Content uploaded by Steffen Nijhuis
Author content
All content in this area was uploaded by Steffen Nijhuis on Dec 19, 2015
Content may be subject to copyright.
pagina’s 137-151
137
Het Nederlandse laagland bestaat grotendeels uit pol-
ders, gebieden waar waterstanden kunstmatig worden
beheerst om er te kunnen wonen en werken. De eeu-
wenlange interactie tussen mens en water hee gere-
sulteerd in een rijk en gevarieerd polderlandschap. De
grote diversiteit aan poldervormen is ontstaan door
De polDerkaart
van neDerlanD
EEn instrumEnt voor dE ruimtElijkE
ontwikkEling van hEt laagland
. Een fra ai voorbeeld van een vroege polderka art in
opdracht van het Hoogheemraadschap. Detail van Blad
van de kaart van Delfland, aomstig uit het kaartboek van
de Hoogheemraadschappen van Rijnland, Delfland,
Schieland, Floris Balthasars, (Nationaal Archief,
Collectie Hingman (.), Kaartboek )
m
bulletin knob 2013
• 3
138
De ontwikkeling van deze kaart is onderdeel van een
meerjarig onderzoek naar de landschapsarchitectuur
van het Nederlandse laagland.4
Dit artikel gee een beknopt overzicht en een stand
van zaken van het onderzoek dat verband houdt met de
polderkaart. Verder beschrij het niet eerder gepubli-
ceerde achtergronden en plaatst het de kaart in het
perspectief van ontwikkelingsgericht landschaps-
onderzoek. Het artikel laat ten eerste zien hoe de
samenhang tussen waterstaatkundige en landschap-
pelijk-ruimtelijke aspecten van het Nederlandse pol-
derlandschap in kaart gebracht kan worden, en ten
tweede dat de polderkaart een instrument is voor
ruimtelijk onderzoek en ontwikkeling van het polder-
landschap.
In het navolgende gaan we in op enkele achtergron-
den van poldercartografie, het gebruikte bronmateri-
aal en de aakening van het studiegebied. Daarna
komt de vervaardiging en vorm van de kaart aan de
orde, waarna inhoudelijke aspecten zoals de legenda
van de kaart, periodisering en typologie van polders
worden besproken. Tot slot wordt ingegaan op de rol
van de polderkaart in landschappelijk onderzoek.
Poldercartografie
Nederland kent een la nge traditie van poldercartogra-
fie die hee geresulteerd in unieke polderkaarten.
Vanaf de zestiende eeuw werden zulke kaarten ver-
vaardigd in opdracht van belanghebbenden voor ad-
ministratieve, ontwerp- en inrichtingsdoeleinden.
Van landsdekkende kaarten was nog geen sprake,
vaak ging het om één waterschap of een enkele polder
(a. ). Toen in Nederland als polderland ver-
scheen werd een eerste wetenschappelijk fundament
gelegd voor de beschrijving van het Nederlandse pol-
derlandschap.5 Daarna verschenen er onderzoeken
die zich richtten op verschillende regio’s of op speci-
fieke aspecten.6 Vaak ontbreken thematische over-
zichtskaarten en worden de polders grotendeels om-
schreven in tekst. Een poging om te komen tot een
landsdekkende polderkaart is de Eerste Systematische
polderkaart van Nederland.7 In deze kaart is geen
methodisch verband gelegd tussen de polder als wa-
terstaatkundige eenheid en als landschappelijk-ruim-
telijke eenheid. Dat is va n essent i e e l be l a ng omdat pol-
ders fundamenteel waterstaatkundige eenheden zijn
maar tegelijkertijd verschillende ruimtelijke verschij-
ni ngsvor men kunnen hebben . Het een hee onlo sma-
kelijk met het ander te maken. Die samenhang is on-
ontbeerlijk voor het begrijpen en ontwikkelen van het
polderlandschap. Om een kaart te vervaardigen waar-
op deze samenhang inzichtelijk wordt gemaakt is
ruimtelijk, geografisch en historisch onderzoek nodig.
Ruimtelijke patronen van topografische elementen
zoals dijken, waterlopen en hoogteverschillen en hun
verband kunnen worden afgeleid uit kaarten. Daarom
zijn naast geschreven bronnen, toponymie en veld-
verschillen in de geologische en bodemkundige on-
dergrond, de dynamiek van water en land en de men-
selijke omgang daarmee.1 De polders zijn gemaakt
vanuit de tradities van het agrarische cultuurland-
schap waarbij culturele denkbeelden en de technische
mo g e l ijk heden de vor ming en ont wi k kel i n g st e r k heb-
ben beïnvloed.2 Het polderlandschap verandert voort-
du rend door ma a t schapp el i jke, te c h nis che en fu nct i o -
nele factoren als resultaat van bestuurlijke, sociale en
economische processen.
Het Nederlandse laagland van nu verandert steeds
meer in een multifunctionele ruimte waarin naast
landbouw, functies als recreatie en toerisme, natuur,
waterberging en wonen belangrijker worden. De ka-
rak t er i s t i eke va r i a t ie en weidshe id st a at do o r deze ont-
wikkeling onder druk en daarmee ook de ruimtelijke
kwaliteit ervan.3 Tegelijkertijd is er steeds meer aan-
dacht voor de cultuurhistorische betekenis van het
polderlandschap, maar zonder dat altijd duidelijk is
waar de kwaliteit die eraan wordt toegedicht precies
op berust. Die is niet alleen aankelijk van bodem-
vondsten, karakteristieke boerderijen, historische
molens en fraaie vergezichten, maar ook van de ruim-
telijke kwaliteit: de ‘ontwerpkwaliteit’ of ruimtelijke
compositie.
De sleutel tot de oplossing van veel ruimtelijke vraag-
stukken ligt verborgen in de vormenrijkdom van het
polderland zelf. Men moet het landschap daarom op
de juiste manier ‘lezen’ om de informatie en ontwerp-
kennis die erin verborgen ligt naar boven te halen om
er vervolgens op een goede manier mee om te gaan.
Maar hoe krijgen we grip op de rijke variatie aan pol-
dervormen van het Nederlandse laagland?
doelstelling
He t sy s t e m a t i s ch in ka a rt breng e n va n he t polder l a n d-
schap is een eerste belangrijke stap om een overzicht
te krijgen van de vormenrijkdom. Daarbij is het van
belang dat de polders niet alleen als waterstaatkundig
fenomeen worden beschouwd, ma ar ook als ruimtelij-
ke constructie: het polderlandschap zoals we dat kun-
nen zien en ervaren. De combinatie levert aankno-
pingspunten op om ontwikkelingen in goede banen te
leiden en de ruimtelijke kwaliteit ervan te handhaven.
Het onderzoeksproject De polderkaart van Nederland
richt zich op de polder als waterstaatkundige én land-
schappelijk-ruimtelijke eenheid en laat de samenhang
zien door deze aspecten systematisch te analyseren en
in kaart te brengen. Door hierbij gebruik te maken van
Geografische Informatie Systemen () kan niet alleen
nauwkeurig gewerkt worden, maar kan ook informa-
tie aan de kaart gekoppeld worden zodat deze funct io-
neert als een ruimtelijke database. De kaart voorziet
daarmee in een overzicht en een ‘nulmeting’, een refe-
rentiepunt van waaruit de geschiedenis van het pol-
derlandschap kan worden gereconstrueerd en een per-
spectief geboden wordt op het heden en de toekomst.
. De triangulatie van Krayenhoff in het begin van de negentiende eeuw vormde de meetkundige basis voor het vervaa rdigen van
de eerste nauwkeurige kaart van Nederland, de Topografische en Militaire Kaart . Bladwijzer van de kaart van Krayenhoff met
de coördinaten van de rijksdriehoeksmeting. Blad va n de Chorotopographische kaart van Holland verenigd met het Fransche Rijk,
C.R.T. Krayenhoff, (Nationaal Archief, Kaar tcollectie Zuid-Holland Ernsting (.), inv.nr. )
bullEtin knob 2013
• 3
139
In dit onderzoek zijn deze kenmerken zoveel mo-
gelijk gecombineerd om de polder als eenheid te be-
noemen. Omdat het een ruimtelijk georiënteerd
onderzoek is, zijn administratieve grenzen alleen
meegenomen als ze een ruimtebegrenzende betekenis
hebben. De polderkaart als resultaat gee daarmee de
vorm van alle peilvakken en waterstaatkundige pol-
ders weer met hun begrenzingen. Op basis daarvan
zijn de polders als ruimtelijke eenheden benoemd.
Hiervoor is de aard van de polderbegrenzing belang-
rijk. Dat is een ingewikkelde zaak, omdat de ene dijk
de andere niet is. Dijken kunnen bijvoorbeeld verschil-
lende waterstaatkundige functies vervullen en tegelij-
kertijd wel of niet een landschappelijke eenheid be-
grenzen.
1850-1891 als uitgangsPunt
De polderkaart is gebaseerd op de Topog r a fi s che en Mi-
litaire Kaart - (), schaal :. en Wa-
terstaatskaart eerste editie -, schaal :.,
aangevuld met alle landaanwinningen na met
behulp van moderne topografische kaarten. Daar-
naast is op basis van het Aardrijkskundig Woordenboek
der Nederlanden een database vervaardigd van alle pol-
werk, kaarten een belangrijke gegevensbron, bijvoor-
beeld historische en moderne topografische en the-
matische kaar t en.8
Met behulp van kaarten kunnen we polders onder-
scheiden op basis van:
Waterstaatkundige kenmerken: een polder is een ge-
bied omsloten door een waterkering (zoals een dijk of
een ander hoogteverschil), waarbinnen de waterstand
beheerst wordt met behulp van één of meerdere peil-
vakken en een gerelateerd stelsel van watergangen; 9
Administratieve grenzen van polderbesturen en wa-
terschappen: elk bestuur hee zeggenschap over één
of meerdere waterstaatkundige polders, over boezems
of vrij afstromend gebied. Deze grenzen komen in veel
gevallen niet overeen met die van de waterstaatkundi-
ge indeling en zijn vaak niet in het landschap te her-
kennen;
Landschappelijke samenhang gecombineerd met
ruimtelijke begrenzingen: de polder als een land-
schappelijk-ruimtelijke eenheid met een bepaalde to-
pografisch en historisch samenhangende vorm. Dij-
ken en andere hoogteverschillen in het landschap zijn
in dit verband de belangrijkste ruimtebegrenzende
elementen.
•
•
•
. Deta il va n de Topografische en Militaire Ka art (), schaal :.. Blad -Amsterdam van de Topografische en
militaire kaart van het Koningrijk der Nederlanden, vervaardigd door Officieren van den Generalen Staf, -,
facsimile-uitgave ( Del Library, Kaartenkamer)
. Detail van de Waterstaatskaar t, schaal :.. Blad Amsterdam- van de Waterstaatskaart van Nederland op de
schaal van 1:50.000, ( Del Library, Kaartencollectie Trésor)
bulletin knob 2013
• 3
140
. De polderkaart van Nederland met een vereenvoudigde legenda
bulletin knob 2013
• 3
141
met de beschikbaarheid van gedetailleerd en nauw-
keurig kaartmateriaal van topografie en waterstaat,
bood de beste mogelijkheden voor een landsdekkende
polderkaart. In deze periode bevonden de steden zich,
enkele uitzonderingen daargelaten, nog binnen de
oude ommuringen.11 Het landschap zoals dat in de
voorgaande eeuwen was ontstaan is nog als onbe-
bouwd, agrarisch cultuurlandschap leesbaar zonder
de ingrijpende veranderingen die daarna plaatsvon-
den door stedelijke uitbreidingen en de aanleg van
spoorlijnen en snelwegen.12 Het is daarmee een refe-
rentiepunt om vroegere wijzigingen in de landschap-
pelijke structuur te kunnen onderzoeken, hedendaag-
ders die in het woordenboek voorkomen.10 Deze gege-
vens maken een aanvulling op en controle van de in-
formatie uit de en de Waterstaatskaart mogelijk.
Door verwerking van de gegevens in is he t m o gelijk
deze ruimtelijk te maken, te analyseren, het polder-
landschap te periodiseren en typologisch te duiden.
De keuze voor historische kaarten als basis van de
polderkaart levert in eerste instantie een kaart op van
de situatie van het polderlandschap tussen omstreeks
en . De polderkaart gee daarmee een cr uci-
aal stadium in de ontwikkeling van het polderland-
schap weer. De volledigheid en ‘ongeschonden’ staat
van het agrarische cultuurlandschap, in combinatie
. Het Nederlandse laagland in de delta van Rijn, Maas,
Schelde en Eems. -bewerking van bathymetrische-,
hoogte-, en bodemgegevens
land, dankzij de minutieuze en volledige cartografi-
sche weergave’ en daarmee is deze kaart ‘een ideale
bron voor de reconstructie van de bewoningstoestand
en terreinstructuur van Nederland’.15
In dezelfde periode werd ook een begin gemaakt
met het vervaardigen van een eerste Waterstaatskaart
van Nederland.16 Hiervoor werd de als onder-
grond gebruikt (a. en ). De gebruikte bronnen be-
vatten onvolkomenheden maar zijn een goede basis
voor een eerste overzicht op landelijke schaal vanwege
de toegankelijkheid en de uniformiteit. Op detail-
niveau zijn eventuele onvolkomenheden opgelost door
aanvullend onderzoek. Uiteindelijk is door wisselwer-
king tussen verschillende gegevensbronnen zoals ge-
schreven bronnen, plaats- en veldnamenonderzoek,
terreinbezoek, historische en moderne kaarten, een
betrouwbaar beeld verkregen van de polder als water-
staatkundige en landschappelijk-ruimtelijke eenheid.
Door de combinatie van gegevens in één kaartbeeld is
een systematische kaart va n het polderla ndschap ont-
staan op schaal :. (a. ).17
Het nederla ndse laagla nd
De polderkaart beperkt zich tot de polders in het Ne-
derlandse laagland; ruwweg het gebied beneden de
zeespiegel (a. ). Daarbuiten zijn ook polders, bij-
voorbeeld in de komgronden in het hoger gelegen ri-
vierengebied of in het hoogveen-ontginningsgebied.
Een belangrijke vraag is daarom: waar houdt het pol-
derlandschap van het Nederlandse laagland op? Het
is niet vanzelfsprekend wat tot het laagland gerekend
moet worden. In eerste instantie ligt het voor de hand
het onderzoek te beperken tot het gebied beneden
de nullijn of Normaal Amsterdams Peil ( of het
gemiddelde zeeniveau). Dat levert een probleem op
omdat een groot aantal polders boven de nullijn ligt.
Bovendien is de nullijn door de tijd heen door bodem-
daling en zeespiegelstijging landinwaarts verschoven
waardoor ook de afvoer van water uit hoger gelegen
gebieden steeds problematischer werd. Om het laag-
land af te bakenen was de nullijn sec daarom niet
voldoende. Daarvoor zijn kenmerken van waterstaat-
kundige aard als criterium toegevoegd, zoals de aan-
wezigheid van een polder-boezemstelsel.
De polderkaart omvat alle polders met een polder-
boezemstelsel. Met polder-boezemstelsel wordt be-
doeld: ‘Het stelsel van gemeen liggende, met elkaar in
verbinding staande waterlopen en meren waarop het
water van lager gelegen polders wordt uitgeslagen en
dienend voor eventueel tijdelijke berging en lozing op
het buitenwater’.18 Alle polders van het laagland heb-
ben een dergelijk polder-boezemstelsel. Daarbij zijn
ook de polders van het rivierengebied meegenomen.
Deze liggen gedeeltelijk boven de nullijn, maar heb-
ben ook een polder-boezemstelsel dat vaak in eerste
instantie niet als zodanig herkenbaar is. De polders op
de overgang van het rivierengebied naar de hogere
se ruimtelijke structuren beter te begrijpen en
zorgvuldige afwegingen te maken over toekomstige
ontwikkelingen.
In de periode - werd ook een goede meet-
kundige basis gelegd voor een eerste nauwkeurige
kaart van Nederland door de triangulatie van C.R.T.
Krayenhoff 13 ( a . ) . Dit meetkundige raamwerk, ver-
fijnd met extra meetpunten, eerder gemaakte kadas-
trale opnames en terreinverkenningen, resulteerde
uiteindelijk in de landsdekkende .14 Door de grote
(plaats)nauwkeurigheid kan het kaartbeeld zonder
veel problemen op actuele kaarten worden geprojec-
teerd op schaal :.. Vanwege de militaire doel-
stelling van de kaart zijn alle ruimtelijk relevante ele-
menten zoals dijken, kaden en hoogteverschillen
nauwkeurig ingemeten en aangegeven. Met name dij-
ken, als acces in de langsrichting en als barrière in de
dwarsrichting, zullen bijzondere aandacht hebben ge-
had. Dit blijkt onder andere uit de legenda, waarin ver-
schillende typen dijken worden onderscheiden. Of zo-
als Koeman beschrij: ‘De Topografische en Militaire
kaart :. […] gee een fotografisch beeld van ons
. Detail van kaartblad va n de polderkaart van Nederland
met het westelijke deel van de Alblasserwaard, het eiland van
Dordrecht en een deel van de Biesbosch. De verschillende kleu-
ren geven de aard van de begrenzing aan
bulletin knob 2013
• 3
143
functie. Soms was de aard van de ruimtelijke begren-
zing onduidelijk. Daarom zijn ook aanvullende en ei-
gentijdse bronnen gebruikt, zoals de Bonnekaart
(Chromo-topografische kaart van het Koninkrijk der Ne-
derlanden op de schaal van op . ), die gemaakt is
rond . Deze biedt door de grotere schaal inzicht in
de ruimtelijke elementen die op de onduidelijk
zijn. Ook boden moderne hoogtekaarten en terreinbe-
zoek uitkomst. De nieuwe polders na zijn gete-
kend op basis van de Topografische kaart van Neder-
land, :..20 Wij hebb en ons da a rbij beperk t tot de
belangrijkste nieuwe landaanwinningen na ,
waaronder de IJsselmeerpolders en andere belangrij-
ke landwinningen uit zee of meren. Het resultaat is
een kaart van peilvakken met hun waterstaat-
kundige en landschappelijk-ruimtelijke begrenzingen
(a. ) en landwinningen na .
Uit de combinatie van de Waterstaatskaart en de
kan op de meeste plaatsen direct een beeld wor-
den verkregen van de polder als ruimtelijke eenheid
(a. ). Een ruimtelijke eenheid wordt daarbij gedefi-
nieerd als een gebied met een samenhang en continu-
gronden, de zogenaamde bovenpolders, behoren vol-
gens de gehanteerde definitie ook tot het laagland.
Hier bepaalt de hoogtelijn, die overeenkomt met het
rivierpeil (boezempeil) ter plaatse – de relatieve nullijn
– of er sprake is van een laaglandpolder.
Polders als waterstaatkundige vorm
De polder als waterstaatkundige vorm is afgeleid uit
de Waterstaatskaart. Deze kaart is een weergave van
het watersysteem die een gebiedsindeling laat zien
op basis van verschillen in waterpeil. Daarbij zijn de
belangrijkste waterwerken weergegeven, bijvoorbeeld
sluizen en dammen. De eerste editie van de Water-
staatskaart was alleen als drukwerk beschikbaar. Om
de kaartbladen bruikbaar te maken voor de com-
puter en om er analyses mee te kunnen uitvoeren,
moest de kaart worden gedigitaliseerd.19 Een eerste
stap in dit proces was het scannen van de kaart. De
informatie op de kaart wordt hierbij omgezet in een
digitaal rasterbestand bestaande uit pixels. De volgen-
de stap was het georefereren van de gedigitaliseerde
kaartbladen met behulp van . Hierbij wordt de
geografische positie van elke kaart nauwkeurig vast-
gelegd in een coördinatensysteem. Zodoende wordt
het mogelijk informatie uit verschillende kaarten met
verschillende geografische referentiesystemen uit te
wisselen of samen te vo egen. Op ba sis va n de ged igit a-
liseerde waterstaatskaarten zijn met behulp van Com-
puter Aided Drawing () en relevante onderdelen
van de kaart gevectoriseerd – digitaal vertaald in pun-
ten, lijnen en vlakken. Belangrijke legenda-eenheden
zoals poldergrens, peilvakgrens, boezemgrens of buiten-
grens zijn zodoende van de originele kaart overgeno-
men. Ook de scheidslijnen tussen de boezem- en
stroomgebieden zijn getekend, zodat de plek van de
polder binnen het grotere waterstaatkundige geheel
duidelijk wordt. Aan de getekende punten, lijnen en
vlakken is informatie toegevoegd over het gebruik en
de aard van de elementen. Dit maakt het mogelijk de
kaart als een ruimtelijke kennisdatabase te gebruiken
waarop geautomatiseerde bewerkingen kunnen wor-
den uitgevoerd en informatie kan worden opgevraagd.
Polders als ruimtelijke vorm
Om te bepalen hoe de polder ruimtelijk wordt be-
grensd is de gebru ikt. Hierbij gaat het dan vo ora l
om landschappelijke patronen en ruimtelijke begren-
zingen die belangrijk zijn bij het bepalen van de polder
als landschappelijk-ruimtelijke eenheid. Hiertoe is de
gevectoriseerde Waterstaatskaart geprojecteerd op de
om de lijnen te traceren die naast een waterst aat-
kundige ook een landschappelijk-ruimtelijke beteke-
nis hebben. Lijnen die samenvallen met ruimtelijke
elementen die op de afl e e s b a ar zijn, zoa l s ee n di jk
of kade, zijn overgenomen. Tegelijkertijd zijn begren-
zende lijnen die ontbraken in de Waterstaatskaart ge-
tekend, bijvoorbeeld dijken zonder waterstaatkundige
. Schematische voorstelling van de samenstelling van de kaar t en het benoemen van ruimtelijke eenheden
in de polderkaart. Boven: gedigitaliseerde Waterstaatskaart > peilvakken > definitie van begrenzingen.
Onder: gedigitaliseerde > dijken. Uit de combinatie worden ruimtelijke eenheden afgeleid (uiterst rechts)
bullEtin knob 2013
• 1
144
staande tabel gee een overzicht van de verschillende
begrenzingen afgeleid uit de kaarten en hun onder-
linge verband.21
Bij de eenvoudigste relatie vallen peilvakken samen
me t pol d e r s als ru i m t e l ijke eenheid. Vaa k zijn di t pl a n -
matig ingerichte en omdijkte gebieden zoals bijvoor-
beeld de aandijkingen in Zeeland en Zuid-Holland, of
droogmakerijen. Deze hebben over het algemeen een
samenhangende, ontworpen vorm en verkaveling.
Maar meestal vormen meerdere peilvakken samen
it e it va n la ndsch a p p e l ijke ele menten. De ont g inn i n g s -
patronen in het landschap, zoals verkaveling, sloten
en dijken hebben, ondanks allerlei aanpassingen, een
herkenbare relatie met elkaar en met de geologische
en bodemkundige ondergrond. De polder als ruimte-
lijke eenheid wordt in de meeste gevallen begrensd
door een polderdijk, ongeacht de waterstaatkundige
functie. Ook de waterstaatkundige legenda-eenheden
hoogtelijn en duinrand maken vaak deel uit van de
ruimtelijke begrenzing van een polder. De boven-
Legenda-eenheid Legenda-eenheid Combinatie Legenda- LandsChappeLijk-
Waterstaatska art tmk eenheden ruimteLijke
Watersta atska art begrenzing
en tmk poLder eenheid
Poldergrens Dijk Polderdijk Polderdijk
Peilvakgrens Dijk Peilvakdijk Polderdijk
Boezemgrens Dijk Boezemdijk Polderdijk
Buitengrens Dijk Buitendijk Polderdijk
Poldergrens buiten Dijk Polderdijk buiten Polderdijk
buitengrens buitendijk
Hoogtelijn Hoogtelijn Polderrand
Duinrand Duinrand Polderrand
Primaire waterscheiding Primaire waterscheiding
Secundaire waterscheiding Secundaire waterscheiding
Dijk Functieloze dijk ( dijk)
Overig ruimtelijk Overige
. Visua lisatie van de ontstaansperiode van de zuidwestelijke
zeekleipolders op basis van de combinatie van de polderkaart
met gegevens uit de dat abase van Van der Aa
145
dergelijke overzichten zijn te vinden in de werken van
De Mattos, Rijkswaterstaat, Schulz, Groote, Geuze en
Feddes, Giebels en Streeerk.23 Deze bieden aankno-
pingspunten om de polderkaart te voorzien van een
tijdsdimensie. Omdat de meeste bronnen het polder-
landschap vanuit een ander perspectief benaderen,
niet volledig zijn, of niet duidelijk is welk bronmateri-
aal gebruikt is, hebben we voor de polderkaart geko-
zen voor een praktische oplossing.
Bij de periodisering van polders in de polderkaart is
gebruik gemaakt van het Aardrijkskundig woordenboek
der Nederlanden van Van der Aa. 24 Dit omdat het in
grote lijnen overeenkomt met de periode van de ge-
bruikte basiskaarten en omdat het voor Nederland een
min of meer compleet beeld gee. Het standaardwerk
bestaat uit dertien delen van elk tot pagina’s.
Een groot nadeel is dat Van der Aa zijn woordenboek
hee samengesteld uit veel verschillende bronnen,
verzameld door burgemeesters van de toenmalige ge-
meentes, waardoor beschrijvingen vaak niet consis-
tent en homogeen, noch volledig zijn. Dit is groten-
deels ondervangen door de tekst doelgericht en
syst em a t i s ch do o r te ne m en.25 Da a rbi j zijn al l e po lders
die benoemd zijn ingevoerd in een door ons ontwik-
kelde database en voorzien van relevante informatie,
zoals alternatieve namen, jaartal, manier van inpol-
deren en ontwateringsmethode. De informatie in de
database kan door een digitale koppeling van velden
een poldereenheid, of strekt een peilvak zich uit over
meerdere polders, het resultaat van optimalisatie van
gebiedsspecifiek waterbeheer. Dat is een belangrijke
reden waarom polders als ruimtelijke eenheid niet
rechtstreeks uit de Waterstaatskaart kunnen worden
afgeleid. Dit is meestal het geval in veengebieden die
pas na de ontginning zijn bepolderd. Door het graven
van sloten werd het veen ontwaterd, en kon het ge-
bruikt worden voor akkerbouw, bijvoorbeeld gerst-,
haver-, hennepteelt, weidebouw of (later) turfwin-
ning.22 Een bijkomend gevolg was dat het veen door de
verlaging van het grondwaterpeil werd blootgesteld
aa n de lucht, wa a rdoor het begon te oxid eren, een che-
misch proces waarbij veen wordt omgezet in water en
koolstofdioxide, en de bodem daalde. Dit proces leidde
ertoe dat het water na verloop van tijd niet meer van-
zelf kon wegstromen, omdat de bodem lager kwam te
liggen da n het water wa a rop het eerst afwaterde. Dr as-
tische maatregelen waren nodig: de aanleg van dijken
om zowel het buitenwater als het water uit hoger gele-
gen gronden te keren, en ingrijpende aanpassingen
aan het watersysteem in de polders om overtollig wa-
ter te kunnen af voeren. Door deze inpoldering achter-
af valt de verkaveling niet altijd samen met dijken of
kaden. Deze doorsnijden de ontginningsstructuur
vaak als zijde w e nde of ach t erkade. Ook in de Ou d l a n d-
polders in het zeekleigebied, bijvoorbeeld Westergo en
Walcheren, en de polders in het rivierengebied komt
dit vaak voor. Ook na deze ingrepen volgden vaak nog
vele aanpassingen, bijvoorbeeld om verschillen in zet-
ti ng te compen seren of om rend abel la ndb ouw te kun-
nen bedrijven. Voorlopig zijn polders als ruimte-
lijke eenheden benoemd. Vervolgonderzoek is nodig
om alle ruimtelijke een heden te duiden.
Periodisering van Polders
In het onderzoek naa r het polderlandschap is de tijds-
dimensie belangrijk. De ontstane vorm en inrichting
zijn immers de neerslag van de denkbeelden en opvat-
tingen over de omgang met het landschap in een be-
paalde tijd. Veel polders zijn niet als totaal ontworpen
en uitgevoerd, maar zijn over een langere tijdsperiode
tot stand gekomen. Polders, of delen daarvan, zijn
overstroomd en later, soms gedeeltelijk, herdijkt. An-
dere polders besta an al zo lang dat het jaartal van ont-
staan alleen bij benadering kan worden gegeven. Bij
de periodisering van de polders is de keuze gemaakt
om de laatste, nu nog bestaande herkenbare vorm als
uitg angspu nt te nemen.
Een bruikbaar landelijk overzicht van jaartallen van
ontstaan van polders om de polderkaart te voorzien
van periodisering bestaat nog niet. Deze informatie
moet in principe uit primaire bronnen worden verkre-
gen, bijvoorbeeld uit originele documenten die in de
archieven bij de verschillende waterschappen aanwe-
zig zijn. Er zijn wel pogingen gedaan om te komen tot
landelijke en regionale overzichten. Voorbeelden van
bulletin knob 2013
• 3
146
sis hiervan is het Nederlandse laagland in te delen in
fysisch-geografische districten of landschapstypen,
waarvan een aantal vormkenmerken duidelijk in het
oog springt. Dit in navolging van de publicaties van
Visscher, Zonneveld, Berendsen en Piket.27 De bedoe-
ling van deze pold e r t yp o log i e is om de onde r s c heide n-
de aspecten van de ruimtelijke verscheidenheid in de
polderlandschappen op dit schaalniveau te duiden en
om de landschapsgenetische factoren daarvan in
beeld te brengen.
Om de polderformaties uit de polderkaart te ontle-
nen is in eerste instantie een digitale kaart vervaar-
digd van de fysisch-geografische landschapstypen op
basis van landschapsgenese. Dit is een samengestelde
landschappelijk-bodemkundige kaart, met gegevens
ontleend uit verschillende digitale bronnen zoals
de Bodemkaart van Nederland, :.28, de Geomor-
fologische kaart van Nederland, :.29 en de Topo-
grafische kaart van Nederland, :.30 . De kaart
brengt de ontstaanswijze van het substraat, het reliëf
en waterhuishouding met elkaar in verband om land-
schapstypen te benoemen.31 Door middel van een
-gebaseerde overlay-methode zijn de verschillende
landschapstypen aan de individuele polders toege-
kend. Het resultaat is zorgvuldig gecontroleerd en
waar nodig handmatig gecorrigeerd. Vooral in de over-
gangsgebieden tussen de verschillende landschaps-
typen was dit nodig. Het spreekt vanzelf, dat de pol-
derformaties niet altijd scherp van elkaar zijn te
onderscheiden en dat er ook mengvormen zijn. Het
doel van de indeling is een samenhangend morfoge-
netisch begrip van het gebied waarin de polderland-
schappen tot ontwikkeling zijn gekomen. Zo komen
we tot de volgende indeling: IJsselmeerpolders, noor-
delijke veenpolders, noordelijke zeekleipolders, rivier-
polders, veenpolders Noorderkwartier, westelijke veen-
polders
en zuidwestelijke zeekleipolders (a. ). De
droogmakerijen zijn niet aangeduid als een afzonder-
lijke categorie maar opgenomen als een bewerking
van het landschap in de respectieve formaties waarin
ze voorkomen.
Met poldercomplexen bedoelen we deelgebieden of
subregio’s binnen de polderformaties met hun eigen
onderscheidende kenmerken. Hierin spelen antropo-
gene aspecten die bepalend zijn voor de vorm van de
polders een belangrijke rol, zoals ontginning, bedij-
king, en inrichting. Er was aanvullend onderzoek no-
dig om de karakteristieke eigenschappen van de deel-
gebieden te kunnen benoemen. Vooral regionale
beschrijvingen zoals die van onder anderen Buitelaar,
De Cock, Van der Linden, Mentink, en de Stichting
voor Bodemkartering (tioa) waren hiervoor van
grote waarde.32 Op basis van deze informatie konden
binnen elke polderformatie poldercomplexen worden
benoemd. Zo hebben we bijvoorbeeld binnen de for-
matie rivierpolders de volgende complexen onder-
scheiden: de Gelderse waarden, IJsseldelta en Zuid-
aan de polderkaart worden toegevoegd en ruimtelijk
worden gevisualiseerd (a. ). Dit maakt aanvulling
en controle mogelijk op de informatie in de Water-
staatskaart en de . In de toekomst kan de data-
base worden aangevuld en uitgebreid met andere en
gedetailleerdere informatie uit verschillende meer be-
trouwbare regionale en thematische bronnen.
PoldertyPologie
Om grip te krijgen op het polderlandschap hebben we
een poldertypologie geïntroduceerd op basis van pol-
derformaties.26 Deze polderformaties zijn samen-
hangende poldergebieden met een morfogenetische
verwantschap – een samenhang op basis van de ont-
staanswijze van de landschappelijke vorm. De samen-
hang en verscheidenheid van landschappen worden
vooral bepaald door verschillen in substraat (gesteen-
te en reliëf), bodem en waterhuishouding. Ook antro-
pogene invloeden, zoals het in cultuur brengen van
land of turfwinning, spelen hierin een rol, zodat be-
paalde combinaties van kenmerken als resultaat van
deze wisselwerk ing ka rakteristiek zijn. De hier geh an-
teerde indeling is gebaseerd op geologische, geomor-
fologische en bodemkundig-hydrologische gegevens,
rekening houdend met de menselijke invloed. Op ba-
. De polderformat ies van laag Nederla nd
bulletin knob 2013
• 3
147
niet alleen exemplarische voorbeelden te laten zien,
maar ook een gedetailleerd beeld te geven van de grote
diversiteit in poldervormen. Deze ‘voorbeeldpolders’
zijn daarom gekozen uit verschillende polder formaties
en uit verschillende perioden en ontginningsstadia.
Daarnaast speelden verschillen in waterbouwkundige
Hollandse waarden. Binnen de formatie veenpolders
van het Noorderkwartier hebben we de complexen
West-Friesland, Beemstercomplex en Waterland on-
derscheiden.
PoldereenHeden nader bekeken
De polder is de basiseenheid, waaruit de polderkaart is
opgebouwd. Elke polder is te beschouwen als een
uniek stukje landschap met een eigen karakteristiek.
Inzicht in de eigen vorm van de polder biedt inzicht in
de complexiteit van het patroon, de morfologie, de
visuele eigenschappen en daarmee de identiteit van
het Nederlandse laagland (a. ). De polder hee
daarbij niet alleen een landschappelijke of land-
schapsbouwkundige vorm maar ook een (latente)
landschapsarchitectonische dimensie.33 De landschap-
pelijke vorm is steeds het gevolg van een reeks techni-
sche handelingen, met als uiteindelijk doel het na-
tuurlandschap om te zetten in een bewoonbaar en
exploiteerbaar landschap: het cultuurlandschap en
het stedelijk landschap. De landschapsarchitectoni-
sche vorm ligt besloten in de impliciete en expliciete
beeldende en formele elementen daarbinnen: het ar-
chitectonisch landschap.34 Compositorische bewer-
kingen va n dez e for m ele en beelde n d e elemen t e n kun-
nen de landschappelijke vorm op een architectonisch
niveau brengen, en daarmee ook esthetische en cultu-
rele motieven in het spel brengen. In dit architectoni-
sche vormsysteem liggen allerlei aanknopingspunten
voor verdere ruimtelijke ontwikkeling van de polders.
De landschappelijke gelaagdheid van de polder,
als een stapeling van de vormsystemen van het na-
tuurlandschap, het cultuurlandschap en het stedelijk
landschap is nader onderzocht op natuurlijke, water-
bouwkundige, cultuurtechnische, nederzettings- en
land schapsarchitectonische vormkenmerken.35 Van-
wege de beschikbare tijd zijn daarvoor zeventien pol-
ders geselecteerd (a. ). Het uitgangspunt was om
. Overzicht van de poldereenheden die nader onderzocht zijn
. Een rijke variatie aan poldervormen. Van links naar rechts en van boven naar beneden: Noordoostpolder, polder Kockengen,
polder De Biesbosch, De Beemster, polder Borssele en de Tzummerpolder (fotog rafie Paul Paris)
. Analyse van de Alblasserwaard als poldereenheid binnen
het complex van de Zuid-Hollandse Waarden
a. Het vormsysteem van het natuurlandschap en de cultuur-
technische bewerking daarva n
b. Het waterhuishoudkundig systeem eind negentiende eeuw
c. Formele analyse van het ontginningssysteem
bulletin knob 2013
• 3
148
eigenschappen, cultuurtechnische inrichting, neder-
zettingsvormen en planvormen een rol bij de selectie.
Zodoende zijn de gekozen poldereenheden verder uit-
gewerkt.36 Het begrip van de natuurlijke vorm van de
polder is hierbij verfijnd, het waterbouwkundige sys-
teem van boezems, gemalen, weteringen en waterpei-
le n is in beeld gebr acht , en de la ndschapsa r c h i t e ctoni-
sche vormkenmerken zijn geanalyseerd (a. ). De
uitgewerkte polders kunnen als voorbeeld dienen voor
de manier waarop men andere polders kan onderzoe-
ken op relevante aspecten voor ruimtelijke ontwikke-
ling en behoud.
Polderla ndscH aP in ont wikkeling
Het landschap verandert, hoe dan ook. Soms vinden er
ingrijpende veranderingen plaats, soms minder ingrij-
pende veranderingen. We kunnen het polderland-
schap daarom opvatten als een dynamisch systeem
dat onder invloed van natuurlijke ontwikkelingen en
maatschappelijke eisen voortdurend transformeert.
Het natuurlijke landschap werd gevormd door geolo-
gische en bodemkundige processen zonder tussen-
komst van de mens. Het cultuurlandschap ontstond
uit de ontginning, de kolonisatie en de cultuurtechni-
sche beheersing van het natuurlijke landschap. Het
stedelijke landschap is gevormd uit civieltechnische
bewerk ingen van het natuurlij ke la ndschap en het cu l-
tuurlandschap, maar vormt een eigen patroon. Het
polderlandschap is het resultaat van de wisselwerking
tussen het geomorfologische systeem van de natuur,
het cultuurtechnische ontginnings- en exploitatiepa-
troon van het cultuurlandschap en het bouwkundige
en verkeerstechnische systeem van de stad. Het pol-
derlandschap vertoont daardoor een gelaagdheid in
de vorm, die men naar analogie van het voorgaande
kan beschouwen als een stapeling van verschillende
vormsystemen. Het natuurlandschap hee een orga-
nische vorm, die zijn geologische ontstaansgeschiede-
nis weerspiegelt. De technische vorm van het cultuur-
landschap is ontstaan in de confrontatie tussen de
natuurlijke vorm en een ontginningsraster bestaand
uit verkaveling, watergangen en wegen. Het stedelijk
landschap hee een functionele vorm, met als grond-
slag een patroon van stedelijke functies in relatie tot
het vervoersnetwerk.37
Het polderlandschap als vormsysteem blij ook in
de toekomst onderhevig aan veranderingen. Maar
komt dit het landschap ten goede of niet? Het an a lyse-
ren en registreren van veranderingen zijn daarbij een
kwestie van onderzoek. De waardering en de sturing
van veranderingen zijn echter een kwestie van beleid
en p olit i ek . Hier bij bl ij de be oordeli n g van de ru imte -
lijke kwaliteit van voorgenomen ontwikkelingen een
uitdaging, zoals bijvoorbeeld het beoordelen van ste-
denbouwkundige plannen en landschapsontwerpen.
Nivellerende tendensen en uniformering die de karak-
teristieke ruimtelijke verschillen van het landschap
bulletin knob 2013
• 3
149
het landschap voortdurend en daarmee is de dyna-
miek van de transformatie een cruciaal thema in het
ontwerp;
Het landschap als ruimtelijke compositie: de ruimte-
lijke constructie en beleving van het polderlandschap
vanaf ooghoogte staat hierin centraal. De ruimtelijke
compositie van landschappelijke elementen (bijvoor-
beeld dijken, bomenlanen, bosschages) en de gerela-
teerde tafereelverschuivingen bij beweging door het
landschap vertellen de waarnemer een complex ver-
haal met verwijzingen naar het ontstaan van het land-
schap. De ruimtevorm, plastiek (massavorm) en ver-
schijningsvorm, bijvoorbeeld kleur, textuur, lichtval,
van landschappelijk-ruimtelijke elementen in de pol-
ders legt de relatie tussen het ontwerp en de waarne-
ming;
Het landschap in context: het polderlandschap wordt
in relatie met de grotere context bekeken. Het ontwerp
gaat om het leggen van relaties: het hechten, verbin-
den en inbedden van deze landschappelijke eenheid
in/met de omgeving op verschillende schaalniveaus.
PersPectief
De polderkaart van Nederland wil laten zien hoe na-
tuur, techniek en cultuur op verschillende manieren
met elkaar verknoopt zijn en een bijdrage leveren aan
de bewustwording van het landschapsontwerp als cul-
turele activiteit. De polderkaart functioneert daarbij
als een container van waterstaatkundige en land-
schappelijk-ruimtelijke informatie. Op termijn kan
hier successievelijk informatie aan worden toege-
voegd die relevant is voor behoud en ontwikkeling van
het polderlandschap. Hiervoor is samenwerking met
andere disciplines nodig die input kunnen leveren
over bijvoorbeeld geschiedenis, waterstaat, ecologie,
stedenbouwkunde, historische en fysische geografie.
Met deze verdere verfijning kan de kaart een breed
gedragen instrument worden waar de samenhang
tussen bodem, verkaveling, ontwatering, beplanting,
bebouwing, planvorming en ontwerp in het polder-
landschap kan worden geanalyseerd en getoond. Om-
dat de ontsluiting van dergelijke kennis belangrijk is
voor de ontwikkeling van het polderlandschap wordt
gewerkt aan het via internet digitaal en interactief be-
schikbaar maken van de polderkaart voor een breder
publiek. We hop en daarmee dat de polderkaart op ter-
mijn nog beter kan functioneren als instrument voor
informatieontsluiting, ruimtelijk ontwerp en besluit-
vorming van het Nederlandse polderlandschap.
tenietdoen liggen immers op de loer. Naast aspecten
zoals gebr u ikswaarde en toekom stwaarde speelt bele-
vingswaarde een belangrijke rol bij ruimtelijke kwali-
teit. De belevingswaarde wordt in grote mate bepaald
door de grote variatie in landschappelijk-ruimtelijke
opbouw. De polderkaart laat de rijke variatie aan pol-
dervormen van het Nederlandse laagland zien. Dit im-
pliceert dat elke landschappelijk-ruimtelijke eenheid
zijn eigen potenties en bedreigingen kent op het ter-
rein van ruimtelijke ontwikkelingen. Het is daarom
belangrijk informatie en ontwerpkennis over het pol-
derlandschap te ontsluiten als basis voor behoud én
ontwikkeling.
De polderkaart wordt gekenmerkt door een drietal
eigenschappen die belangrijk zijn voor het begrijpen
van samenhang en variatie in het polderlandschap.
Ten eerste bestrijkt de kaart alle schaalniveaus rele-
vant voor ruimtelijk onderzoek en brengt deze met el-
kaar in verband, van het Nederlandse laagland als ge-
heel tot individuele polders. Ten tweede combineert
de kaart landschappelijk-ruimtelijke structuren met
patronen van waterbeheer (peilvakken en waterlopen).
Ten derde benadert de kaart de poldervorm als een
product van tijd – de tijd van conceptie, ontwikkeling
en verandering. Voor ontwerpende disciplines die
richting geven aan ruimtelijke ontwikkelingen in het
landschap, zoals de landschapsarchitectuur en ste-
denbouw, is de kaart daarmee een nuttig hulpmiddel
voor ontwerp-gerelateerde studies.38 De polderkaart
faciliteert verschillende manieren van lezen die sa-
men de basis vormen om ruimtelijke ontwikkelingen
op een bewuste wijze vorm te geven (te ontwerpen) en
de kwaliteit van het polderlandschap te waarborgen.39
Vier perspectieven zijn:
Het landschap als geschiedenis: het polderlandschap
wordt ‘gelezen’ als een biografie, als een palimpsest of
als getuige van alle handelingen die in de geschiede-
nis hebben bijgedragen tot de vormgeving ervan. Het
polderlandschap is een gelaagd landschap waar spo-
ren die de tijd over elkaar heen hee gelegd elkaar
kunnen versterken of tegenspreken. Kennis van deze
lagen is één van de uitgangspunten voor nieuwe be-
werkingen van het landschap of het toevoegen van een
nieuwe ontwerplaag;
Het landschap als proces: het polderlandschap wordt
meer beschouwd als een proces dan als een resultaat.
Het ontwerp is als het ware een open strategie, gericht
op het geleiden va n ontwik ke l i ngen ; geen ‘blauwdruk-
ontwerp’. Natuurlijke en sociale processen veranderen
on water management in Europe, -
, Utrecht ( ), -; G.P.
van der Ven (red.), Leeaar laagland.
Geschiedenis van de waterbeheersing en
landaanwinning in Nederland, Utrecht
.
1 S. Nijhuis en I. Bobbink, ‘The dynamics
of the Dutch Delta’ in: H. Meyer, I. Bob-
bink en S. Nijhuis (red.), Delta Urbanism .
The Netherlands, Chicago , -.
2 Zie bijvoorbeeld: E. Beukers (red.), Hol-
landers en het water. T wintig eeuwen
strijd en profi jt, Hilversum ; J. Renes,
‘Introduction: water management and
cultural landscapes in The Netherlands’,
in: H.S. Danner e.a. (red.), Polder pio-
neers. The influence of Dutch engineers
•
•
•
•
bulletin knob 2013
• 3
150
25 Dit geduldige werk werd uitgevoerd
door B. van den Heuvel.
26 Steenbergen e.a. (noot ), -.
27 H.A. Visscher, Het Nederlandse Land-
schap. Een t ypologie ten behoeve van het
milieubeheer, Utrecht/Antwerpen ;
J.I.S. Zonneveld, Levend land. De geo-
grafie van het Nederlandse landschap,
Utrecht/Antwerpen ; H.J.A. Berend-
sen, Landschappelijk Nederland, Assen
(Fysische geografie van Nederland
); J.C. Piket, J.T.R. Kalkhoven, A.A. de
Veer en W. Vos, Landschap, ’s-Graven-
hage (Wetenschappelijke atlas
van Nederland ).
28 Stichting voor Bodemkartering (tio-
a), uitgave -; toelichting op
het digitaal vectorbestand: F. de Vries
en J. Denneboom, De Bodemkaart van
Nederland digitaal, Wageningen .
29 tioa en Rijks Geologische Dienst,
uitgave -; toelichting op het
digitaal vectorbestand: A.J.M. Koomen
en G.J. Maas, Geomorfologische Kaart
van Nederland (). Achtergrondrapport
bij landsdekkende digitale bestand,
Wageningen .
30 Topografische Dienst-Kadaster, uitgave
-.
31 Cf. C.H. Edelman, ‘Voorlopige bodem-
kaart van Nederland, schaal :.’,
in: Inleiding tot de bodemkunde van
Nederland, Amsterdam , bijlage.
32 A.L.P. Buitelaar, De Stichtse ministeria-
liteit en de ontg inningen in de Utrechtse
Vechtstreek, Hilversum ; J.K. de
Cock, Bijdrage tot de historische geografie
van Kennemerland in de Middeleeuwen
op fysisch-geografische g rondslag,
Arnhem ; H. van der Linden, De
cope. Bijdrage tot de rechtsgeschiedenis
van de openlegging der Hollands-Utrecht-
se laagvlakte, Assen ; G.J. Mentink
en J. van Os, Over-Betuwe. Geschiedenis
van een polderland -, Zutphen
; tioa, De bodemkaart van
Nederland. Toelichting op de bodem-
kaart :., Wageningen
- ( delen; beschrijving
per provincie).
33 Steenbergen e.a. (noot ), -.
34 C.M. Steenbergen, W. Reh, Architectuur
en Landschap. Het ont werpexperiment
van de klassieke tuinen en landschappen,
Bussum , -.
35 Steenbergen e.a. (noot ), -.
36 Steenbergen e.a. (noot ), -.
37 Steenbergen e.a. (noot ), -.
38 Voor een uitwerking van de begrippen
ontwerponderzoek en ontwerpend on-
derzoek verwijzen we naar: S. Nijhuis en
I. Bobbink ‘Design-related research in
landscape architecture’, Journal of De-
sign Research () , -.
39 S. Nijhuis, ‘Westvaar t als landschapsar-
chitectonische ontwerpopgave’, in: West-
vaar t in de polder. ontwerpen voor een
verdwenen -molengang, Leiden ,
- .
3 Zie bijvoorbeeld: S. Nijhuis, Openheid
Laag-Holland. Meten aan landschappe-
lijke ruimte, Del ; S. Nijhuis,
‘Landscape policy and visual landscape
assessment. The Province Noord-
Holland as a case study’, in: S. Nijhuis,
R. van Lammeren en F.D. van der
Hoeven (red.), Exploring the Visual
Landscape. Advances in Physiognomic
Landscape Research. Amsterdam ,
-.
4 Het onderzoek naar de landschaps-
architectuur van het Nederlandse laag-
land wordt uitgevoerd door de leerstoel
Landschapsarchitectuur, Faculteit
Bouwkunde, Del. De belangrijkste
onderzoeksresultaten zijn beschreven
in: C.M. Steenbergen, W. Reh, S. Nijhuis
en M.T. Pouderoijen, De Polderatlas van
Nederland. Pantheon der Lage Landen,
Bussum ; W. Reh, C.M. Steenbergen
en D. Aten, Zee van Land, Wormerveer
.
5 A.A. Beekman, Nederland als polder-
land, Zutphen .
6 Zie o.a.: C.C. Geertsema, De zeewerin-
gen, waterschappen en polders van de
provincie Groningen , Groningen ;
D. Kooiman, De zeeweringen en water-
schappen van Noordholland, Alphen aan
den Rijn ; L.F. Teixeira de Mattos,
De waterkeringen, waterschappen en
polders van Zuid-Holland, Den Haag
-; R.H.J. Morra, Bedijkingskaart
van Nederland, Den Haag ; E.
Schulz, Waterbeheersing van de Neder-
landse droogmakerijen, Del .
7 A. Geuze en F. Feddes, Polders. Gedicht
Nederland, Rotterdam .
8 C. Koeman, ‘Levels of Historical Evi-
dence in Early Maps (With Examples)’,
Imago Mundi (), -; E. van
Mingroot, ‘De oude kaart als historische
bron’, in: D. de Vries (red.), Kaarten met
geschiedenis -. Een selectie van
oude getekende kaarten van Nederland
uit de Collectie Bodel Nijenhuis, Utrecht
, -; W.A. Ligtendag, ‘Oude kaar-
ten als kenbron voor verleden en toe-
ko mst ’, Historisch-Geografisch Tijdschri
() , -; M. Donkersloot-de Vrij,
Topografische kaarten van Nederland.
Een typologische toelichting ten behoeve
van het gebruik van oude kaarten bij land-
schapsonderzoek, Alphen aan den Rijn
.
9 Gebaseerd op waterstaatkundige defini-
ties van ‘polder’, in: J.C. Hooghart (red.),
Verklarende Hydrologische Woordenlijst,
Del , ; H.S. Danner, B. va n Rijs-
wijk, C. Streeerk en F.D. Zeiler, Pol-
derlands. Glossarium van waterstaats-
termen, Wormer , .
10 A.J. van der Aa, Aardrijkskundig Woor-
denboek der Nederlanden, Amsterdam/
Gorinchem - ( delen).
11 M. Martin en C. Wagenaar, ‘Stads-
verfraaiing en stadsuitbreiding’, in:
E. Taverne en I. Visser (red.), Stedebouw.
De geschiedenis van de stad in de Neder-
landen van tot heden, Nijmegen
, -; H. Engel, ‘Randstad
Holland in kaart’, OverHolland
(), -; J.E. Abrahamse en
R. Rutte, ‘Stadswording in Nederland.
Tien eeuwen ruimtelijke ont wikkeling
in vogelvlucht’, in: E. Taverne e.a. (red.),
Nederland Stedenland. Continuïteit en
vernieuwing. Rotterdam , -.
12 A. van der Woud, Het lege land. De Ruim-
telijke Orde van Nederland, -,
Amsterdam ; B. de Pater, ‘Veran-
derend landschap. Van een vage orde
naar een strakke ordening’, in: H. Baas
e.a., Jonge Landschappen -,
Utrecht .
13 C. Koeman, Handleiding voor de studie
van topografische kaarten van Neder-
land -, Culemborg , -;
W. Uitterhoeve, Cornelis Kraijenhoff
(-). Een loopbaan onder vijf
regeervormen, Nijmegen .
14 J.A. van der Linden, Topog rafische en
Militaire Kaart van het Koningrijk der
Nederlanden, Bussum .
15 Koeman (noot ), .
16 J. van der Kleij, ‘Het ont staan en de ge-
schiedenis, de functie en de betekenis
van de Waterstaatskaart en de karto-
grafische aspecten ervan’, Tijdschri
van het Koninklijk Nederlandsch Aard-
rijkskundig Genootschap () ,
-; M. Blauw, Geschiedenis van
de Waterstaatskaart van Nederland
-, Utrecht .
17 De voorlopige kaart in kaar tbladen is
terug te vinden in: Steenbergen e.a.
(noot ), -.
18 Hooghart (noot ), .
19 Daarvan zijn de bladen gebruikt
die het Nederlandse laagland omvatten,
bladen van de eerste editie en ont-
brekende bladen van de tweede editie.
20 Topografische Dienst-Kadaster, uitgave
-.
21 Voor een nadere toelichting op de le-
genda-eenheden wordt verwezen naar:
Steenbergen e.a. (noot ), -.
22 J. Bieleman, Boeren in Nederland. Ge-
schiedenis van de landbouw, -,
Amsterdam , ff; S. Barends e.a.,
Het Nederlandse landschap. Een histo-
risch-geografische benadering, Utrecht
; G.J. Borger, ‘Draining, digging,
dredging. The creation of a new lands-
cape in the peat areas of the low coun-
tries’, in: J.T.A. Verhoeven (red.), Fens
and bogs in the Netherlands. Vegetation,
History, Nutrient dynamics and Conser-
vation, Dordrecht/Boston/London
, -.
23 Teixeira de Mattos - (noot );
Rijkswaterstaat, Beschrijving van de
provincie […], behorende bij de water-
staatskaart, ’s-Gravenhage -;
Schulz (noot ); P.D. Groote, Kapi-
taalvorming in infrastructuur in Neder-
land, -, Groningen ; Geuze
en Feddes (noot ); L. Giebels en
C. Streeerk, Waterschapsarchieven da-
tabase (), .
24 Van der Aa - (noot ).
bulletin knob 2013
• 3
151
, richt zich op de toepassing van Geografische
Informatie Systemen () in landschapsarchitec-
tonisch onderzoek en ontwerp. Hij is coördinator van
het onderzoeksprogramma Architectuur en Land-
schap, c-afstudeerstudio landschapsarchitectuur
en methodologievakken. Daarnaast is hij serieredac-
teur van i en adviseur van verschillende rijks- en
regionale overheden. Hij is auteur van tal van (inter)
nationale publicaties.
van in ruimtelijk onderzoek. Hij werkte aan diver-
se tentoonstellingen en leverde bijdragen aan tal van
publicaties. Op dit moment werkt hij aan verschillen-
de onderzoeksprojecten die betrekking hebben op del-
talandschappen in binnen- en buitenland.
ma kes it possible to link inform ation to the map, turn-
ing it into a spatial database. The spatial shape is de-
rived from the combination of the Hydraulic Map first
edition - and th e Topographic and Military Map
- (), supplemented with all land reclaimed
aer . The map shows all water level management
areas and hydraulic polders in the lower parts of the
Netherlands together with their specific boundaries.
Within this framework, the polders are designated as
spatial units. Also, based on the Geographical Diction-
ary of the Netherlands (Van der Aa, -), a data-
base was created with all the polders that are men-
tioned in this dictionary. This information makes it
possible to supplement and check the data from the
and Hydraulic Map. By applying the informa-
tion can become spatial and available for analysis. The
map provides both an overview and a ‘benchmark’, a
point of reference from which the history of the polder
landscape can be reconstructed and that provides a
pers pec tive of the present and the fut u re.
This article provides a brief outline and a state of af-
fairs of the research in connection with the polder
map. It also describes hitherto unpublished back-
grounds and places the map within the context of de-
velopment-oriented landscape research. The article
demonstrates how the connection between hydraulic
and landscape-spatial aspects of the Dutch polder
landscape may be mapped, and that the polder map
can be an instr u ment in the sp a t i a l re s e a r ch and devel -
opment of the polder landscape.
. is senior onderzoeker en universitair do-
cent landschapsarchitectuur bij de Technische Uni-
versiteit Del, Faculteit Bouwkunde, leerstoel Land-
schapsarchitectuur. De kern van zijn werk bestaat uit
onderzoek naar theorieën, methoden en technieken
op het gebied van landschapsarchitectuur en steden-
bouw: ontwerponderzoek, ontwerpend onderzoek,
landschapsbeeldkartering en visuele representatie.
Zijn promotieonderzoek, Landschapsarchitectuur en
.. is sinds als onderzoeker ver-
bonden aan de leerstoel Landschapsarchitectuur van
de Faculteit Bouwkunde van de Technische Universi-
teit Del. Hij hee uitgebreide kennis van kaarten en
digitale data en toepassingsmethodes en technieken
The Dutch lowlands consist mainly of polders, areas
where water levels are artificially controlled so people
can live and work there. This centur y-old interaction
between man and water has produced a rich and of
their right polder landscape. The great variety in polder
shapes is caused by differences in the geological sub-
soil, the dy namics of water and land and human inter-
vention. The Dutch lowlands of today are gradually
transformed into multifunctional spaces where uses
such as leisure and tourism, nature, water storage and
housi ng become mor e and mor e impor tant be side s ag-
riculture. These developments put pressure on the
quality of the space. The key to solving many spatial
issues lies in the wealth of shapes of the polder land-
scape itself. The r e f ore it is necessa r y to ‘read’ this land-
scape correctly in order to retrieve the information and
design knowledge that lies hidden within it and then
apply them in the right way.
De polderkaart van Nederland (The Polder Map of the
Netherlands) systematically visualises the wealth in
shapes of the polder la ndscape. Polders are not just re-
garded as hydraulic phenomena but also as spatial
constructions: the polder landscape as we can see and
experience it. This combination provides as with clues
to steer developments in the right direction and guar-
antee their spa t ial qua l ity. The map foc uses on the pol-
der as both an hydraulic and spatial landscape unity,
revealing its cohesion through systematic analysis and
cartography. The use of Geographic Information Sys-
tems () not only ensures precision work, but also
thE poldEr map of thE nEthErlands
an instrumEnt for spatial dEvElopmEnt of thE lowlands
by steffen nijhuis and miChieL pouderoijen