Content uploaded by Cornelis Jan Camphuysen
Author content
All content in this area was uploaded by Cornelis Jan Camphuysen on Dec 18, 2015
Content may be subject to copyright.
van
Schiegel
tot
Bijisma
Kees
Camphuysen
Schiegel
tot Bijisma
De
geselecteordo Avifauna’s
hebbon
alle een
Ian
delijk
overzioht gegeven
of
willon
geven
van
al
thans
eon
godeelte
van
de
Nodorlandse
vogols.
De
stapol
boeken
begint
met
de
uitgave
van
Schlegel
(1860),
deel
1
van
zijn
Natuurlijke
His
toric
van
Nederlanduitgegovon
daorA.C.
Kruse
man
in
Haarlem
en
eindigt
met
deel twee
van
de
niouwsto avifauna
(Bijisma
eta!2001):
Schlogel
1860
Natuurlijko
Historie
van
Nodorland
Albarda
1897 Ayes
Neorlandicae
Baron
Snouckaert
van
Schauburg
1908
Avifauna
Noorlandica
Van
Qort
1908 Contr.
Knowl. Avifauna
Nether
lands
Baron
Snouckaert
van
Schauburg
1915
Avifauna
Neerlandica.
Aanvullingen
Van
Cart
1922
Do
Vagels
van
Nodorland,
1
Van
Oordt
&
Vorwoy
1925
Voorkomen
en
trek
Van
Qort
1926
De
Vogels
van
Noderland,
2
Van
Cart
1928
De
Vogels
van
Noderland,
3
Van
Oort
1930
De
Vogels
van
Noderland,
4
Van
Oort
1935
De
Vogels
van
Nederland,
5
Eykman,
Hens
&
Van
Scum
1936
De
Nederland
se
Vogols,
I
Eykman,
Hens
&Van
Heurn
1941
De
Nederland
se
Vagols,
II
Havorschmidt
1942
Nedorlandse
broedvogols
Eykman,
Hens
&
van
Hourn
1949
Dc
Nedorlandse
Vogels,
Ill
Van lJzendaamn
1950
Breeding-birds
of
the
Netherlands
Commissie
Nederlandse
Avifauna
1970
Avifauna
van
Nederland
Teixeira 1979
Atlas
van
de
Nedorlandse
Broed
vagels
Sovan 1987
Atlas
van
de
Nederlandse
Vogels
Van
den
Berg
&
Bosman
1999
Zoldzame
vogels
van
Nedemland
Bijisma,
Hustings
&
Camphuyson
2001
Schaamso
en
algemono
vogels
van
Nedorland
Veel
Avifauna’s
zijn
weinig moor
dan
scortenlijston
met
annotaties
en
korte
statusomschrijvingen.
Hot
boek
van
Schlegel
(1860)
is
voel
uitgebreidor,
ba
vendion
verluchtigd
met
prachtige
steendmukkon,
waarondor
zogenoemdo
‘Tafcreelenç
waarmoo
de
toenmalige vogelwerold
oak
nag
eens
in
boeld
werd gobracht.
De
klooko
boeken
van
Van
Oort
(1922-1935)
zijn
eon
kostbare uitgavo met
platen
van M.A.
Koekkoek,
die
overigens pas
werkelijk
bokend werden
toon
zij
(enigszins
aangepast)
worden avergenomen
in
bet
vijfdolige
Engelse
handboek
van
Witherby
eta!
(1952).
Het
driede
lige
werk
van
Eykman
eta!
(1936-1949)
bevatto
echter
na
Schlogol
de
meeste
concrete
gegevens
over
bet
toonmalige
voarkomon
van
vogels
in
Nederland.
Do
boeken
van
Van
Cart
(1922-1935)
varmen
oorder
een
‘handbook
met
algemono
aspecton
over
in
Nederland
voarkomende
vogols.
De
informatie
in
de
werken
van
Albarda,
Snauck
aert
van
Schauburg,
Van
Con
(1908)
en
Van
Cordt
&
Verwoy
(1925)
is
uiterst
bokncpt. Haverschmidt
en
Van
lJzendaarn
bospreken
de
Nedorlandse
broodvogels
en
de
uitgave
van
de
Commissie
Nedorlandse
Avifauna
(oerst
in
1962
in
Ardea,
in
1970 als
uitgave
van Brill
in
Leiden)
is
hot eerste
vallodige
overzicht
van
de
Nederlandso
vogels
na
do
baeken
van
Eykman.
In
de Sovon
braedvogel
atlas
(Teixeira
1979)
en de
atlas
van
wintervagels
(Savan
1987)
word
voor
bet
eerst
gobruikgemaakt
van
systematischo
inventarisatios,
uitgevaerd
door
een
legor
van
amateur-arnithologen.
Do
meest
recento
uitgaven,
waarvan
het
eerste
deol
over
de
zeldzame
vertegenwoordigers
van
de
No
derlandse
Avifauna
(Van
den
Borg
&
Bosman
1999,
gerovisoerd herdrukt
in
2001)
en
bet
tweodo
deel
over
schaarse
en
algomone
vagels
(Bijlsma
eta!2001),
bevatten
in
vorgolijking
met
allo
an
dere
uitgaven
echter voruit
de
groatste
haoveel
heid
en
voel
concrete
infarmatie, daarbij
dankbaar
puttend
uit
de
snel
graeionde
gegevensbostanden
van
tal
van
ornitholagisahe
organisaties.
Dc
volgorde
der
soorten
Avifauna’s
zijn
bij
uitstok naslagwerkon:
boeken
am
iots
in
op
te
zaokon.
Set apzaekon
van soar-
ton
kan
warden
voroonvoudigd
door
eon
goed
re
gister,
of door
eon
vaste
volgarde
van
soarten.
lodere
vogelaar
kent
bet
enorme
voordoel
van
een
vaste,
systematischo
indeling.
Set
maakt
immers
nogal
jets
uit
of mon
de
Ransuil
eerst
onder
de
R
in
bet
register
van
de
veldgids
moot
traceren
am
via
bet
paginanummer
op
de
juisto
bladzijde
to
recht
te
kamon,
of
dat
men
trefzokor
met
de
duim
iets
vaarbij
hot
midden
van
de
voidgids
de
pagi
na’s
doet
aponsplijten,
am
bij
hot
zien
van
een
plaat
met
piopers direct
te
weton
dat bet
nag
maar
Ayes
Neerlandicae:
de
Nederlandse vogels
Ter
gologenheid
van
bet
verschijnen
van
bet
tweede
deel
van
do
Avifauna
van
Noderland (Bijisma
a
a!2001),
toevallig
samenvallend
met
de
vieringvan
bet
100-jarig bestaan
van
do
Nederlandso
Cmi
tholagische
Unie
(NOU)
in
do
Koningszaal
van
Artiste
Amsterdam,
werd
een
avorzicht gepresonteerd
van
do
Avifauna’s
van
Nedorland
die
in
do
afgelapen
140
jaron
zijn
verschonon.
Dit
averzicht
was
voaral
bedoeld
om
eens
na
te
gaan
hoe
hot
voorkomen
van
do
versohillendo soorten
door
do
jaren
boon
voor
bet
voetlicht
is
gebracht, tegon
een
achtergrond
van
een
zich
onorm
antwikkolende
voldarnithalagie,
bet
afzworen
van
bet
jachtgeweer,
sterk vorbeterde
aptischo
hulpmiddelen,
bet
ant
staan
van
een
waar
legor
van
deskundigo
amateur-arnithalogen
oulminorond
in
de
aprichting
van
Sovon,
en
tenslotte
een
togenwaordig
vool
systematischor aanpak
bij
tellingon
en
inventarisaties.
Mel
dit
avorzicht wordt
niet
goprobeerd
am
oon
volledig
overzicht
van
de
verandorende
status
van enkele
vagois
te
geven,
maar
oorder
een
indruk
van
wat
een
lozor
aantreft
die
boon
en
terug
door
de
stapel
boeken
zou
bladeren,
niot
gehinderd door
specifieke konnis
van
de
historische
trends
en
patranen.
oen
kwestio
is
van
een
klein
stukje
terugbladeren.
Monigeen
zal
hot
korte
govool
van
triomf
horken
non
wannoor
men
de
verbazing
van
hot
gozicht
van
de
niot-vogolaar
atloost
bij
het
zo
snol
op
zookeri
van oon
willekeurigo
vogel
in
eon
dikke
gids
met
hondorden
vogolsoorton.
De
kortgoloden
opgeworpon stotwolken
bij
do
opwinding
rond
de
niouwe
volgordo
van
soorten
zoals
door
do
CSNA
word
voorgestold (Sangstor
ot
all
999)
zijn
dan
ook
in
elk
geval
godoeltelijk
voroorzaakt
door
jo
don
die
voorzagon
dat
zfl
woor
langer
vruchte
loos
door
bookon zullen
mooton
bladeren.Taxo
nomon
en
systomatici
hebben daaraan
goon
boodsohap,
zij
strovon hogero doolon
na
dan
sim
pol
zoek-
en
gobruiksgemak.
Schrijver dezes
begon
zijn
loopbaan
als
vogolaar
aan
hot
einde
van
do
jaren
zestig
on
wende
zich
daarbij aan
het
vindon
van
duikors
voorin
een
gids
en do
gorzen
(soms
do
kraaien)
achterin
(Voous
1960,
Poterson
at
all
965,
CNA
1
970).Toen
Sang
ster at
al
(1
999)
daarin
verandering
brachten look
dat
hot
oinde
van oon
van
oudshor’ bokende
in
deling,
maar
een
torugblik
over
do
afgolopen
140
jaren loort
lots
anders.
Schlegel
(1860)
bogon
zUn
boek
mot
do
valkvogels
on
oindigdo
mot
do
sterns,
Albarda
(1897)
en
Snouckaert
van
Schauburg
(1908)
bogoijnen
met
do
kraaien
om met
de
fu
ten
te
eindigon.Van
Qort
(1908)
begon
net
als
tot
voor kort
mot
de
futen
om mot
de
gorzon
op
te
houden,
maar
de
aanvullingon
en
verboteringen
van
Snouokaert
van
Schauburg
(1915) die zoven
jaar
later
vorschonen, begonnon
bij
de
futon,
maar
om
ditmaal
bij
do
hoendors
op
to houdon.
In
de
jaron
twintig
look
bet
voorboeld
van
Van
Oort
ge
volgd
te
wordon,
door
vast
to
houdon
van
eon
be
handoling
die
bij
duikers
of
futon
begint
on
bij
gorzen
eindigt.
Do
drie
delon
van
Eykman
ot
al
(1936-1949)
laten
Zion
dat dit
oon
voorbarige
con
clusie
is:
kraaien
-
hoonders. Havorschmidt
(1942)
aantal.
valt
terug
op
eon
bespreking
die
bij
de
futon
gint,
maar
Van
IJzondoorn
keortvorvolgensv
doodlouk
terug naar
een
behandoling
van
kra
tot
hoonders.
Doze
opsomming
van
verandc
gon
gaat
dan
nog
voorbij
aan
do
volgordo
alle
soorten
tusson
de
beide
extremen
in!
Volgorde van
do
soorten:
Schlogel
1860
Valkvogels
-
Sterns
Albarda
1897 Kraaien
-
Futen
Snouckaert
van
Schauburg
1908
Kraaien
-
Fi
Van
Coil
1908
Futen
-
Gorzen
Snouckaert
van
Schauburg
1915
Kraaien
-
Hi
de
rs
Van
Oort
1922-1935
Futen
-
Gorzen
Van
Qordt
&
Verwey
1925
Duikers
-
Gorzen
Eykman
1936-19491
Kraaien
-
Koekoek
II
Uilen
-
Duiven
Ill
Zandhoenders
-
Hoen’
Haverschmidt
1942
Futon
-
Gorzen
Van
lJzendoorn
1950
Kraaien
-
Hoenders
CNA
1970 Duikers
-
Kraaien
Teixeira
1979
Futen
-
Gorzen
Sovon 1987
Duikers
-
Gorzen
Van
den
Berg
&
Bosman
1999
Bijlsma
etal200l
Zwanen
-
Gorzen.
Zeldzaamheden
Vogels
kijken
is
voor
velen
eon
sport,
zeldz
vogels zien
is
zelfs
voor menige
professione
de
slagroom
op
eon
taart.
De
bijzondere
aanci
die
zeldzame
vogels, soms
onwillokeurig,
gc
ten
bij
veldornithologen,
is
altijd
al
zo
grool
weest,
dat
zeker
bij
de
buitenwacht
de
me
heeft
postgevat
dat
bet
ontdokken
van
dv
gaston
bet
belangrijkste
doel
is
van
iedereei
naar
vogels
kijktl
Dit
beeld
hobben wij
overi~
zelf
in
do
wereld geholpen,
al
was
bet
maar
dat
do
rneeste Avifauna’s
meer
aandacht
bI
Scartbesprekingen
CNA
1970
(r~
412)
FiguLir
1.
Aantai
tekst
(gemiddeic
stan
daarddevieth
wild
aan
soorten
ii
tie
tot
hun
talrijkh
Nederiand
in
de
Avi
van
Nederiand
1970).
Op
de
x-as
do
in
deze
Avifauc
hanteerde
aanduid
van
tairilkheid,
var
zaam
via
zeer kieii
tal
tot
zeer
groat
a
16
14
12
10
8
6
4
2
0
zsIc~mEerIddn
Ide~n
~,,ijlddn~,i1jgitot
groat
zeei-gtoct
T~rijkheid
in
Ned&axi
(aa-t~)
te
geven aan
hot
ongowone
dan
aan
bet
gowone.
Eon
snelle
controlo
in
de
Avifauna
van
Noderland
van
dertig
jaar
goleden
Iaat
zion
dat
do
hoeveel
hoid
gebodon informatie,
bier
uitgedn~kt
als
het
aantal
rogols
tokst
gewijd
aan
de
soortbospreking,
indordaad
grotor
is
bij
(zeer)
zeldzamo
soorten
dan
bij
moor algemene
vogels
(Figuur
1;
uiter
aard
is
bet
aantal regels
een
wondorlijke
maat,
want
bij
zoldzaamheden
gaat
hot
dikwijls
om
een
Iijst
van
govallen,
bij
talrijke soorton
is
hot
oen
omschrijving).
Kampioen
aan
do
one
kant
is
de
Watorspreeuw
met
25
regels tokst,
torwiji
eon
al
gomono
soort
als
de
Boomkruipor
hot
moet
doen
met
één
enkele
regeltje,
waarvoor
de
bladspiegel
ook
nog
eens
oen
keer
te
brood
is:
‘Ta/ri
jke
brood
vogeL
Stand-
en
zwerfvogel’.
Wat
betreft
de
grotoro
aandacht
voor
het
uitzon
derlijke
zijn
er
twee
duidolijke
uitzonderingen,
gepubliceerd
met
140
jaar
tussenruimte. Schiegol
(1860)
stolde
Iijsten
op
van
in
ons
land
broedendo
vogels,
doortrekkers
en
zoldzame
gaston,
om
to
constateren
dat
hot
gohoole
getal
der
in
Nedor
land
in
den
wilden
staat
waargenomen
vogolsoor
ten
ongeveer
ruim
280
bedraagt’. Vorvolgons
schrijft
hij
echter:
‘...behooren
hiertoe
in
ons
land
ruim
40
soorten, weshalve
bet
getal
der
b;j
ons
regelmatig
voorkomende
soorten
eigenlijk
niet
meer
dan
nagenoeg
240
bedraagt~
Zijn
hole
ver
dere
book,
on
vooral
daarom
is
dat
zo
waardevol,
is
eon
paging
am
zo
goed
mogelijk
to
boschrijven
hoe
do
avifauna
er
in
hot
midden
van
do
1
9e
eeuw
voor
stond.
Kortom,
een
beschrijving
van
hot
al
gomono,
hot
normale,
niet
zo
zeor
van
het
vreem
do
on
uitzonderlijke.
Do
andero
uitzondering
is
do
huidige avifauna
van
Nederland
(Van
den
Berg
&
Bosman 1999/2001; Bijlsma
otaI200l).Terwijl
do
zoldzaamheden
naar
tovrodonheid
in
eon
prachtig
uitgevoerd
book
uitgobreid
konden
war-
don
beschreven
in
precios
zovoel
detail
als
go
wenst,
kon
ervervolgons
aan
de
‘gewono
vogols’
zelfs
eon nog
grotere
hoovoolheid
tekst
wordon
geweid
in
eon
tweedo
dool,
met
moor
pagina’s
en
eon
zeer
hoge
informatiedichtheid.
Van
eon
schaarste
tot
een
overmaat
aan
intormatie
Eén
van
do
bolangrijkste veranderingen
voor
de
samenstellors
van oen
avifauna
vroegor
on nu
is
do gewoldig
toogonomen
hoeveelheid
informatie.
Hot
aantal
stroekavifauna’s
dat
do
algolopon
30
jaren
word gopublioeerd, loopt
in
do
tiontallen,
letterlijk
bookonpianken
vol,
en
dan
gaan
we
nog
voorbij
aan
de
stapels rapporton
on
oon
gewel
dig
aantal
artikelen
in
een
keur
van
steeds
fraaier
uitgovoerde
landelijke,
regionalo
on
lokale
tijd
schriften.
Do
oudste
avifaunisten
konden
dat
pro-
bloom
niet,
toen
gold
eerdor
hot
gebrek
aan
in
formatie
als
eon
belommoring.
Afgelegen
gobie
don
(die
bestonden
toon
nag)
worden weinig
bo
zocht
en de
onderlingo communicatie
van
orni
thologen
was
aanmorkolijk
gobrekkiger,
beperk
tor
zelfs
nog
dan
wij
ons
nu
ook
maar
kunnon
voorstollen
in
ons
‘tochnotijdperk’.
Do
nieuwo Avifauna
van
Nederland
kan
niot
an
dors
dan eon
incompleet
overzicht
van
do
hui
dige
kennis
govon,
al
was
bet
maar
doordat
do
ruimto
(toch
al
ovorschreden)
beperkt
is
gowoest.
Hot
is
to
hopon dat
do
lieden
die
zullon
opstaan
omdat
zij
hot
beter
denken
te
woten deze
kennis
niet
voor
zich
zullen houdon,
maar
op
een
lando
lijk
good
toogankelijke
plaats,
bijvoorbeeld
in
Limosa, voor
toekomstige goneratios
vastloggon.
BU
bet
schrijven
van eon
dergelijk boek
bij
oon
overdaad
aan
materiaal
word
één
ding
duidolijk:
hot eorsto
dat
je
torzijde
schuift
of
waarvoorjo
do
moeito
niot
kunt
nemen
alles vollodig
door
to
no
men, zijn
rapporten
(grijze literatuur)
en
regionalo/
locale
publicatios.Tegolijkertijd
word
bet
enorme
belang
onderkend
van
good
goorganiseerdo,
toe
gankolijke, landelijk
gecentralisoorde
gegovons
bostanden.
Voranderende
avitauna
In
hot
onderstaande
wordon
onkole
vogelsoorten
bosproken waarvan bekond
is
dat
bet
voorkomen
in
ons
land
aan
verandoringon onderhevig
is
ge
weest.
De
oorzaak
kan
zijn
dater
werkolijk
iets
is
voranderd
of
doordat
we
bijvoorboeld
voel
boter
in
staat
zijn
vogels to
ontdekken
en
horkonnen,
of
doordat
we
zijn
ovorgegaan
van
eon
ruwe
schatting
naar
eon
procieze
telling.
Bij
verschil
lende
soorton
spolon
al
deze
factoren
oen
rol en
bet
is
op
basis
van
de
Avifauna’s
van
Nederland
eigonlijk
helemaal niot
good
mogelijk
om
eon
re
constructie
van
hun
historisohe
voorkomen
te
makon.
Gekuifde
Watorraaf
Phalacrocorax
graculus
Phalacrocorax
graculus,
do
Kuifaalscholver,
kort
geledon opnieuw
van
naam
veranderd
en
daar
door
nu
bekend als
Stictocarbo
aristotelis,
word
sinds
Van
Oordt
&
Verwoy (1925)
aangeduid
als
Phalacrocorax
aristotelis.
Oak
do
Nederlandse
naam was
niet
heilig
en
in
do
Nederlandse
avifauna’s
heoft
doze
soort
bijvoorbeeld
gofigu
roord
onder
do
namen
Gokuifde
Aalscholver,
Gokuifdo
Waterraaf,
Gokuifde
Schollevaar
on,
ten
slotte,
Kuifaalscholver.Voor
bet
opzoeken
van
eon
zodanige
soofl
in
do
opoonvolgende
booken,
bij
oen
steeds
wisselendo
volgorde
van
soorten
on
groopen, biedt oak
oon
register maar
boperkt
uit
komst,
omdat
do
soort
naar
keuze
ondor
do
A,
do
0,
do
W,
do
S
of
de
K
mag
worden
verwacht.
Tegenwoordig
konnon
we
do
Kuifaalscholver
als
een
jaarlijkse
vorschijning,
voornamolijk
voorko
mend
tussen
augustus
en
mei.
Per
jaar
warden
hooguit
onkolo
tientallen
Kuifaalscholvers
in
ons
land
waargonomon,
waarbij
eon
opvallendo
pro
ferentio
voor
bet
Westerscheldogobied,
werk
eilandon
rand
de
Oosterscholdekoring
en
havons
langs
do
kust
van
het
Hollandso
vasteland
opvalt
(Schovoningen,
ljmuiden,
Den
Holder). Doze
kon
nolijko
voorkeur
voor
waterkoringen
van
beton
of
basaltblokken
is
het
gevoig
van
do
voedselkouze
on
foorageertechnioken
van
dozo
rotsbewononde
(on
onderwaterrotsen
bojagondo)
zeevogol.
Do
Kuifaalscholver
is
oon
soort waarvan
do
her-
kenning
met
do
beporkto
optische
middelon
van
weleer
eon probleem was.
Aangezien
onzo
(over)
grootvadervogelaar
liovor
met
eon
gewoor
dan
met
eon
(tonee~kijkor
op
pad
ging,
waron
bet
vooral
handkenmorkon
die
uitkomst bodon
bij
do
identificatie.
In
die
context
valt
Snouckaort
van
Schauburg
(1908)
goed
to
bogrijpen:
‘Wordslechts
enkele
malen
in
Nederland
waargenomen.
Hoe/f
twaalfstaartpennen.
Komt
waarschijnlijk
welmeer
voor,
maar
wordt
met
de
vorige
soort
[Aalschol
ver]
verward,
van
weike
zi]
door
het
aantal
steart
pennen
en de
germ
gore
grootte
gemakkelijk
to
onderscheidenis~
Eykman
otal(1
936-1
949)
noe
men
nog
steeds
mear
eenentwintig
gevallen
on
daarondortroffon
we
twintig vondsten
(gedeelto
lijk
een
eufemisme
voor
vangsten’
en
algosoho
ten
exemplaren)
en
sleohts
een
waarneming.Ten
tijde
van
de
laatsle echte Avifauna
van
Neder
land’ (CNA
1970)
was
dit
nauwelijks
veranderd,
met
een
totaal
van
47
gevallen
en
een
aandui
ding als
‘zeldzamo
yost
in
het
wintorhalfjaar’.
De
Kuifaalscholver
is
een
standvogel,
ofsohoon
de
vogels
zich
wol
enigszins
van
de
broedplaatson
verwijderen
buiten
hot
broedseizoen
(dispersie).
Is
die
neiging
tot
dispersie
toegenomen
in
de
Iaat
ste
jaren
of
hoeR
de
toegenomen broedpopulatie
(25%
in
de
afgelopen
dertig jaron)
bijgodragen
tot
do
tegenwoordig
meer
frequente
voorkomen
in
ons
land?
Do
problematisohe
identifioatie
in
vroegorjaren
maakt
dat
daarover
in
de
landelijke
Avifauna’s
goon
uitsluitsel verkregon
kan
worden.
De
nieuwste
Avifauna
suggereert
dat hot
wat
on
regelmatige
voorkomen
van
tegenwoordig
(veel
talrijker
in
sommige
jaren
dan
in
andere)
kenno
Iijk
samenhangt
met
do
voedselsituatie
in
de
tra
ditionole
broed-
en
overwinteringsgebieden.
Bij
matig
voedselaanbod
daar,
verschijnen
or
meer
Kuitaalsoholvers
hier.
Grauwe
Pijlstormvogel
Puffinus
grisea
fuliginosa
Snouckaert
van
Schauburg
(1908)
was
de
eerste
die
de
Grauwe Pijlstormvogel
kon
vermelden,
door
do
vangst
op
15
oktober
1.900
van
‘een
oud
man
netje’
van (toen
nog)
Puff
inus
grisea
fuliginosa
to
Hornhuizen
(Groningen).
Dit
geval
werd
keer
op
keer
als
enige
geval
in
avifauna’s
en
artikelen
vermeld
en bet
duurde tot
in
de
jaren
dertig
voor
een
twêede
exemplaar
kon
worden
opgenomen,
een
vondst
op bet
strand
bij
Wijk
aan
Zee
(Eyk
man
et
al
1936-1949).
Inmiddels
was
in
de
lijst
aanvulingon
van
Snouckaort
van
Sohauburg
(1915)
do
tot
op
de
dag van
vandaag
gobruikto
naam
aangonomen:
Puff
inus
grisous.
Grauwo
Pijlstormvogol
was
de
Nedorlandso
naam
die
do
soort
sinds
zijn
oerste
vermolding
beeR
godra
gen.
Dit
is
een
good
voorbeeld
van eon
soort
waar
vroeger
Weinig of
niots
van
word
gomerkt,
omdat
eon
bijzondero
waarnomingstechniok
veroist
is
en
omdat buitengewoon
storke
verrokijkors
nodig
zijn
om
met
enige rogolmaat
oxemplaron langs
de kust
to
kUnnen
zien.
Togenwoordig
konnon
we
de
Grauwo
Pijlstormvogol
als
oen
doortrokker
in
zeer
klein
aantal
in
bet
najaar
Ouli
.novembor),
vooral
bij
stormaohtig
weer
on
bij
voorkeur
bij
noordwes
tenwind, waarvan
soms
moer
dan 100
oxompla
ren
op
eon dag
kunnen
langstrekken
(Bijlsma
et
a! 2001).
Doze
beschrijving
vorsohilt
nogal
van
die
in
do
vorigo
avifauna
door
do
CNA
(1970):
vijI
gevallen
(drio
vondsten),
één
onbevestigdo
waar
neming.
Dozo
tokst
kon
ochtor
al
drie
jaar
na
dio
publioatio wordon
herzion, want
zoetrektellingon
waren
toon
al
op
grote
schaal
in
zwang
goraakt
on
bet
zien
van
Grauwe
Pijlstormvogels
was
in
middels
gomoongood
(Camphuyson
&
Van
Dijk
1983). Eon
evontuole
historisoho
vorandering
in
talrijkheid
van
dozo
soort
is
dus
op
basis
van
hot
voorliggende
materiaal
niet
nato
gaan,
want
hot
is
onduidolijk
of
de
soort vroogor
ook
regeirT
door
onzo
kustwateron
trok.
Tegenwoordig’
den
bij
vool
(bijzondero)
zoovogols
toeneme
trends
govondon, maar
in
vorschillondo
gew
kon
wordon
aangetoond
dat
hot
hior
om
artefact
gaat.
Grotere
aantallen
vogels
per
spendeord
waarnemingsuur
wordon
vooral
oorzaakt door
hot veel
seloctiovor
waarneme
momenton waarop
de
zeotrok
do
mooito
loo
Kuifleouwerik
,4Iauda
cristata
Eon
vogel
waarbij
de
identif
icatio
in
elk
goval
probleem
kan
zijn
geweest
is
do
Kuifleouw
door Schlegol
(1860)
aangoduid
met
do
we
schappelijke
naam
Alauda
cristata.
Alb~
(1897)
gebruikto
Ga!erita
cristata,
maarSno
aort
van
Scbauburg
(1908)
was
do
oorste
di
tot
op de
dag van
vandaag
gehantoordo
n
Calorida
cristata
opnam.
Hot
dior
ho~ft
in
Nodorlands
wel
al
dio
jaren
gewoon
Kuilloouv
gohoton.
Tegonwoordig
is
do
Kuifleeuwerik eon
zeor
so[
so
broodvogel (100-300 paren)
en
bovondion
standvogol,
waarvan
goon
doortrek
(van
bot
nis)
wordt
geregistreord.
Volen
zullen
wotor
do
Kuifloeuwerik stork
in
aantal
is
achtoru
gaan,
dus
is
het
intorossant
om
to
zion
w~
Avifaun&s
daaroverto
moldon hebben.
Do
roe
uitgaven
bosproken
do
broodplaatsen
in
yea
tail,
noemon
dit
oen
broodvogol
van
zandigo
plaatson
on
gevon
daarbij
allorloi
voorbeol
zoals
bouwtorreinen,
rangoerterreinon,
exc
tioterreinon,
sohietbanen,
kunstwogen
en
bu
wijken,
steeds
in
do
nabijhoid
‘van
den men
Havorsohmidt
(1942)
omsohroof
die
plekkon
zoker
als
kunstmatige
zandwoestijnen,
daar
vorwijzend
naar
do
oorspronkolijko
habitat
doze
soort.
Als
broodvogel
was
do
Kuifloow
aan
hot
begin
van
do
20e
eeuw
in
elk
goval;
moon
on
Van
Qort
(1922)
vermoldt
dat
do
in
aantal
toogenomon
sohijnt
to
zijn.
Ook
do
(1970)
sproekt
van eon
vrij
talrijke
broedv~
waarmee
eon
populatie
van
2500-10.000
p
word aangeduid.
Teixeira
(1979)
noemt
bet
stand-en
zwerfvogel met
eon
populatio
van
3
5000
paren.
Nog
steeds
goon
aohtoruitgang?
moot
men
zioh
realisoron
dat
do
overgang
oen
‘educated
guess’
door enkelo
gedegen
thologon
(eon
ruwo
sohatting
dus)
naar
eon
crete
invontarisatie door
duizenden
vrijwilli
heel good
tot
eon
‘sohijntoenamo’
of
eon
sc
baar
stobiele
populatie
kan
olden.
Pas
i
wintervogolatlas
(Sovon
1987)
is
sprake
var
stork teruglopend
aantal
broedvogels.
Voel
opmerkelijker
was
een
klaarblijkolijk
s~
verandering
in
do
aantallen
ovorwinteraare
gonwoordige vogolaars
die
goconfronteerd
den
met
do
boschrijvingon
van
Albarda
(189
Snouokaortvan
Sohauburg (1908),
‘In
dew
maanden dikwijls
in
groote
zwormen
ronth
vende’riopon
prompt
dat
die
arme
zielen
vrc
konnohjk niot
hot
vorsohil
kondon
zion
tu
Void-
en
Kuifloeuworikon.
1k
vraag
me
dat
was
bet
maar
omdat ikzelf
goon
kijkor
(ho~
gebruik(on)
als
ik
eon
Kuifloouwerik
togon
Ii
loop.
Mij
dunkt
dat
do
ornitholoog
van
vroego
op
voorhand
onderschat
moot
worden!
Van
on Verwoy,
beiden
beslist kundige
on
schorp;
nemendoveidornithologen
(Voous
1995),
ne
den
bij
de
Kuilleeuwerik
dat
‘s
winters
vluchten
van
meer
dan
100
vogels
konden
warden
gezien.
Ronduit merkwaardig
is
de
vermelding
door
CNA
(1970)
dat
de
Veldleeuwerik behalve
een
vrij
tal
rijke
broed (stand-
en
zwerfvogel)
ook
een
dOor-
trekker
genoemd
kon
worden
in
klein
aantal
van
half
september
tot
in
november
en
van
eind
fe
bruari tot
in
april.
Seen
enkele
aandacht
wordt
geschonken
aan
bet
kennelijk
drastisch
veran
derde
wintervoorkomen
en
de
perioden
van
door-
trek
zijn
niet
alleen
nieuw,
maar
warden
in
latere
besohrijvingen
niet herhaald.
Sovon (1987)
con
stateert
dat
er
‘s
winters minder meldingen
zijn
dan
in
de
zomer,
waarmee
de
teloorgang
van
de
Kuitleeuwerik
in
de
winter
(ofschoon
niet
tekstueel
onderkend)
nag
eens
te
meer
wordt
onderstreept.
Wielewaal
Oriolus galbula
De
Wielewaal
werd
door Schlegel
(1860)
met
Oriotus ga/hula
aangeduid, maar
al
door Albarda
(1897) werd
de
tegenwoordig
nag
gangbare
naam
Oriolus
oriolus
gebruikt.
Dc
Nederlandse
naam
is
al
die
tijd
ongewijzigd
gebleven. Qok
de
Wiele
waal
is
een
saart
waarbij
do
herkenning
oak
vrae
ger
geen probleem maet
zijn
geweest.
Tegenwaardig
is
de
Wielewaal
een
vrij
talrijke
za
mervogel (7000-10.000
braedparen)
en
eon
door-
trekker
in
vrij
klein
aantal.
Schlegel
(1860)
schrijft
aver
de
Wielewaal ‘Overal
broedend
wear
bout
en
haoge
baomen steen,
z&fs
in
pro
ate tuinen’.
Helaas
had men
in
die
tijd
nog
niet
de
gewoante
am
daarbij
oak
eon
idee
te geven
waar
en
op
welk
een
uitgebreide schaal
een
dergelijke
habitat
kon
warden
gevonden
in
ons
land,
waardoor
de
waar
de
van
de
beschrijving
afneemt.
Felt
is,
dat
do
daarna
valgende
avifauna’s
steeds
weer
melding
maakten
van
een
zeervergelijkbare
verspreiding.
De
aantekeningen
zijn
dikwijls
za
precies
hot
zelfde
dat
de
geur
van
overschrijven
komt
baven
drijven.
Uit
Haverschmidt’s
(1942)
opmerking
dal
de
Wielewaal
in
Albarda’s tijd
kennelijk
in
steder
in
~groote
tumen’voorkwam,
maar
‘Thans
niet’zo~
dan
oak
kunnen
worden
opgemaakt
dat
die
be
sohrijving
40
jaar
lang
onterecht
van
elkaar
waE
overgeschreven.
Haverschmidt’s correctie,
terechi
of
onterecht,
zet
in
elk geval
40
jaar
informatie
in
landelijke
avifauna’s
op
lasso
schroeven,
en
dal
is
lets
waar
meer auteurs
eon
handje
van
hebben
gehad. Za
schrijft Albarda
(1897), toegegeven,
voor
eon
geheel andere
soort
dan
bier
bespro
ken,
‘do
opgaaf
van
Schlogel,
dat
doze
wart
[do
Grate
Mantelmeeuwj
hiorzoude
broeden,
is
eenc
dwaling...
overigens zonder
precies
aan
to
go-
von met
welk
gezag
hij
do
eerdere auteur
kan
car
rigeren.
Het
resultaat
is
zekere
mate
van
onze
kerheid
bij
de
recanstructie
van
vogelvoorkomens
op
basis
van
do
Nederlandse
Avifauna’s.
Steeds
weer
ligt
eon
groat gevaar
op do
loer:
wat
heell
de
sohrijver
zelf
geconstateerd,
welk
deel
is
kri
liekloos
gekopieerd
en
hoe
good
hebben
auteurs
zich
gerealiseerd
dat
de
verandering
van
hulp
middelen
en
personele
inzet
in
de
tijd
automa
tisoh
tot
do
indruk
van
eon
gewijzigde status
kan
leiden.
Bonte
Kraai
Corvus
corn
ix
Do
kraai
die
sinds
Schlegel
(1860)
al
consequent
Sante Kraai
wordt genoemd,
kende wat
betreft
zijn
wotensohappeluke
naam
talrijke
variaties
op
hetzelfdo lhema:
Corvus
cornix
(Schlegel
1860),
Corone
cornix
(Albarda
1897),
Corvus
cornix
(Snouckaert
van
Schauburglgo8),
Corvus
corone
cornix(Haverschmidt
1942)
en
opnieuw
Corvus
cornix
Wan den
Borg
1999).
Do
Sante
Kraai
is
tegenwoordig
eon
doartrekker
en
wintergast
in
vrij
klein
aantal,
terwijl
velen
zich
nag
kunnen
herinneren
wat
do
Sante Kraai
vroe
ger
was: eon
talrijke verschijning
in
bet
winter-
halfjaar,
do
zwaluw
van
hot
koudo
jaargetijde.
Zoals
moostal
bu
talrijke soorton
waren
do
be
schrijvingen
in
do
moeste
Avifauna’s
beknopt.
Schlogol
(1860)
constatoerde
oonvoudig
‘komt
half
oktober,
overwintert
en
vertrekt
in
maart’.
Albarda
(1897)
is
do
oorsto
die
vaststoldo
dat
Bon
to Kraaien
soms
tot
broodon
komen,
latoro
au
tours
morken
hotzolfdo
op
en
vormoldon
dat
mongparon
met
Zwarto
Kraaien
dikwijls
voorko
men.
Van
Oort
(1
922-35)
noomt
hot
eon
winter
gast
in
groot
aantal,
Eykman
eta!
(1936-49)
zion
de
‘groote
masse’
arrivoron
in
do
loop
van
okto
boron
novombor.
Dit zijn
duidolijko
aanwijzingon
dat
hot
voor
do
oorlog
om
eon
algomene
wintor
gast
is
gegaan,
zokorveel
tairilkor
dan
togenwoor
dig,
want
wio
zou
or
nu
nog
van eon
grote
massa’
willon
sprokon. Ongoveor
dortig
jaar
geleden,
word
de
Bonto
Kraai
nog
steeds
boschroven
als
oon
wintergast
in
vrij
groot
aantal
(5000-20.000;
CNA
1970)
en
ook
Sovon
(1987)
kon
goon
dui
dolilko afname
constatoron
(overigons
in
togen
spraak
mot
do
door dozolfdo
organisatio
verza
meldo
zogonaamdo. PTT-tolgegevons;
punt
transoct-tollingen).
Toch
moot
or
toen
al
sprako
zi]n
gewoost
van eon
markante
vorandoring,
waar
van
wordt
aangenomen
dat
zij
word
voroorzaakt
doordat
Scandinavische vogols
allengs
noordo
lijker
zijn
gaan
ovorwintoron.
In
do
samenvatting
door
Bijlsma
eta!
(2001)
komt
do
Bonte
Kraai
uit
do
bus
als
eon
wintorgast
in
vrij
klein
aantal, dio
als
doortrekkor
en
wintergast
in
do
twoode
heift
van
do
20e
oouw
stork
is
afgonomon.
Deze
ro
constructie
word
dan
ook
gebasoord
op
Iokalo
tollingon
in
boschrijvingon
in
streokavifauna’s.
Do
opgostapolde
Iandolijko
Avifauna’s
zijn
hiorbij,
zoals
bij
vool
algomono
soorton,
eon
tokortschie
tondo
bron
goblokon.
Karekiot
Ca?amoherpe
turdina
De
Karekiot,
later
Dubbolo
Karokiot,
Grooto
Ka
rokiet
on
ten
slotto Grate
Karokiot
gonoemd,
word
in
Schlegol’s
tijd
(1860)
aangoduid
met
do
stork
van
do
huidigo
afwijkende
wotonschappolijko
naam
Calamoherpe
turdina.
Albarda
(1897)
noem
do
doze riotvogol
al
Acrocephalus,
maar
met
tur
doides
als
soortnaam,
torwijl
Snouckaort
van
Schauburg
(1908) hot
nog
steeds
gangbaro
Acro
cephalus
arundinacous introduceerdo
in
do
Ne-
dorlandse
Avifauna’s.
Do
Groto
Karokiot
is
nu
schaarse broodvogol (250-400
paron)
on
doortrekker
in
zoor
klein
aantal.
Tusson
1
9&
1985
is
de
Nedorlandse
broedvogelpopulatlo
liofst
90%
teruggolopon
(Graveland
1998),
zc
hot
intorossant
is
om
nate
gaan
hoe
do
soo
do
loop
van
do
t~d
in
do
opoenvolgende
Avifau’
word
boschrevon.
In
do
tijd
van
Albarda
nostoldo
de
Groote
of
C
bele
Karokiot
‘?angs
rivieren
en op
meeren
enc
son
van
hot
gehele
land’.
Hioruit
is
niet direc
te
maken
of
do
soort
bi
jzondor
talrijk
of
vrij
sch~
was,
maar
hot
wekt
op
zijn
minst
do
sugge
van
eon
wijdvorbreid
(en
talrijk)
voorkomen.
Oort
(1908),
die
do
aanwinston
van
hot
Nat’
historisch Museum
in
Leidon boschroof,
sh
vast
dat
hot
museum
‘van
doze
a?gemene
S
...geen
enke?
exomplaarontvangen’
had, hotg
gozien
de
comploothoid
van
do
rest
van
do
indordaad
vermoldenswaard
was.
In
Iijn
mo
bij
ornithologen
ingobakken gewoonto
am
vo
bijzonderheden
to
vorzamelen
en
beschrflvon,
dat
opniouw
eon
aanwijzing
kunnen
zijn
van
talrijk
voorkomon.
Nog
in
do
tijd
van
Van
IJ:
doom
(1950)
was
or
sprako
van eon
algem
broedvogol,
bovendion
waarschijnlijk
toonem
on
or
look
zolfs
sprake
to
zijn
van
vordringing
do
Kleine
Karokiet.
Ook
do
CNA
(1970)
sprak
van
eon
vrij
talrijke
broodvogol
(2500-10.
broodparen), maar
dit
zou
als
eon
oorsto
sig~
kunnon
wordon opgevat
van
oon
noorgang.
volgons
ging
hot
in
elk
goval snol:
boschrevor
vrij
schaars
(1200-1
600 paron)
door
Toix
(1979),
schaars
(350-550
paron)
door
Sovon
1
en
door Bijlsma
eta?
2001
(250-400
paron).
tuurlijk
was
hot
do
analyse
door
bijvoorb~
Gravoland
(1998)
on
do
konnelijko
verloodo
van
do
boschikbare
broodhabitat
(zwaar
riel
in
hot
water
staat,
zogonaaamd
waterriet,
w
voor
do
grooiomstandighodon
vorslechtei
door
gelijkschakoling winter-
on
zomorpeil
in
binatio
met
eutrofiering)
waardoor
do
teloorç
hot
best boschroven word,
maar
in
dit
goval
I’
do
opgestapoldo
avifauna’s woinig
twijfol
over
afname
bostaan.
Zwarte
Stern
Sterna
nigra
Eon
andore
moerasvogol
met eon
ingostorto
Do
Kielno Mantolmoeuwvet
atch
in
1926.
Fete:
Plot
Munstorman.
Een
andere
moerasvogel
metingestorte
populatle
Is
dezwarteStern.
DTrksWijde,
deWieden,juIi
2001.
Foto:Wim
Smeets.
pulatio
is
de
Zwarte
Stern,
oerder
wel
als
Zwarto
Zoozwaluw
en
MoeraszwaJuw
op
do
Nedorlandse
Iijst
goplaatst.
Oak
do
wotenschappelijko
naam
is
aan
talrijko
wijzigingon
onderhovig
gewoost,
van
hot
fraaio
en
simpolo Sterna
nigra
(Schiegel
1860),
via
hot
gecompliceerde
Hydrochelidon
ni
grum
(Albarda
1897),
Hydrochelidon
nigra
(Snou
ckaert
van
Schauburg
1908),
Chlldonias
niger
(Van
Oordt
&
Vorwey
1925)
en
Chhidonias
nigra
•
(Haverschmidt
1942)
tot
het
togenwoordigo
CMI-
•
doniasniger~’Van IJzendoorn
1950).
Schlegel
(1860)
bespreokt
do
Zwarte
Stern als
Iaatsto
soort
in
zijn
boek
en
schrijft:
Zsjhoudtzich
aan
moerassige
plaatsen,
vooral
op
meertjos
tot
diep
binnen
in
hot
land
op,
en is
Th
Nederland
aan
diergel,jke
plaatsen
eon
algemeeno
vogel’.
Snou
ckaort
van
Schauburg
(1908)
noemt
hot
eon
zeer
algomene broedvogol
in
moerassigo
strokon,
in
poelen
en
veenpotten.
Albarda
(1897) had
daar
aan
eerder
al
toegovoegd
dat
de
bozotting
met
~scheeren’(Krabbonscheer)
van
bolang
was.
Byk
man
et
al
(1936-1949)
noemen
do
Zwarte
Stern
nag
tamelijk
algomeen, maar constateerden
als
eersten
eon
achtoruitgang
door
drooglegging
en
hot
in
cultuur
brongen
van
geschikto
broedgebie
den.
Latore
autours
maken melding
van
aantal
fluctuatios
en
in
elk
geval
lokalo achteruitgang
Ha
verschmidt
1942,
Van
IJzondoorn
1950),
een
tij
delijko
blooi
van
do
populatie
als
gevolg
van
inun
daties
in
do
Tweede
Woroldoorlog
wordt toch woer
gevolgd
door
eon
verdero
teloorgang.
Do
CNA
(1970)
maakt
voor
hot
eerst melding
eon
vrij
groot
aantal
doortrokkors,
hetgeen
ton
tijdo
van
do
wintervogelatlas
(Sovon
1987)
al
wordt
bij
gestold
tot ‘zeer
talrijko
doortrekker’
(80.000-
100.000),
warempol
met
eon
toevoeging
waaruit
de
verkiaring
kan
worden
afgeleid:
hot
rijko
voed
selaanbod
(jonge
spiering).
Do
vorrijking
van
hot
lJsselmoorgebied
door outrofiering,
hot
troebole
water,
maar
oak
do
ovorbovissing
van
roofvissen
hebbon
geleid
tot
eon
onorm
aanbod
van
kleine
vis,
dicht
aan
do
opporvlakto
(MR.
van
Eorden),
waarvan
onder
andoro
do
Zwarte
Stern
hoeft
kun
non
profiteren.
Of
van
eon
dergelijko
verandering
al
sprake
was
in
do
jaren
zestig
(CNA
1970)
is
niot
duidolijk,
omdat
men
toen
vrijwol
nooit
op
oor
zakon
en
gevolgon
inging
in
de
tokst.
Als broad-
vogel holde
do
Zwarte
Stern
inmiddols
verder
ach
toruit, tot
1000-2000
paren
in
do
jaren
tachtig
(Sovon
1987)
naar
eon
schamelo
1100-1300
pa-
ron
tegonwoordig
(Bijisma
otal200l).
In
hoovorro
hot
onormo
aantal
doortrokkors
zal
kunnen
stand
houdon
zal
samenhangen
met
do
verandoringen
die
nu
in
hot
IJssolmeorgobied optreden
door
eon
vorminderde
fosfaatbolasting:
helderdor
water,
eon
vorandorond visbostand
en
eon
andore
on
derwatorfiora.
Kloine
Mantelmeouw
Larus
fuscus
Eon
verhaal
apart
is
do
Kloine
Mantolnioeuw,
La
rus
fuscus
of
LI
fuscus
gonoemd
in
Schiegel’s
tijd
(tot
on
met
Van
Oort
1908),
togonwoordig
be
kond als
Larus
graollsii;
maar
hebbon
we
hot
nag
wel
over dozoltdo vogel...?
Snouckaertvan
Schauburg
(1915)
onderscheiddo
L.
I
fuscus,
do
Kleine
Mantolmoouw,
en
L.
I
affinis
(golijkgostold
aan
LI
britannicus),
do
Westolijke
Kloino
Mantolmeouw.
Van
Oort
(1
922-1935)
go
bruikte dozolfdo
wetonschappolijko
namon, maar
sprak
van
do
Kleino
Mantolmeeuw
on de
Lichte
Kloino
Mantolmeouw.
Van
Oordt
&Vorwey
(1925)
noemde dezelfde
andorsoorton respoctievolijk
de
Scandinaafsche
on
do
Britscho
Kloino
Mantel
meeuw. Eykman
etal(1936-1949)
hanteerden
do
lang nadien
gohandhaafdo driodeling
L.I
graellsll
(Britscho),
LI
Thtermedius
(Qostelijke)
en
L.f
fus
Gus
(Skandinaafscho
Kleine
Mantolmeouw).
Havorschrnidt
(1942)
on
IaterookToixoira
(1979)
enSovon;(1987),
konnolijk niot ovortuigd,
spra
ken
eonvoudig
van
do
Kloine
Mantelmeouw,
zon
der
onderverdeling
naar
ondersoort.
Van
Jzen
doom
(1950) kondo
do
Noderlandse
broedvogels
ondor
do
wetenschappelijke
naam
L.
I
graollsii
en
do
corrimissie
CNA
(1970)
hanteerdo
do in-
4
middels gangbare
driedeling.
In
navolging
Sangster
eta?
(1999)
hanteerdon
Van
don
E
&
Bosman
(1999)
on
Bijlsma
etal(2001)
ton
si
do
tweedeling
Larus
fuscus
(Baltische
Mar
moouw)
en
Larus
graslisli
(Kleino
Mantelmoot
Do
beschrijving
van
Snouckaert
van
Schaut
(1908)15
dermato
opmomkelijk,
dat
eon
intog
woorgave gerechtvaardigd
is:
Wintergast.
~
tember
tot Maart,
maar
in
zeer
k/omen
gei
F
1’
Figuur
2.
Hot
aantai broedendo
moouwen
in
Nederiand
in
de
loop
van
do
20e
eeuw,
op
basis
van
sohattingen
voo
soorton
in
Sofa
12(4)
(1998)-In
1900
kwamen
in
Noderland
ultsluitond
Kok-
en
Zilvermoouwen
tot
broeden.
Achteree
gons
vestigden
zich
in
Nederland
Stormn,oouw
(1908),
Kielno Mantelmeeuw
(1928),
Dwergmeeuw
(1942),
Zwartkopm
(1970).
Geelpootineeuw
(1985)
en
ton
alone
Grote
Mantoimoouw
(1993).
-1
Figuur3.
Ontwikkeiing
van
de
broedvogolpoptilatie
bIj de
Stormnieeuw.
Na
een
poriode
van
snello
groei
in
bet
Waddeng
-
en
langs
do
Holiandse kust
maakten
vossen
het
broeden
van
Stormmoouwon
in
hat
Iaatstgenoemde
gabled
goIoidoIiI
onmogeiijk.
De
meeuwen
roageerden
hierop
door
tilt
te
wijken
naar
daken
van
gobouwen
en
naar
hot
Wadden-
en
I
gebied,
maar
do
populatie
als
geheel koiderde
aanzienlijk.
I
Soms
eon
onkole
in
don
zomo,
zooals
in
do
aol
lectie Crommolin
oud[wijfjo]
zomer
1852~
Hot
dier
dat bier
wordt
aangoduid, brooddo
‘in
noordelijk
Europa,
oostelijk
tot
de
Dwina,
westelijk
tot
do
wostkust
van
Groot-Britannie,
noordolsjk
tot
Ha
paranda
in
Zweden
en
tot
de
russischo
grens
in
Noorwogon~
Do
statusomschrijving
lijkt
in
niots
op
die van
do
togonwoordig
bij
ons
voorkomondo
Kloine
Mantolmoouwen,
terwijl
bet
bier
bosobro
von
broodgobied
de
huidigo
gobiodon
van
zowel
do
Baltischo
Mantelmeeuw
(fuscus) als
do
Kloine
Mantelmoouw
(graeIIèi;)
omvatl
fond
de
oouw
wissefng
broedt
de
Kleino
Mantelmeouw
(nog)
niot
in
ons
land
on bet
zou
intoressant
zijn
oni
to
woton
hoe
on
hoe
vaak
do
(later)
ondorscheiden
LI
affinis bier
voorkwam.
Als
dit
indordaad
de
Britso
variant
was, dan zou een
voorkomen
als
zomorgast
of
doortrokkor
verwaoht
mogen
wor
don.
Van
Oordt
&
Vorwoy
(1925)
zijn
do
eerston
die
hierover
iots
vormolden
en
zij
govon
voor
do
Britsohe Kleino
Mantoimeeuw:
Zeor
goring
aan
tat
aan
onze
kust~
maar hoiaas
goon
seizoon
patroon.
In
1926
on
1927
wordon
voor
bet
oorst
broedgevallon
goconstatoord
op
Schiermonnik
oog
on
Torscholling
en
Van
Oort
(1922-1935)
schrijft
doze
too
aan
do
Lichto
Kleine
Mantel
meouw
L.
t
affinis.
Er
bostaat
kennelijk
eon
onor
me
vorwarring
en
stoods
moor
aanvankolijk
als
fuscus boschroven
oxomplaren
wordon
nu
toego
schrovon
aan
de
‘lichto’
ondersoorton,
aanvanko
Iijk
affinis,
later
L.f
graellsii
en
LI
intermedius.
Ton
tijdo
van
do
CNA
(1970),
nog
maar dertig
ja
ron
geledon,
word
graellsii
eon
schaarse
brood-
vogel
genoomd
(50-250
paron),
Thtormedius
eon
toevallige broodvogel
(2x) on
fuscus
een
doortrok
ker
in
zoer
klein
aantal.
Hot
mocht
allemaal
goon
stand houdon, want
latero
ondorzoekors zagon
steeds
mindor
nut
(en
zokor
goon
praktischo
mogolijkhoid)
in
bet
ondorscheidon
van
graollsii
en
intermedius,
terwiji
kritischo
veldwaarnomers
zich
in
toonomendo
mato
atvroegen
of
fuscus
bier
Oborhaupt
wol
voorkwaml
Hot
verhindordo
niot
dat
do
broodpopulatio
van
do
Kleino
Mantolmeeuw
eon
stormachtigo
ontwikkoling
doormaakte:
van
8700-9700
paron
(Toixeira
1979)
naar 19M00
paron (Sovon
1987)
tot
de
togonwoordige
status
van
‘talrijko broodvogel, 32.000-57.000
par&i;
doortrekkor
in
groot
aantai,
wintorvogel
in
klein
aantal
(Bijisma
eta!
2001).
Van
de
Baltischb
Mantoimoouw
rosteordo inmiddels
één
onkoI
go
accoptoord
goval,
eon
waarnoming
uit
1992
(Van
den
Borg
&
Bosman
1999).
Dat
bet
mot
do
vor
warring
on
onzekorhoid
omtront
hot
voorkomen
van
dit taxon
nog
allorminst
godaan
is,
blijkt
wol
uit do
t~toode
druk
van
hotzoltdo
book,
waarin
nu
vijf
govallen
wordon afgodrukt, maar
waarin ook
oon
grote
onzokorhoid
wordt
uitgosprokon
(Van
don
Borg
&
Bosman
2001).
Voranderdo
aantallen
door
do
jaren
heen
Do
versproiding
on bet
aantal vogols
in
ons
land
is
voortdurond
onderhovig
aan
verandoringon
daaraan
is
woinig
vroomd.
Om
ovon
bij
do
moou
won
to
biijvon,
ann
hot
begin
van
do
twintigsto
oouw
brooddon
in
Nodorland
alloen
kioino
aan
tallon
Zilvor-
on
Kokmoouwon.
In
SchiogoI’s
tijd
(1860)
kwamon
in
olk
govaI
ook
nog
Stormmoou
wen (Kloino
Zoemoouwon)
tot broodon,
maar
do
intonsiovo
bojaging
on
hot rapon
van
oioron
loiddo
tot
eon
verdoro
ineonstorting
van
do
populatie.
Godurendo
do
twintigsto
oouw
vestigdon
zicl
stoods
moor
soorton
on
nadat
halvorwoge
d
oouw
boschormondo maatrogolen
van
krach
werdon
kondon
vorschiIlondo
populatios
oor
stormachtigo
groei
doormakon
(Figuur
2).
For
analyse
van
do
aantalsontwikkelingori
voor
oil
van
do
moouwensoorten
laat
zien
daUoen
vool
heid
van
factoren
vorantwoordelijk
is
gewoost.
Bolangrijko
aspocton
zijn
bijvoorboold bestrijdin
(nogatiof), boschorming
(positiof),
vorhoogd
vood
solaanbod
op
vuilnisbolton
(positiof),
voedsolcon
currontie
(nogatiof),
gobiedsboschorming
(posi
tiof),
voodsolaanbod
door
ovorbovissing,
outrofie
ring,
overboord gozette bijvangst
(pósitiof)..
er
storfto
door
vorvuiling
(nogatiof), die
a!lo
op
vor
schillondo
manioron inworkon
op do
populatie.Al~
voorboold
is
hiordo
Stormmoouw
algoboold
(FE
guur
3),
die
na
oon
aarzolond
bogin
eon
storm.
achtigo
populatiogrool
kon
doormakon
op
zowo
de
Waddonoilanden
ais langs
do
Hollahdse
kust
Na
hot vorschijnen
van
do
Vos
in
do
duingebiodor
van
hot
vastoland
stortto
do
populatio daar
in
or
vool
moouwon
wokon
uit
naar
altornati~ve
brood
gobiodon
in
hot
binnenland
(op
dakon),
in
hot
Del
tagobiod
on op do
Waddenoilandon.
Voranderingen
in
het
Iandschap
Torugblikkond
over
de
afgolopon
hondord
jarer
is
hot
goon
wonder
dat
or
drastische
vérandorin
gon
z~n
opgotrodon
in
do
Nodorlandso
vogolbo
volking. Grootschaligo
inpoldoringon,
deafsluitinc
van
zooarmon, bedijkingon
van
rivioron
en do
be
teugoling
van
de
mogolijkhoden
tot
overstrominc
bij
stormvlooden
of
watorpoilstijging
hobbon
tol
hot
wogvallon
van
do
watordynamiok
goloid
on
daarmeo
tot
oon
vorvlakking
van
do
loot
gobioden
voor
vogels.
Donk aan
de
afsiuiting
van
do
Zui
dorzoe,
do
Doitaworken,
bodijkingon
in
hot
rivie
rongobied
on do
uitgobreido
bobouwing
van
uiter
waarden. Ontginningen
van
stuifzan~1,
hoido,
hoogvoon
on
moorasson
ton
faveuro
van
land
bouw,
dovorrogaando
intonsivoring
van die
land
bouw
on
do
vooteolt,
bosaanplant
en hot
kappon
van
oudo
bosson,
voortschrijdondo
verstedohj
king,
outrofiäring, vissorij, vorvuiling, vormostipg,
vorzuring
on
vordroging
zijn
niot
ailodn
slochts
kroton, maar
ingrijpondo
zakon
die
hèt
Nodor
landso
Iandschap
onherroepolijk
hobben
voran
dord.
Do
opporvlakto
natuurlijk
torroih
nam
bij
voorboold
at van
624.000
ha
in
1890
tot 137.000
ha
togenwoordig.
Hot
sterk
gostogen
iñWonertal,
do
enormo
vorvoersdrift,
do
ruimo
mafØ
van
vrijo
tijd makon
van
ons
land
oon
met
asfaltwegon,
bui
tenwijkon,
rooreatioterroinon
on
pretpärken
vor
goven
natio,
waar
slechts
vorsnipperdo
~ostjes
na
tuurlijk
torroin
kunnon worden
teruggavondon.
Sommigo
vogols paston
zich
aan,
andore
vordwo
non,
niouwo
soorton vorschenen.
Do vçaag
‘gaat
hot good
mot
vogols’
kan
oigonlijk
slochis
als
oon
tamoiijk
onnozelo
vraag
boschouwd
wprdon:
we
krogon
wat we
vordiondon
gezion
hot lãndschap
dat gocroëerd
word.
SchlegeIlB6O
Bij
hot
terugzookon
in
de
stapol
avifauna’s
wor
don
niet
alloon
vorbazendo
boschrijvingon
over
hot
voorkomen
van
vagels
gevanden,
waaruit
bleek hoeveel,
maar
soms
oak
hoe
weinig
er
ver
anderd
was
in
do loop
derjaren.
Randuit
anthul
lend
waren
do
verzuohtingen
van
Schlegel
(1860)
die
zich zargen maakte aver
de
vaortdurende
veranderingen
in
hot
Nederlandse
landsohap;
vrij
wel
steeds
nadelig geacht
voor
do
natuurli]ke
ter
reinen
en
zonder
uitzonderingen door mensen
veraarzaakt. Belangrijke veranderingen vanden
in
Schlegel’s
tijd
plaats
door
indijkingen
en
droag
makerijen,
de
ontginning
van
heidevelden
en
geestgranden,
de
aanleg
van
houtplantages
hier
en
do
verwaesting
van
aerbossen
elders,
het
steeds
drukker
bevalkt
raken
van
de
duinstreek,
de
waterstaatkundige
aanpassingen
en
bescher
mende
maatregelen
in
riviermandingen,
do
be
bouwing
van
averstromingsvlakten
en
gedempte
moerassen
vrijwel
dezelfde
opsomming
als
hier
baven
vaor
de
tegenwoordige
tijdl
Anders
dan
nu
was er
de
enorme
jachtdruk
en
waren
er
de
tilt
gebreide
activiteiten
van
eierrapers
en
voarts
was
or
eveneens
de
uitgebreide vervalging
‘schade
Iijk’
wild
zaals
kraaien,
Aalschalvers
en
dergelijke.
Slechts
twee
gebieden
kenden
in
Schlegel’s
tijd
bUzondere
bescherming,
het
Schollevaarseiland
(de
huidige Biesbosch)
en
Rattumeraag
en
alleen
daar
kanden
saarten
als
meeuwen, sterns,
AaI
scholvers
en
Lepelaars
mm
of
meer
angestoord
tot
broeden
komen.
Om
met
Schlegel
te
spreken:
‘Beide
geven
ons
eon
donkbeeld
van
die
oar
spronkoli]ke
huishouding
dor
vogels
in
watorr,]ko
moerasson~
De
volgende verzuchting
van
Sahle
gel
is
wellicht
een
averpeinzing
van
alle
tijden,
maar
ze
is
stellig
nu
nag
uiterst
actueel:
‘WI]
laton
hot
aan
do
verbeeldingskracht
van
den
lezer
over,
am
ult doze
weinig aangevoerde
feiten
te
beslul
ten,
wat
do
staat
der
vogelwereld
gowoest moat
z,jn
in
den
tIjd,
toen
ons
land
nag woinig
bevolkt,
toen
do
oppervlakte
daarvan nag
weinig
door
kunst
voranderd
en
blootgesteld
was
aan
bet spel
der
onophoudell]k
op
oonen grooten
maatstaf
in
werkendo
elomenten’.
Oak
in
Schiegel’s
tijd
kan
men
zich
zargen
ma-
ken
am
saarten
die
verdwenen
waren
of
die
em
stig
in
hun
vaartbestaan
in
ans
land
werden
be
dreigd.
Onder
do
genaemde voarbeelden vinden
we
de
Meerkaet
en de
Raadhalsfuut,
waarschijn
lijk
ten
gevalge
van
het
draagmaken
van
mneren
en
plassen.
De
Fuut
werd
met
uitsterven
bedreigd
door
intensieve
bejaging
vanwege
het
gewilde
bant
(do
dichtbevederde
buikzijde).
De
Grauwe
Kiekendief
was
‘aan
verscheidene
strekon
van
onzo
duinon
geheel
uitgeroeid~
De
Waterspreeuw
en de
Hap
waren door
intensievè
‘vervalging’
(jacht?)
als
braedvagels
in
do
kustpravincies
za
goad
als
verdwenen, terwijl
in
elk
geval
de
Hop
vaorheen daar
vrij
algemeen
nestelde.
Raaf
en
Raek
waren
veel
zeldzamer
dan
vraeger,
amdat
ieder
nest
en
elke
kalanie
waar
maar
magelijk
•
verstaord
word.
Daartrekkende
ganzen,
maar
oak
in
Nederland
nestelende eenden
gingen
door
jacht
stark achteruit. Ondanks
beschermende
maatregelen
was
het
aantal
in
Nederland
brae
dende
Ooievaars
enarm
teruggelopen
en de
soart
kwam
de
kiap
van
een
zware
storm
tijdens
de
vaarjaarstrek
in
Frankrijk
in
de
aerste
helft
van
do
negentiende eeuw
naait
rneer
geheel
to
baven.
Hat
apzich zelf tach
al
geringe
aantal
‘Zoemeeu
wan’
(Zilver-,
Kak-
en
Starmmeeuwen,
valg
Schlegel
oak
do
Grate
Mantelmeeuw)
van
derde
jaarlijks
en
‘aan
vole
strekon
nestele,
aldaar
in
hot geheel niet
moer~
De
Grate
S
nam af
en
verdween
van
verschillende
plaat~
ten
slatte
zelfs
van
Eyerland
‘hotgeen
z;jn
fl
van
de
anbeschri]fol;jke
menigto
doze,;
nag
Ii
eersto
vie
rde
dozer
eeuw
aldaar
nestolendc
gels
vorkregen
heeft’.
Oak Sahlegel
kan
sle
dramen
van
of
zich
verbazen
aver histarisahe
tekeningen
waaruit
zau
blijken
dat
‘do
Trap,
tarda,
.
.
in
do
herfst
in
zulk cone menigto
op
velden
kwamen
azen,
dat
doze
als
mat sclu
overdekt
sohenen
to
zljn’.
De
Kwak,
die
ml
daIs
alleen
nag
ap
Schallevaarseiland
brae
‘was
or
destijds
zoo
algemoen, dat men
za
bi]
derden tegell]k
op do
markten
bragt’.
Vooruitbllk
Er
zijn
kartam
veel
overeenkamsten
met
Sc
gel’s
tijd,
meer
dan
verwacht
bij
aanvang
vai
samenstelling
van
dit
averzicht.
Tach
zijn
er
verschillen.
In
een
recent
gepubliceerde
re
structie
van
do
veranderende
amgevingsten
ratuur
ap
hat
Naardelijk
Halirand sinds
hot
1000
(aan
de hand
van
ijscares,
jaarringen
ir
men, histanisohe
metingen
en
andere
za~
Van
do
Roek word
eder
nest
en
elke
kolonle
waar
mc
verstoord.
Zuldelljk
Flevoland,
januarl
2aal.
Fate:
win
Smeets.
bloek
dat
wij
tegenwoordig
to
maken
hebbon
met
eon
duidolijke
trendbreuk
in
ons klimaat.
Na
ne
gon
oouwon
van
voortdurend aflopendo
tempo
raturen hobben
we
in
de
twintigsto oeuw
eon
ge
woldige ‘vorwarming’ moegomaakt,
waardoor
de
Iaatsto
decade
van
de
vorige
eeuw
do
warmste
van
do
afgelopen
1000
jaron
genoemd
kan
wor
•
den
(Mann
et&1999).
Heteind
is
bovendien
nog
•
niot
in
zicht
en do
meest
voorziohtigo
voorspel
lingen
voor
de
nabije
toekomst
(do
komendo
50
jaar)
laten zien
dat do
grootste veranderingen
in
ens
klimaat
nu
zullon
optreden. Wat
or
precios
zal
gaan
gebeuren
is
daarbij
niet
to
voorspellen,
maar
de
veranderingen
zullen
aanzienlijk
zijn.
•
Wellicht
zal
do
Warme
Golfstroom
zijn
weldadigo
invloed
op
ons
klimaat kwijtrakon
en
komen
hior
in
de
nabije
tookomst Ivoormeouwon
tot broedon.
Missohien
warmt
dit
deer
van
Europa
steeds
vor
der
op
en
krijgen
we
in
plaats
daarvan
Hamor
•
koppen
in
onze
moerasgebioden
te
zion
tussen
do
stork
in
aantal
toegonomen
Kleino
Zilver
roigers.
Do
tijd zal
hot loron.
Felt
is,
dat
we
do
vingor
aan
do
pols
zullen
moeten
houdon
on
voel
moor
dan
in
het
verledon
oorzaak-en-govolg-stu
dies zullen
moeten
uitvoeren
om
bijtijds
te
kun
nen
signaleren
wat
or gaande
is
en
waarom
vogel
populatios
veranderon.Tellen
alleen,
hoe
belang
rijk
ook
en
hoezoor
tot
kunst
vorhoven
door
do
huidige genoratios
vogelaars,
is
niet genoeg.
Do
•
C.J.Camphuysen,
Ankerstraat2o,
1794
BJ
Oosterend,Texel,
(0222)31
8744,
e-mail
<kees.camphuysen@wxs.nl>
Nederlands lnstituut
voor Onderzoek
der
Zee,
Postbus
59, 1790 AB Den
Burg.
Texel,
(0222)
36
94 88,
e-mai
<camphuys@nioz.nl>
LITERATUUR:
Albarda,
H.
(1897):
Ayes
Neerlandicae
-
Naamlijst
van
Nederlandeche
vogels.
Coop.
Handelsdr.,
Leeuwarden.
Borg, A.B.
van
den
&
Bosman,
C.A.W.
(1999):
Zeldzame
vogelsvan
Nederland.
Avitauna
van
Nederland,
I.
KNN\
Uitgeverij
Utrecht
en
GMB
Uitgeverij,
Haarlem.
Bijisma,
R.G.,
1-lustings,
F.
&
Camphuysen,
C.J.
(2001):
Schaarse
en
algemene
vogels
van
Nederland.
AvifaunE
van
Nederland,
2.
KNNV Uitgover~
Utrecht
en
GMB Uitgeverij,
Haarlem.
Camphuysen,
C.J.
&
Dijk,
J.
van
(1983):
Zee-
en
kustvogels langs
de
Nederlandse
kust,
1974-79.
Limosa
56:
81
230.
Commissle
Nederlaridse
Avifauna
(CNA)
(1970): Avifauna
van
Nederland. E.J.Brill,
Leiden.
Eykman,
C.,
Hens,
RA.,
van
Heurn,
F.C.
(1936):
De
Nederlandse
Vogels,
I.
Wageningen.
Eykman,
C.,
Hens,
PA.,
van
Heurn,
F.C.
(1941):
De
Nederlandse
Vogels,
II.
Wageningen.
Eykman,
C.,
Hens,
PA.,
van
Heurn,
F.C.
(1949):
De
Nederlandse
Vogels,
III.
Wa9eningen.
Graveland,
J.
(1998):
Reed
die-back,
water
level
management
and
the
decline
ot
the
Great
Reed
Warblei
(Acrocephalus
arundinaceus)
in
the
Netherlands. Ardea
86:187-201.
Haverschmidt,
F.
(1942):
Faunistisch
overzicht
van
de
Nederlandse
broedvogels.
Brill,.Leiden.
ljzendoorn,
A.L.J.
van
(1950):The
Breeding-birds
of the
Netherlands.
Brill,
Leiden.
Mann,
ME.,
Bradley,
R.S. &
Hughes,
M.K.
(1999):
Northern
Hemisphere
temperatures
during
the
past millennium
inferences,
uncertainties,
and
limitations.
Geophys.
Res.
Loners.
26:
759-762.
Oordt,
G.J.
van
&Verwey,
J.
(1925); Voorkomen
on
trek
der
in
Nederland
in
het
wild
waargenomen
vogolsoorten,
Brill,
Leiden.
Oort,
E.D.
van
(1908):
Contribution
to
the
Knowledge
of
the
Avifauna
of
the
Netherlands.
Notes
from
the
Leyder
Museum
1908:129-214.
Oo,’t,
E.D.
van
(1922):
Ornithologia
Neerlandica.
De
Vogels
van
Nederland,
1.
Den
Haag.
Oort,
E.D.
van
1926):
Ornithologia
Neerlandica.
Do
vogels
van
Nederland,
2.
Den
Haag.
0011,
ED.
van
1928):
Ornithologia
Neerlandica.
De
Vogels
van
Nederland,
3-Den
Haag.
Ooil,
ED.
van
1930):
Ornithologia
Neerlandica.
De
vogers
van
Nederland,
4.
Den
Haag.
0011,
ED.
van
(1935):
Ornithologia
Neerlandica.
De
Vogels
van
Nederland,
5.
Den
Haag.
Peterson,
R.T.,
Mountfort,
G.
&
Hollom,
RA.D.
(1965): Petersons Vogelgids.
(negende
druk)
Elsevier,
Amster
dam.
Sangster,
G.,
Hazevoet,
C.J.,
Berg,
A.B.
van
den,
Roselaar,
C.S. &
Sluys,
R.
(1999):
Dutch
avifaunal
list:
species
concepts, taxonomic
instability,
and
taxonomic
changes
in
1977-1998.
Ardea
87:139-165.
Sohlegel,
H.
(1860):
Natuurlijke
Historie
van
Nederland.
Do
Dieren
van
Nederland,
I.
Vogels.
A.C.
Kruseman,
Haarlem.
Snouckaert
van
Schauburg,
Baron
R.C.E.G.J.
(1908):
Avifauna Neerlandica.
Meijer&
Schaaftma,
Leeuwarden.
Snouckaert
van
Schauburg,
Baron
R.C.E.Gj.
(1915):
Avifauna Neerlandica.
Aanvullingen
en
verbeteringen.
Jaarber.
No.5
van do
Club
van
Nederlandsche
Vogelkundigen.
Kluwer,
Deventer.
Sovon
(1987):
Atlas
van
de
Nederlandse
Vogels.
Sovon,
Arnhem.
Teixeira,
R.M.
(red.) (1979):
Atlas
van de
Nederlandse
Broedvogels.
Natuurmonumenten,
‘s-Graveland.
Voous,
R.M.
(1960):
Atlas
van
do
Europese
Vogels,
Amsterdam.
Voous,
K.H.
(1995):
In
do
ban van
vogels.
Schetfers,
Utrecht.
Witherby,
H.F.,Jourdain, RC.R.,Tloehurst,
N.F.
&Tucker,
B.W.
(1952):The Handbook
of
British
Birds,
I’S.
Reprints
from
revised
edition
1943.
H.E
&
G.
Witherby, London.
niouwo Avifauna
van
Nedorland,
waarin
althan
eon
poging
word
godaan
om
bepaaldo opvallond
trends
te
verklaron, laat duidelijk
Zion
hoe
boporF
onzo
inspanningen
wat
dit
botreft tot
dusverre
ziji
goweest.
Onderzook
naar
aan
bepaaldo
patronoi
ten
grondslag
liggendo
oorzakon
on
mochanis
men
is
van
enorm bolang
en
moot
daarom
woi
don
gostimuloord.
Eon
r000nstructie
met torug
blik,
waarbij slechts
corrolatief gespeculoord
kai
worden biodt
niot
de
oplossing.
Daarom
eon
op
rcep aan
do
jongste
lichting
(amateur)
ornitholo
gen:
vordiop
Jo
in
vogols
en
ga
vorder
dan tellin
gen
alloon.
Dankwoord
Onvolkomonheden
in
dit
ovorzichtwordon
‘on
tb
spot’gocorrigeord
door
Rudio
Dront,
Ario
Spaans
Ed
Veling
en
andoro prominento
lodon
van
di
NOU,
waarvoor
miJn
hartolijke
dank.
Fouton
dii
rostoorden,
blijvon
do
vorantwoordolijkheid
van
di
schrijvor.
Dank
ook
aan
de
redactie
van
Hot
Va
gel
jaar, met
name Potor
Meijer,
die
uitnodigdo
to
publicatie.
Kees
Rosolaar
was
gastvrij
en
buiton
gowoon
behulpzaam
bij
tor
besohikking
stollor
van
do
(soms
duro)
werken
uit do
bibliotheok
var
hot
lnstituut
voor
Populatiebiologie
(ZoOlogiscf
Museum)
in
Amsterdam.
Rob
Bijlsma
enTheuni~
Piersma droogen
op tal
van
manioron, soms
zelfi
onbewust,
aan
dit
overzioht
bij.
NO
EYE
HATH
SEEN
SUCHS
SCARECROWS.
WILLIAM
SHAKESPEARE
Raadselfiguur vogelverschrikker
Pierre
Marechal
Inleiding
Tijdens
do
opkomst
van
de
Iandbouw
in
hot
Eufraat-Tigrusstroorngobied
qn
wijdero omgovirig
(Aki
mans
et
al
1987,
Machorel
1994,
Eran
2000)
kroog
de
neolithischo
mens
met
nieuwo
aspocton
hot
lever
to
maken
(hot
bedrijvon
van
Iandbouw
en hot
dornesticeren
van
dieren,
red.)
dan
horn
vi
been
bekehd
waren
(do
zogenaamdo
Neolithisohe
revolutie, red).
Over
hot
algemeen wordt
aangc
men
dat
de
agraisohe
culluut
zich
vanuit
Anatolië
naardo
noordolijk
gelogen gebiedon
van
do Egeis
Zee,
Midden-Europa
richting
BaIkan~
Adriatisohe
Zee
en de
Baltische
landen
verspreid
heeft
en
~
tolijk
ook
via
near Frankrijk
naar
bet
noordwesten
(rond
8000
4500 voor
Christus)
Voor
die
tijd
leef
do
rnenseii
in
paleol
thische
jagerverzarholàars-of
in
herdorgomeen~chappon.
Do
bodembeworke
mEns
bond
ziohechtor
aãn
eon looatio;
vooral
nabij
vruohtbaro
gronden.
Dit
I~iddo
tot
veranderin!
van
sociaal-èconomisch structuren
on
hot
anders waarderon
yan
omgevingsfactoron
dan
voorc
(zio
voor
eon
recent
voorbeeld
(sack
1987).
Er
wérderi
technische, aanvankolijk
‘magische,
gere
schappon’ontwikkeld
en
Er
ontstond onderlingo
àoncurrentie
zoals
die
voorheon onbokend
was.
F
wel
do
overgang
van
de
one
cultuur
naar
de
andore
zich
gelEidolijk
voordeed.
Een
fraai
yoorbeeld
is
to
vinden
bi]
Van
Poorn
(1977),
die als
hij
over
de
riviorvisserij
schrijft,
wijst
op
de
ovorgang
van
visvangst naar
do
vogelvangst
als
analogio.
Mensen
gingon taken verdelen
en
met
hot
scala
aan
niouwe
gobruiken
en
her
interpreteron
van
omgevingsfactoron, veranderde
tevens
het
kosmologisob
wereldboold.
Ook
~e
omgevingsfactoron
zeif
brachten
niEuwe
aspec
ton
in
hot
dagelijkso
leven.
Zo
vorandorde
door
hot
toedoen
van
do
mons
evenoens
do
Europese
vogotatie
en
werden
bodoold
en
ongowild
niouwe
planton
geIntroduceerd
(Sykora
1984,
Wobor
1997).
Waar
vervolgens
door
dieren
op
werd
go
roagoor&Bekend
zijn de
Bijbolse
sprinkhanon
plagen, maar ook die
van
knaagdioren, zoals
mui
zen
en
ratton
on
van
vogels
(Sabbo
1917, Klijn
&
Van
der
Moijdon
1979,
Van
der Plas-Haarsma
1980,
Gattiker
E.
&
L.
1989).
Erwerden
andero
goden
en
godinnon
geIntrodu
coord
die
in
relatio
stonden
met
do
nodon
in
do
Iandbouw.
De
vogelvorschrikker,
do
pop,
is
eon
typisch
antropomorfisch
archaisch/magisch
ele
ment
bij
landbouwgebruikon
waarvan
do
oor
sprong
on
do
exacte
bedooling
van
hot
symbool
duister
zijn
(Hediger
1978,
Hodigor
1979).
Er’klo
von’
onheilspollende, magischo
on
komisohe
as
pecten
aan
vogolverschrikkers.
lngrodienten
voor
een
langdurig
bostaan
tot
in
onzo
tijd.
Maar
do
vogelsoorten~
zogonaamde
pest-spocios,
die
con
form
de
naam
tot
do
doelgroep
van
zijn
bestaan
zoudon
moeten
zijn,
trekker
zich
nauwolijks
iets
van
zo’n
pop aan.
In
gunstige
gevallen
omvat
de
afschrikwerking
slechts onkele dagen.
Aanloiding
om
eons
naspeuringen
to
verrichten
in
hot
vor
borgon
vorleden
van
de
vogolverschrikker.
Hot
verjagen
van
vogels
door
mensen
zelt
Mensen
hobben
zeif ook
altijd
vogels
verjaagd.
Het
was
eons
gebruik
om
kloino
kinderen
en
ou
deren dieren
to
laten
verjagen.
In
hot oude
Egyp
te
gooiden kloino
jongens
stenon
naar
onge
wenste
vogels
(Davis
1973),
In
India
kan
men
nog
boeren
aantrefton
die
op
eon
zelfgemaakt
plat
form
zittend
met oon
knuppel
hun
voldon
bewa
ken
(Jam
&
Aggarwala
1989).
Op
Sri
Lanka
wordt
met
stenen
naar
vogels
gegooid
(Hodigor
19
Kinderen
on
oudoren
worden
op
dth
Filippij
ingozet
om
vogols
to
verjagen (schriftelijko
i
dodoling
W.G. Dee
1980).
In
Indonesiê
vorja
kindoron
zaadetende
vogels
door
vanuit
een
aan
dradon
to
trekken
waardoor allerhande
‘vo
verschrikkende middelon’
in
beweging
kor
(Tsoe
Moiron
1906,
De
Jong
1986).
Seizoen~
kers
in
Polon
on
Japan
verkloden
zich
dikwijlE
eon
vogelverschrikker
(Smaliogango
1989
Japan
werdon
do
vogels aanvankelijk
alleen
jaagd
omdat
mon
niet
do
bedoeling
had
do
gels
schade
too
to
brengen
(Nakamura
1982
bijvoorbeeid
Polen,
Japan,
Mexico,
Oostolijko
enigdo Staten,
Midden-Amerika,
Portugal,
goslavie
kan men
soizoenwerkers
aantroffen
zijn
ingohuurd
om
vogois
te
verjagen.
Vaak
hot
kindoren,
zwervers
of
do
‘beroemde
do
gek’
(Haining
1988).
In
Noderland
kon
hotv
gen
van
Sproeuwen
(Sturnus
vulgaris)
uit
eon
senboomgaard
in
do
twoodo
holft
van
do
vo
eeuw
nog
eon
familiegebouron
zijn
(Schat
1975).
Ook
in
Groot-Brittannië
werd
bet
van
bolang
acht
om
bepaaide
vogelsoorten
te
vorjagor
dat
was
speciaal
work
voor kinderen.
Eoni
monotoon
werk;
van’s
morgens vroeg
tot’s
avc
Iaat,
ongoacht
bet
weor.
In
eon
rapport
van
de)
cultural
Employment
Commissioners
1887-181
een
lange
lijst met
kindorjobs
vermold
waa
der
vooral
als
vogelverschrikker
(Priest
1
99€
Een
moderno
versie,
als
parodio
op
een oud
haal,
in
Groot-Brittannie.
Een
boor
die
wat
v
doen
aan
de
jougdwerklooshoid,
huurde
jonc
in
om
al
vogelvorjagend
door
zijn
korsenbc
gaard
to
hollen.
Do
fruitteler
verkoos
hot
v
gen van
de
vogols
boven
afschot
(Anony~
1985).
Zo
koos
mon
op
het
eiland
slay
voo
Schotso
westkust
ook
voor
levendo
vogel
schrikkors,
maar
dan om
invliegende
ganzon
velden
to
verjagen (Anonymus
1990).
Vorja
door
do
mons zeif
is
slechts
effeotief
op
rel
klelne
aroalon
en
afhankolijk
van
de
betrol
soorten vogols (onder
andore
Qureshi
1980: