.A. Stobbe-
Meijers msc. voor hun praktische bijdrage.
Literatuur
Angelakis, E., Stathopoulou, S., Frymiare, J.L.,
Green, L., Lubar, J.F. & Kounious, J. ().
neurofeedback: A brief overview and an example
of peak alpha frequency training for cognitive
enhancement in the elderly. e clinical neuropsy-
chologist, , -.
Collura, T.F., atcher, R.W., Smith, M.L., Lambos,
W.A. & Stark, C.R. (). Biofeedback
training using Z-scores and a normative data-
base. In: W. Evans, T. Budzynski, H. Budzynski
& A. Arbanal (red.), Introduction to q eeg and
Neurofeedback: Advanced theory and applications
(th ed). New York: Elsevier.
Engelbregt, H.J., Promes, V.H.L. & Radocz, N.
(). Handleiding testinstrument Digoloog. Alk-
maar: Digoloog, Hogeschool van Amsterdam.
Fuchs, T., Birbaumer, N., Lutzenberger, W., Gru-
zelier, J.H. & Kaiser, J. (). Neurofeedback
treatment for attention-decit/hyperactivity
disorder in children: A comparison with methyl-
phenidate. Applied Psychophysiology and Biofeed-
back, , -.
Hoedlmoser, K., Pecherstorfer, T., Gruber, G., An-
derer, P., Doppelmayr, M., Klimesch, W. &
Schabus, M. (). Instrumental conditioning
of human sensorimotor rhythm (- Hz) and
its impact on sleep as well as declarative learning.
Sleep, (), -.
Huitema, R. & Eling, P. (). Neurofeedback, wat is
het waard? Tijdschrift voor Neuropsychologie, , -.
Kotchoubey, B., Strehl, U., Uhlmann, C., Holzapfel,
S., Konig, M., Froscher, W., Blankenhorn, V. &
Birbaumer, N. (). Modication of slow corti-
cal potentials in patients with refractory epilepsy:
A controlled outcome study. Epilepsia, , -.
Luteijn, F. & Barelds, D.P.F. (), Handleiding
Groninger Intelligentie Test. Lisse: Swets & Zeit-
linger.
Sterman, M.B., Wyrwicka, W. & Roth, S. ()
Electrophysiological correlates and neural sub-
strates of alimentary behavior in the cat. Annals
of the New York Academy of Sciences, , -.
Stroop, J.R. (). Studies of interference in serial
verbal reactions. Journal of Experimental Psychol-
ogy, , -.
atcher, R.W. (). Normative databases and
biofeedback. Journal of Neurotherapy, (),
-.
Vernon, D., Egner, T., Cooper, N., Compton, T.,
Neilands, C., Sheri, A. & Gruzelier, J. ().
e eect of training distinct neurofeedback
protocols on aspects of cognitive performance.
International journal of psychophysiology, , -.