ArticlePDF Available

Hotso Spanninga, Gulden vrijheid? Politieke cultuur en staatsvorming in Friesland, 1600-1640

Authors:
© 2013 Royal Netherlands Historical Society | KNHG
Creative Commons Attribution 3.0 Unported License
URN:NBN:NL:UI:10-1-109986 | www.bmgn-lchr.nl | E-ISSN 2211-2898 | print ISSN 0615-0505
BMGN - Low Countries Historical Review | Volume 128-3 (2013) | review 67
Hotso Spanninga, Gulden vrijheid? Politieke cultuur en staatsvorming in Friesland, 1600-
1640 (Dissertatie Leiden 2012; Hilversum: Verloren, 2012, 463 pp., ISBN 978 90 8704 296 7).
In deze zeer vlot geschreven uitgave van zijn proefschrift dat hij in juni 2012 verdedigde
aan de Universiteit Leiden, biedt Hotso Spanninga een grondige bespreking van de
politieke geschiedenis van Friesland tijdens de eerste helft van de zeventiende eeuw.
Friesland was na Holland het tweede meest welvarende gewest van de Republiek der
Verenigde Provinciën, en moest dan ook een wezenlijke bijdrage een aandeel van ruim
tien procent leveren aan de oorlogsinspanningen. Friesland voldeed echter nauwelijks
aan die financiële verplichtingen. Dat gold wel voor meer gewesten, maar Friesland
spande de kroon. In 1637 bedroeg de Friese schuld aan de generaliteit 6,5 miljoen gulden
ofwel tweemaal de jaarlijkse opbrengst van de Hollandse inkomsten uit gemene middelen
en verponding (415). De discussies en conflicten naar aanleiding hiervan vormen de rode
draad van het boek.
In zijn inleiding beargumenteert de auteur overtuigend dat Friesland een
bijzondere casus van vroegmoderne politieke cultuur betreft. De mate waarin de Friezen
hun autonomie en ‘vrijheid’ binnen het bestel van de Republiek nastreefden, is inderdaad
erg bijzonder. Dat had volgens de auteur te maken met de specifiek politiek-institutionele
voorgeschiedenis van het gewest en met de ongewoon brede participatie aan
besluitvormingsprocessen. In de historiografie is al uitgebreid besproken hoe de
Republiek gekenmerkt werd door een relatief brede deelname van sociaal-politieke
groepen aan de besluitvorming.
In de literatuur is daarbij veel aandacht gegaan naar het gewest Holland. Ook daar
was er veel discussie en getouwtrek vooraleer beslissingen werden getroffen. Al met al
werd echter door de kunst van ‘recommanderen’ en ‘persuasie’ wel mogelijk gemaakt dat
de belastingdruk er enorm steeg. De vele discussies en de particuliere
belangenbehartiging die in Holland aan de basis van de besluitvorming lagen, maakten
volgens een aantal historici zelfs de grote kracht van dat politieke bestel uit. Eenmaal
getroffen werden de beslissingen immers door een brede basis gedragen, waardoor de
bereidheid om er gevolg aan te geven e.g. het opbrengen van nieuwe belastingen
bijzonder groot was. Ook elders in Europa bleken constitutionele regimes er beter in te
slagen belastingen te vorderen dan absolutistische regimes, waar van inspraak en
discussie over beleid minder sprake was.
Op die ‘Hollandocentrische’ benadering van de Nederlandse politieke cultuur
levert Hotso Spanninga een belangrijke aanvulling. De casus Friesland maakt duidelijk dat
het succes van het ‘consensuele model’ ook grenzen bleek te hebben. Tenminste, een
dergelijke conclusie trekt Spanninga uit zijn analyse van de besluitvorming en de
conflicten die daar bij kwamen kijken in de periode 1600-1640. In Friesland vormde de
ongekend brede representatieve basis een onoverkomelijke belemmering voor de
besluitvorming. Duizenden grondeigenaren en -gebruikers hadden inspraak, en die waren
moeilijk te bewegen tot het aanvaarden van hogere belastingen. Volmachten van de
Friese Landdag waren afhankelijk van jaarlijkse verkiezingen en daarom waren zij schuw
om onpopulaire maatregelen te treffen. De steden hadden met één van vier stemmen tot
slot maar een heel beperkte impact op de besluitvorming.
Aan de basis van die analyse ligt een chronologische en uitermate grondige
bespreking van de vele conflicten die verschillende machtsgroepen in de politieke arena
van Friesland ondervonden. Die machtsgroepen situeerden zich op het niveau van de
generaliteit, van het gewest, en op het lokale niveau. De generaliteit oefende druk uit op
de Friese Landdag opdat de quote stipt en volledig voldaan zou worden en stuurde
daartoe enkele keren leden van de Raad van State om de druk op te voeren. Vooral de
invoering en regelmatige inning van indirecte belastingen zag de generaliteit als de
uitgelezen oplossing, wat op tegenstand stuitte. Maar er waren ook binnen het gewest
vele tegenstellingen. De steden vreesden bijvoorbeeld met de invoering van de gemene
middelen te veel belast te worden ten aanzien van het platteland, er was na-ijver tussen
de verschillende kwartieren en er was factiestrijd onder de politieke elites die vooral het
bemachtigen van lucratieve ambten als inzet had. Tot slot vormde de ‘gewone’ bevolking
een machtsfactor met eigen belangen, die op kritische momenten mobiliseerde.
Kritische momenten waren er bij de vleet in Friesland tijdens de bestudeerde
periode. Spanninga gebruikt de termen ‘escalatie’, ‘politieke verlamming’ en ‘revolutie’
om de talrijke conflicten te beschrijven. Uiteindelijk slaagde de generaliteit erin onder
meer door inzet van militaire middelen enkele structurele veranderingen af te dwingen
waardoor er nieuwe machtsverhoudingen ontstonden die de participatie van het gewest
in het bondgenootschap ten goede kwamen. Volgens Spanninga bevorderde een vorm
van aristocratisering van de besluitvorming de daadkracht ervan. Pachtboeren werden
bijvoorbeeld uitgesloten van het stemrecht en de stadhouder kreeg een grotere invloed
binnen het gewest.
Met dit boek heeft Spanninga een prachtige studie afgeleverd die heel mooi
aantoont hoe moeizaam processen van staatsvorming verliepen, en hoeveel
machtsgroepen op verschillende institutionele niveaus er een impact op hadden. Het
boek is met grote vaart geschreven, en doorspekt met treffende citaten in smakelijk
zeventiende-eeuws Nederlands.
Niettemin is het jammer dat de auteur zijn conclusies niet helemaal tot hun recht
laat komen door ze op een wat hoger analytisch niveau uit te werken. Het boek betreft in
eerste instantie een goed gecomponeerd chronologisch verhaal. Nochtans zouden de
onderzoeksresultaten mooi aanleiding kunnen geven tot een diepgaandere analyse. Zo is
een reflectie over de impact van een brede participatie aan besluitvorming op de
daadkracht van vroegmoderne besturen en hun mogelijkheid tot het heffen van
belastingen aan de orde. De auteur lijkt impliciet de ideeën van tijdgenoten te
onderschrijven die erg huiverig stonden tegenover ‘democratie’ een term die
toentertijd een onmisbaar negatieve connotatie droeg. Deelname van kleine luiden aan
politieke besluitvorming kon alleen tot chaos leiden. De bespreking van de wijze waarop
de Friese Landdag nauwelijks tot besluiten kon komen, lijkt dit te onderschrijven.
Echter, een andere lezing is ook mogelijk. Wellicht waren de vele kleine luiden
gemakkelijker te overtuigen van het belang van belastingheffing, als ze er ook wat voor
terugkregen. De auteur laat (ook) tijdgenoten aan het woord die stellen dat net de
machtsconcentratie en de daarmee gepaard gaande misbruiken en jacht op lucratieve
ambten de onstabiliteit van het gewest uitmaakten (cf. 88). Het zou interessant zijn om
te weten of leden van de politieke elites eigenlijk moesten bijdragen aan belastingen. Zo
niet, dan zou dit een belangrijke verklaring zijn voor de geringe bereidheid van bredere
groepen om in te stemmen met belastingen. Met andere woorden, niet de brede
participatie aan besluitvorming op zich bepaalt de mogelijkheid van politieke elites om
onpopulaire besluiten te nemen, maar wel de percepties van wat er met belastinggeld
gebeurt. Ook wordt niet duidelijk gemaakt of de grote rechtvaardiging van de Friezen
voor de wanbetaling van de quote namelijk dat Friesland te hoog zou zijn aangeslagen
terecht was. Hoe hoog was de belastingdruk op de ‘gewone’ Friezen nu eigenlijk in
vergelijking met die in Holland? Dit zou de houding van de Friezen ten aanzien van nieuwe
belastingen in klaarder licht stellen.
Door de lijvigheid, de strikt chronologische opbouw met veel oog voor detail en de
beperkte analyse op een wat abstracter niveau, is dit boek soms wat minder toegankelijk
voor de lezer die niet onmiddellijk in Friese geschiedenis is geïnteresseerd. Niettemin
betreft dit boek een belangwekkende studie voor ons begrip van de politieke cultuur
tijdens de Gouden Eeuw.
Griet Vermeesch, Vrije Universiteit Brussel
ResearchGate has not been able to resolve any citations for this publication.
ResearchGate has not been able to resolve any references for this publication.