ArticlePDF Available

M. Kuitenbrouwer, De ontdekking van de derde wereld. Beeldvorming en beleid in Nederland 1950-1990

Authors:
Recensies
445
M. Kuitenbrouwer, De ontdekking van de derde wereld. Beeldvorming en beleid in Nederland
1950-1990 ('s-Gravenhage: Sdu uitgeverij Koninginnegracht, 1994,277 blz., ƒ34,50, ISBN 90
12 06704 9).
Een goed geschreven, uitdagend geformuleerd betoog over een onderwerp dat nodig eens op
deze manier benaderd moest worden, dat is dit voor een niet al te klein publiek bedoeld boek.
Wetenschappelijk is het zeker, al bevat het geen noten en moet de lezer zich tevreden stellen met
een globaal overzicht van bronnen en literatuur. Wetenschappelijkheid, zo blijkt opnieuw, hoeft
het niet alleen te hebben van controleerbaarheid van elke bewering tot in de kleinste details, maar
kan haar oorsprong en vervulling ook vinden in de originele en provocerende manier waarop
vraagstukken aan de orde worden gesteld. Kuitenbrouwer kijkt kritisch naar de Nederlandse
variant van het 'tiers-mondisme', een verschijnsel dat tussen 1950 (het einde van Nederland als
betrekkelijk grote koloniale macht) en 1990 (het einde van de Koude Oorlog) vooral onder
intellectuelen om zich heen greep. Afstandelijk en soms ironisch licht hij de feiten toe en zoekt
hij verklaringen voor het niet zelden nogal geëxalteerde idealisme van de protagonisten van
acties tegen de oorlog in Vietnam en voor steun aan Cuba als antipode van het decadente westen.
En passant vat hij beter dan een aantal andere, ingewikkelder studies dat hebben gedaan, de kern
van het jaren-zestig-denken samen.
Dat denken was alleszins 'wishful': goed bedoeld, maar niet erg scherp van waarneming.
Auteurs die schreven dat het westen de derde wereld nog altijd, ook na de 'dekolonisatie', in een
koloniale greep hield (Fanon, Myrdal, Frank, Marcuse en vele anderen) konden rekenen op
instemming bij een van schaamte over recente, bloedige imperialistische oorlogen vervuld
publiek. De Amerikaanse optimistische en 'liberale' kijk op ontwikkelingsvraagstukken raakte
meer en meer gecompromitteerd door 'kapitalistische' interventies in landen als de Domini-
caanse Republiek en Vietnam. Zo kon communistisch China opkomen als slecht begrepen
alternatief en zagen de westerse 'politieke toeristen' ook op andere plaatsen in de wereld slechts
wat ze wilden zien. Wie haar vergeten mocht zijn wordt door Kuitenbrouwer pijnlijk herinnerd
aan L. Schenk-Sandbergen, die ooit bij Wertheim promoveerde op een hoog van de situatie in
China opgevende studie. Dat haar waarnemingen stoelden op een uitstapje dat nog geen maand
duurde, vermocht de verlening van een doctoraat in het Amsterdam van toen niet in de weg te
staan.
Ook de manier waarop Nederland wereldpolitiek bedreef ten tijde van de oorlog in Vietnam,
krijgt de aandacht die zij in dit kader verdient. De verkramptheid van de regering, vooral in de
persoon van minister van buitenlandse zaken Luns, in het goedpraten van wat de Verenigde
Staten in Azië deden; een zekere mate van opportunisme ook de oppositie wist van
goedpraten, maar dan vanuit een tegengestelde visie bij degenen die de kabinetten van Cals,
Zijlstra en De Jong bekritiseerden. Opnieuw valt op hoe zenuwachtig die jaren eigenlijk waren.
Merkwaardig toch hoe een tijd waarin blijkens de feiten de gedachtenwisseling in letterlijke zin
nauwelijks in aanzien stond, de geschiedenis heeft kunnen ingaan als een periode van wezenlijke
discussie. Het was ook het tijdvak van een grootscheepse, zij het niet altijd diepgravende
woordenstrijd over het karakter dat ontwikkelingshulp zou moeten hebben. 'Fundi's en 'Rea-
lo's' betwistten heftig eikaars gelijk. De eerste groep meende dat deze hulp in de vorm die
Nederland er in de praktijk aan gaf moest leiden tot verbreding en verdieping van de kloof tussen
rijk en arm in de ontwikkelingslanden. De tweede legde nadruk op verhoging van de nationale
inkomens van die landen als voorwaarde voor een grotere welvaart voor allen, inclusief de
armsten. Een ontwikkelingseconoom als Tinbergen, toch niet de eerste de beste, werd door de
Fundi's regelmatig over de knie gelegd, omdat hij maar niet wilde inzien dat economische
446
Recensies
vooruitgang meestal slechts schijnvooruitgang was. Een soort compromis vond men in
Tanzania, een land dat Kuitenbrouwer ironisch aanduidt als een 'developers darling'. Zoals
bepaalde westerse bevolkingsgroepen in een wat verder verleden in de ban zijn geweest van het
'pure' China (het verschijnsel 'Chinoiserie'), zo maakte Nederland een aanval van 'Tanzanitis'
door. Op president Nyerere projecteerde Nederland massaal zijn hoop en verwachting. Dat veel
van diens ideeën in de praktijk niet werkten was een constatering die, niet politiek correct zijnde,
slechts moeizaam veld kon winnen.
In een land dat van top tot teen, in de meerderheid van zijn burgers, doortrokken is van de
neiging de andere mens dan wel het andere volk de morele maat te nemen, kon 'de ontdekking
van de derde wereld ' bezwaarlijk een onbevangen ervaring worden. De afrekening met het eigen
koloniale verleden kreeg de vorm die ook de verwerking van de tweede wereldoorlog had
gekregen: door een zeer scherp onderscheid te maken tussen goed en fout en zich met klem
van alles wat fout was te distantiëren kon de kritische gemeente zichzelf in de riante positie
van het zuivere geweten manoeuvreren. Het goed/fout-schema bleek op den duur onhoudbaar.
De derde wereld verdween als monolitische gedachtenconstructie zodra de Koude Oorlog aan
scherpte verloor. Derde-wereldlanden toonden zich voortaan in allerlei hoedanigheden en
kwaliteiten. Voor zover de sociaal-economische toestand in dat deel van de wereld na de
teloorgang van de oost-west-dichotomie de bevestiging van een theorie opleverde, was dat
eerderde liberale dan de reformistisch-socialistische leer, laat staan de links-radicale. Links is
verslagen, rechts heeft tot op zekere hoogte gelijk gekregen. Een grafdelver van het linkse 'tiers-
mondisme' als Hans Achterhuis citeerde in 1988 Thoreau: 'Niets ruikt zo afschuwelijk als
bedorven goedheid'.
En die zat. Maar deugden al die 'Tanzanitis'-achtige bewegingen en stromingen dan helemaal
niet? Kuitenbrouwer maakt zich gelukkig niet op een te goedkope manier vrolijk over de soms
op het eerste gezicht toch wel lichtelijk belachelijke modes die hij beschrijft. Tussen zijn
regels door schemert respect voor eerlijke verontwaardiging over vermeend onrecht. Juist die
nuance maakt zijn studie tot meer dan het verslag van een déconfiture.
Doeko Bosscher
C. D. Barkman, Bestemming Jakarta. Het herstel der Nederlands-Indonesische betrekkingen
(Amsterdam: Van Soeren en Co, 1993, 104 blz., ISBN 90 6881 031 6).
Door de nationalisatie van Nederlandse bedrijven, het verbreken van de diplomatieke betrek-
kingen en de Nieuw-Guineakwestie was de relatie tussen Indonesië en Nederland koel en
afwachtend geworden. Nederland liet zich daarbij vooral leiden door gekwetste trots. De
Nederlandse regering koos echter snel eieren voor haar geld toen de Verenigde Staten weigerden
haar te steunen bij de onenigheid rond Nieuw-Guinea. Bij de regeling van dit conflict was
afgesproken dat de diplomatieke betrekkingen hersteld zouden worden; Barkman werd de eerste
zaakgelastigde, met persoonlijke instructie van Luns om de Amerikaanse ambassadeur als
laatste een bezoek te brengen (8).
Tussen mei 1963 en november 1964 spande Barkman zich in om het wantrouwen tussen beide
landen te verminderen. Dit boek is een persoonlijk verslag van deze periode, vooral gebaseerd
op persoonlijke correspondentie en de archieven van het ministerie van buitenlandse zaken.
'Veel van wat hier wordt verteld is 'sfeer" (6). Met een kleine staf gehuisvest in één kamer van
Hotel Indonesia wordt de zaakgelastigde al snel overstelpt met werk. Maar zowel het eerste
ResearchGate has not been able to resolve any citations for this publication.
ResearchGate has not been able to resolve any references for this publication.