ChapterPDF Available

Een gevoelige kwestie of een gevoelskwestie? Affectief burgerschap in de wijk in historisch perspectief

Authors:
Wilde, M. de (2013) De wijkaanpak: experimenteren met affectieve interventies. Verschenen
op Site voor sociale vraagstukken op 17 mei 2013.
De wijkaanpak: experimenteren met affectieve interventies
Inleiding
Met zijn boek ‘schoon, heel en werkzaam’ opende Vasco Lub opnieuw een discussie over de
zin en onzin van sociale interventies in de wijk. Hij rekende die interventies in
achterstandswijken af op hun bijdrage aan een beter leefbare en veiligere wijk en
concludeerde dat het Nederlandse wijkenbeleid heeft gefaald. De instrumentele
doelmatigheid van het beleid legde het af tegen de symbolische, rituele functie van de
wijkaanpak. Is dit erg? Ja, volgens Lub. De vraag is inderdaad of de wijkaanpak heeft geleid
tot het aanpakken van de structurele en duurzame problematiek in dit soort wijken. Maar er is
ook een ander verhaal te vertellen over de Nederlandse wijkaanpak op basis van meerjarig
etnografisch onderzoek in Nederlandse achterstandswijken. De symbolische, rituele functie
van de wijkaanpak leidt namelijk ook indirect tot positieve bijvangsten.
Van verlatenheid naar genegenheid
De opkomst van de wijkaanpak valt samen met de ontwikkeling van nieuwe affectieve
verhoudingen tussen de overheid en haar burgers. Ten eerste waren er begin deze eeuw grote
zorgen over de kloof tussen burgers en de overheid, en instanties die in haar naam opereren,
zoals woningcorporaties en zorg- en welzijninstellingen in het algemeen, maar het meest
prangend zichtbaar in achterstandswijken. Bewoners voelden zich verlaten door een
afstandelijke, bureaucratische overheid. In 2002 liet De Akbarstraat, een documentaireserie
van Felix Rottenberg over de Akbarstraat in de Amsterdamse Kolenkitbuurt, zien hoe
bewoners zich in de steek gelaten voelden door de overheid en van mening waren dat de
politiek ver van de alledaagse werkelijkheid af stond. Daarbij kwam nog eens dat een deel van
het leed van bewonesr in achterstandswijken is dat ze zich gestigmatiseerd voelen. Deze en
soortgelijke klachten kregen veel media-aandacht en kwamen symbool te staan voor een kille,
onverschillige, verwaarlozende overheid. Het antwoord was een luisterende overheid die
nabijheid en toenadering zocht. De periode van verlatenheid was voorbij, een periode van
genegenheid brak aan. Dit beleid was doorspekt met positieve emotionele oproepen, mooie
beloftes over vooruitgang en plannen voor vernieuwing.
Ten tweede hangt ook de wijkaanpak samen met een herziening van de
verzorgingsstaat. Nu overheden mede onder invloed van neo-liberale condities willen
besparen en toegang tot voorzieningen willen beperken, zoekt de overheid haar toevlucht in
erkenning: in schouderklopjes uitdelen aan burgers en hen een goed gevoel geven. Erkenning
gaat over de publieke manifestatie van respect, waardering en begrip (Thompson 2006).
Herverdeling en erkenning zijn de sociale pijlers van het sociaal beleid in de
verzorginggsstaat. Herverdeling heeft als doel mensen een meer gelijke toegang te geven tot
materiele hulpbronnen, zoals inkomen, onderwijskansen, betaald werk en huisvesting. De
wijkaanpak is hier ook mee bezig. Maar vooral bij die tweede: erkenning gaat om immateriele
zaken: om meer (gelijke) waardering van bijdragen aan de samenleving, van activiteiten met
een lage status, om erkenning van groepen als gelijkwaardige burgers. Vooral voor bewoners
van achterstandswijken is erkenning niet gemakkelijk te krijgen. Achterstandswijken
herbergen relatief veel werklozen en bewoners die kampen met gevoelens van nutteloosheid
en falen zo laten we in ons boek zien. Burgerschap in achterstandswijken heeft dan ook
minder de vorm van een status met door de overheid verdeelde sociale rechten en meer de
vorm van een relationele gift tussen burgers onderlin en burgers en professionals
(Muehlebach 2012).
Een verleidende overheid: affectieve interventies
Het zoeken van toenadering en het geven van erkenning aan burgers heeft zich in de
wijkaanpak ontwikkeld geleid tot een verleidende overheid die door middel van affectieve
interventies vooral probeert op het gemoed en het gevoel van bewoners in te werken:
proberen te bewerkstelligen dat bewoners meedoen aan de samenleving door participatie als
leuk, gezellig en bevredigend voor te stellen. Hoe krijg je bewoners zo ver dat ze meedoen?
Door ze te inspireren, stimuleren en faciliteren, door een wijkbudget ter beschikking te stellen
bijvoorbeeld via het bewonersinitiatieven-beleid- door ze hulp en aandacht te bieden van
ambtenaren en professionals bijvoorbeeld via achter-de-voordeur beleid en de vele sociale
activeringsprogramma’s voor werklozen. Dit affectief burgerschap in de wijk biedt nieuwe
kansen, maar ook nieuwe problemen.
Nieuwe verbanden in de wijk
De kracht van deze affectieve interventies moet niet onderschat worden. Beleid dat er op
gericht is bewoners een gevoel van samenhang en respect te geven, creeert soms
daadwerkelijk samenhang en nieuwe verbanden, en gevoelens van hoop en erkenning. Dit
zien we onder nieuwe Nederlanders met perspectief op vooruitgang, en in het bijzonder de
vrouwen onder hen. Zij komen door buurtactiviteiten uit hun isolement, sociale
activeringsprogramma’s bieden hen onverwachte verdiensten zoals respect en erkenning en
door nieuwbouw maken zij kans op een grotere woning en soms op een beter pedagogisch
klimaat voor hun kinderen. In Slotermeer zijn er opvallend veel (post)migrantenvrouwen
actief in allerlei kleine bewonersinitiatieven, een eerste stap op de burgerschapsladder. In
Kanaleneiland biedt de Marokkaanse vrouwenorganisatie Al Amal en het Drie Generatie
Centrum vrouwen een podium voor erkenning van hun kwaliteiten voor de samenleving. In de
Deventer Rivierenwijk bood een sociaal activeringsprogramma onder meer vrouwen de kans
om zich te ontwikkelen in een beschermde omgeving, samen met professionals.
Gevoelens van hoop en erkenning vinden we ook onder een tweede, kleinere groep
nieuwkomers in de wijk: de middenklasse (van autochtone - en in mindere mate van
migrantenafkomst), die op zoek zijn naar een betaalbare woning en een levendige, groene
stadswijk. Sommigen van hen kiezen bewust voor een (sociaaleconomisch en cultureel)
gemengde wijk en zetten zich daar actief in. Anderen komen vooral af op de praktische
mogelijkheden van grotere woningen en ruimte op straat waar kinderen kunnen spelen. Onder
degenen die bewust kiezen voor de gemengde wijk zijn mensen die dankzij het intensieve,
affectieve beleid lichte verbanden proberen te smeden met allochtone nieuwkomers. Beleid
gericht op sociale cohesie en leefbaarheid middels een bewonersbudget stimuleert zulke
banden en kan de relatiepijnen die gepaard gaan met het samenleven in achterstandswijken.
Nieuwe scheidslijnen in de wijk
Maar beleid dat als doel heeft om mensen een gevoel van eenheid te geven creëert soms,
paradoxaal genoeg, ook gevoelens van miskenning en wantrouwen, en nieuwe scheidslijnen.
De overheid zet in op neo-communitaristisch burgerschap en probeert daarbij zelf de
gemeenschap te maken. Dat frustreert mensen die zelf ideeën hebben over welke
gemeenschap zij met hun initiatief willen versterken of maken, zo blijkt uit hoofdstuk 3 van
De Wilde over gezellig burgerschap. In pogingen om bewoners erkenning te geven en
daarmee te activeren, bevoordeelt beleid bepaalde typen bewoners boven andere, dient het
sommige belangen meer en andere minder en spreekt het sommige bewoners meer aan dan
andere. Deze verschillen blijven echter vaak onbenoemd: er wordt gesproken over ‘de wijk’
en ‘de bewoners’, waardoor de genoemde differentiaties zelden direct onderwerp van gesprek
of beleid zijn. Toch voeden ze zo de relatiepijn tussen bewoners en roepen ze sterke emoties
op: miskenning, woede en frustratie, die soms bij bewoners die zich niet (meer) gehoord
voelen uitmondt in rancune. Het gaat daarbij voornamelijk om autochtone, oudere bewoners
die al lang in de besproken wijken wonen en zich ondanks, soms zelfs dankzij het intensieve
beleid, verlaten en verdrongen voelen. Zij ontwikkelen een sluimerend wantrouwen jegens
wijkinstituties en soms ook jegens andere bewoners, voornamelijk nieuwe Nederlanders. Zij
zien inspraakprocedures afbrokkelen, ervaren bewonersinitiatieven als zoethoudertjes en zien
sloop en nieuwbouw eerst en vooral als afbraak van hun dierbare wijk en levenswijze.
Concluderend
De affectieve interventies in de wijkaanpak van de afgelopen jaren komen tot uiting in een
overheid die toenadering zoekt tot haar burgers, in een poging om ‘de kloof’ tussen burgers en
overheid te dichten en gevoelens van verlatenheid en vervreemding onder bewoners te
bestrijden. Daarbij appeleert de overheid aan positieve emoties die worden gezien als een
nieuwe productieve kracht om van achterstandswijken ‘prachtwijken’ te maken. Bewoners
krijgen daarin een essentiële rol toebedeeld, meedoen is het nieuwe toverwoord. Daartoe
wordt er heel affectief register aan beleidsinterventies opengetrokken die Lub bestempelt als
symbolisch of ritueel van karakter: niet effectief, niet bijdragend aan leefbaarheid en
veiligheid en het zicht benemend op het ‘echte’ harde werk van professionals in de wijk.
Maar, beleidsinterventies in achterstandswijken kunnen ook in een ander perspectief
bezien worden: die van toenemende affectieve verhoudingen tussen de overheid en burgers.
Beleid gaat niet alleen om effectief ingrijpen en doelmatigheid. Het draait ook om het
managen van emoties. De symbolische, rituele functie van beleid kan dan geduid worden als
een onderdeel van het emotiemanagement wat de overheid toepast, en de rol die erkenning,
warmte en toenadering daarin spelen. Een essentiële voorwaarde voor meedoen aan de
samenleving is dan meevoelen: empathie, genegenheid en respect voor anderen zijn essentieel
voor affectief burgerschap. Dat komt niet vanzelf, vooral niet in achterstandswijken waar
bewoners te maken hebben met grote sociale, culturele en etnische verschillen en niet zelden
volledig bezet zijn met simpelweg overleven. De symbolische, rituele functie van beleid
speelt daarin een belangrijke rol die we ook mee moeten nemen als we de wijkaanpak willen
beoordelen op haar resultaten.
Dit stuk verscheen op de site voor sociale vraagstukken ter gelegenheid van de publicatie
van het boek Als meedoen pijn doet. Affectief burgerschap in de wijk (2013) onder
redactie van Mandy de Wilde en Evelien Tonkens.
Literatuur
Muehlebach, A. (2012) The Moral Neoliberal. Welfare and Citizenship in Italy.
Chicago: Chicago University Press.
Thompson, S. (2006) The Political Theory of Recognition. A Critical Introduction.
Cambridge: Polity Press.
... Renewal Policy originated from a public debate in which the qualification 'deprived' became associated not only with the physical state of the housing stock, streets and squares of these neighbourhoods and the socio-economic position of its residents, but also with the affective state of its population (see Chapter 2). These neighbourhoods came to be seen as 'festering wounds' 4 or 'lost worlds' 5 where people felt uprooted, abandoned, and had an eroded 'feeling of familiarity and home' (De Wilde, 2013a) 6 . The planned policy programmes were directed both at a rational, responsible public and also at a nervous, emotional public whose feelings and conduct were thought to arise from fears, insecurities and anxieties. ...
... The concerns of Pieter Winsemius also met those of the Labour-party leader Wouter Bos who was inspired by the communitarian philosophy behind British Third Way politics in general (see Rose, 2000), and the UK National Strategy for Neighbourhood Renewal in particular. On a number of occasions, the Dutch Labour-Party leader acknowledged being inspired by British Third Way politics, and the research office of the Labour Party exchanged knowledge, research and ideas with its British counterparts in seminars, conferences and workshops (De Wilde, 2013a). The concerns the Dutch Labour-party leader ventilated in public debate echoed the problematisation put forward in the national policy reports where these neighbourhoods were qualified as 'festering wounds' (see also Chapter 1). ...
... But what is "profound coziness"? In this chapter, I will show that, in Slotermeer, "affective citizenship" (Fortier 2010;De Wilde 2013) is brought into being through creating a warm sense of sociability during collective gatherings. An ethnographic view of these gatherings offers an insight in the dynamics of affective citizenship and how it affects residents and social relations in the neighborhood. ...
Chapter
Full-text available
Research has shown that the last two decades has seen the rise of voluntarism and more particular a reframing and re-enactment of the ideal-type citizen as a moral subject of responsible communities. In this chapter I ask how citizens are enacted by policy practitioners through different policy practices. Drawing on two years of ethnographic fieldwork in a deprived urban neighborhood, I analyse the policy practices of neighborhood gatherings in an Amsterdam neighborhood that are part of a community participation programme called Neighborhood Circle. Through these gatherings policy practitioners try to stimulate and encourage residents to perform voluntary tasks in the neighborhood. I will argue that in these meetings policy practitioners arouse ‘profound coziness’: a sphere animated by fellow feeling and imagine residents to be activated by the capacity to feel and act upon these feelings, rather than the capacity to think and deliberate rationally. Through these practices different ‘citizens’ emerge. On the one hand the ‘respected citizen’ embodied by (post)migrant women who feel proud to finally be able to participate and recognized by policy practitioners. On the other hand the ‘resentful citizen’ embodied by autochthonous volunteers who feel unrecognized by practitioners and feel publicly displaced by (post)migrant women. I show that the ideal-type citizen that is enacted by policy practitioners singles out other expressions of citizenship, leaving some volunteers in the neighborhood to feel displaced unable to act and a sense of fellow feeling and community far away.
... As in other European welfare states, the Netherlands has seen a revived attention to citizen participation from the new millennium onwards (Uitermark, 2013). Nowhere has this become more evident than in the Dutch policy agenda for a new mode of local governance in neighbourhoods (de Wilde, 2013;van Gent et al., 2009). Inspired by the English National Strategy for Neighbourhood Renewal, a Dutch Neighbourhood Deal was developed and implemented by the national government in 2007. ...
Article
Full-text available
This paper explores the way community groups, central to new systems of local governance, are related to local institutions and how those relations influence them. We draw from two theoreti-cal approaches – behavioural and institutional – that offer different answers to the question: what makes community groups thrive? Based on an analysis of 386 community groups in the Netherlands, we distinguish four types of groups: feather light, cooperative, networked and nested groups. Then, in a neighbourhood case study we focus on the relations between groups and local institutions to gain a deeper insight into the institutional dynamics of urban governance. Moreover, we combine the findings of both studies claiming that different groups need different things from local institutions, and that in the current NPM-driven world only the higher educated community groups have productive relationships with local institutions, while others are some-where in between frail contacts and failing demands.
Article
Full-text available
In the context of debates on the role of culture in the development of cities, I discuss how the emphasis on creativity and the ‘creative class’ in the regeneration of urban neighborhoods generates a dynamic of socio-cultural heritage formation. My analysis is based on ethnographic research in different former working-class neighborhoods in Amsterdam North, where the imagination of the industrial past and the lives of the workers has come to play an important role in the practices of regeneration. Government, welfare institutions and housing corporations have been focusing on the ‘social mixing’ of the ‘working class’ and the ‘creative middle class’ in recent years, in order to tackle different problems in the so-called disadvantaged neighborhoods. An important method was the use of creative professionals who tried to promote positive emotions and interactions between residents through artistic neighborhood projects that mobilized values like pride, authenticity and diversity on the basis of cultural characterizations of Northerners. During those projects, stereotypical images came about as well as apparent contradictions between ‘old North’ and ‘new North’ – the ‘working class’ versus the ‘middle class’, which contributed to practices and feelings of inclusion and exclusion.
Article
Full-text available
In the context of debates on the role of culture in the development of cities, I discuss how the emphasis on creativity and the ‘creative class’ in the regeneration of urban neighborhoods generates a dynamic of socio-cultural heritage formation. My analysis is based on ethnographic research in different former working-class neighborhoods in Amsterdam North, where the imagination of the industrial past and the lives of the workers has come to play an important role in the practices of regeneration. Government, welfare institutions and housing corporations have been focusing on the ‘social mixing’ of the ‘working class’ and the ‘creative middle class’ in recent years, in order to tackle different problems in the so-called disadvantaged neighborhoods. An important method was the use of creative professionals who tried to promote positive emotions and interactions between residents through artistic neighborhood projects that mobilized values like pride, authenticity and diversity on the basis of cultural characterizations of Northerners. During those projects, stereotypical images came about as well as apparent contradictions between ‘old North’ and ‘new North’ – the ‘working class’ versus the ‘middle class’, which contributed to practices and feelings of inclusion and exclusion.
Chapter
Full-text available
In dit artikel onderzoeken we de emotionele dimensie van de herziening van de verzorgingsstaat. We betogen dat hier sprake is van een nieuw arrangement van professionaliteit en burgerschap, dat we in navolging van enkele andere auteurs ‘affectief burgerschap’ noemen. We onderzoeken de politieke emoties die hierbij in het geding gebracht worden. Hoe krijgen professionals burgers zover dat ze zich verantwoordelijk gaan voelen voor zichzelf en elkaar? (Hoe) krijgen professionals burgers zo ver dat ze deze verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid ook gaan verlangen?
The Political Theory of Recognition. A Critical Introduction
  • S Thompson
Thompson, S. (2006) The Political Theory of Recognition. A Critical Introduction. Cambridge: Polity Press.