Content uploaded by Edwin Bakker
Author content
All content in this area was uploaded by Edwin Bakker on Jun 13, 2015
Content may be subject to copyright.
383
Internationale
Spectator
Jaargang 62 nr. 7/8 g Juli-Augustus 2008
Dr Henk van Houtum is universitair hoofddocent Politieke Geograe
en Geopolitiek en hoofd van het Nijmegen Centre for Border Research,
Radboud Universiteit Nijmegen. Hij trad op als gastredacteur van dit
n ummer.
Edwin Bakker
Etnonationalistisch terrorisme in
West-Europa
Succes en falen van gewelddadige strijd
We leven in een wereld van veel staten, maar van
nog veel meer nationale groeperingen. Vele van hen
dromen van een eigen staat. Sinds het einde van de
Koude Oorlog is het in Europa een aantal van hen
gelukt onafhankelijk te worden van het land waartoe
ze met tegenzin behoorden. Denk aan de Esten, Let-
ten en Litouwers, de Slowaken, Oekraïners, Geor-
gi ërs, alsmede Joegoslavische nationale groeperin-
gen, waaronder sinds kort ook de Kosovo Albanezen.
Daartegenover staat een veel grotere groep die het
niet gelukt is een eigen staat te creëren of zich aan te
sluiten bij het land dat zij als moederland beschou-
wen. Binnen de EU zijn dat onder meer de Basken,
Catalanen, Corsicanen, Vlamingen, katholieke
Noord-Ieren, Schotten en Zuid-Tirolers. De meeste
vertegenwoordigers van deze minderheden streven
overigens naar een vorm van zelf beschikking binnen
de staat waarin zij leven. Een relatief kleine groep
radicalen durft te dromen van een eigen staat en daar
openlijk op aan te sturen. Een nog kleinere groep is
bereid voor dit ideaal geweld te gebruiken. Volgens
het EU Terrorism Situation and Trend Report 2008
van Europol zijn niet de jihadi-terroristen, maar is
juist deze groep verantwoordelijk voor de meeste ter-
roristische aanslagen in Europa.
Dit artikel bespreekt West-Europese groeperingen
die zelfbeschikking via geweld willen afdwingen,
ook wel etnonationalistische terroristen genoemd.
Hoe staat het met deze bedreiging anno 2008 en hoe
succesvol zijn deze groeperingen? Anders gezegd,
leidt het geweld tot de gewenste zelfbeschikking of
alleen tot dood en ellende?
Etnonationalistisch terrorisme
Sinds de Tweede Wereldoorlog hebben meer dan
twintig etnonationalistische groeperingen getracht
met geweld zelfbeschikking te verwezenlijken of
hun woongebieden aan te sluiten bij een moeder-
land. Deze groepen – ‘vrijheidsstrijders’ voor de een,
‘terroristen’ voor de ander – zijn te verdelen in drie
categorieën naar de mate van geweld die ze in de
afgelopen decennia hebben gebruikt.
Binnen de categorie zeer gewelddadige strijders
voor zelf beschikking behoren diverse Baskische en
Noord-Ierse groeperingen. Zij zijn verantwoorde-
lijk voor honderden doden en duizenden gewonden.
De meest gewelddadige groep is de Irish Republican
Army (IR A). Volgens onderzoek door de University
of Ulster was de (Provisional) IRA verantwoordelijk
voor de dood van meer dan 1.800 personen,1 onder
wie meer dan 600 burgers en zo’n 650 Britse mili-
tairen. Ook heeft de IRA de dood van meer dan 300
politieagenten en gevangenispersoneel op zijn naam
staan. Tevens waren 75 ‘verraders’ in eigen gelederen
doelwit van moordaanslagen. Honderd andere IRA-
leden kwamen daarnaast om het leven bij het maken
en transporteren van springstoffen.
De IRA was beslist niet de enige gewelddadige
Ierse nationalistische organisatie die aanslagen
pleegde. De belangrijkste andere, kleinere groepe-
ringen zijn de Irish National Liberation Army (INLA)
en afsplitsingen van de IRA, zoals de Official IR A
(OIRA), Continuity Irish Republican Army (CIRA)
en de Real IR A (RIRA). Bij aanslagen door deze
groeperingen vielen meer dan 200 doden en honder-
den gewonden. De RIRA was verantwoordelijk voor
de grootste aanslag tijdens de ‘Troubles’: een bom-
aanslag op winkelend publiek in het stadje Omagh in
1998, waarbij 29 mensen om het leven kwamen.
Op de lijst van meest gewelddadige etnonationa-
listische groeperingen staat de Euskadi Ta Askatasuna
(ETA) op de tweede plaats. Net als de IRA richt deze
beweging zich hoofdzakelijk op militairen en burgers.
Daarnaast heeft de ETA het specifiek gemunt op
politici. Het aantal doden als gevolg van ETA-acties
bedraagt ongeveer 350 burgers en bijna 500 politie-
agenten en militairen.2 De eerste aanslag was een
mislukte poging een trein te laten ontsporen, begin
jaren ’60. De voorlopig laatste moord was die op een
voormalig gemeenteraadslid aan de vooravond van
de Spaanse parlementsverkiezingen in maart 2008.
Naast de ETA zijn andere militante Baskische natio-
nalisten actief. Op de lijst met Europese terroris tische
organisaties staan de jongerenbewegingen Jarrai,
Haika en SEGI, die de Spaanse autoriteiten overigens
als integraal onderdeel van de ETA beschouwt.
Internationale
Spectator
384 Internationale
Spectator Jaargang 62 nr. 7/8 g Juli-Augustus 2008
Weinig slachtoffers
De tweede categorie gewelddadige etnonationalisten
wordt gevormd door groeperingen die weliswaar ge-
weld gebruiken, maar trachten het aantal slachtoffers
tot een minimum te beperken. Sommige van deze
groeperingen zijn uitsluitend gericht op het toebren-
gen van zaakschade. Binnen deze categorie vallen de
diverse bewegingen die streven naar een onaf han-
kelijk of autonoom Corsica. De belangrijkste onder
hen is het Fronte di Liberazione Naziunale di a Corsica
(FLNC), dat midden jaren ’70 ontstond door een
fusie van twee oudere militante organisaties. Tot de
typische gewelddadige acties van het FLNC behoren
(brand)bomaanslagen en gewapende overvallen op
gebouwen van de Franse overheid, banken, op toeris-
tische infrastructuur, militaire complexen en andere
symbolen van de Franse ‘overheersing’ van Corsica.
In veruit de meeste gevallen gaat het om acties die
alleen gericht zijn op veroorzaken van zaakschade.
Er zijn echter uitzonderingen – elf om precies
te zijn – waarbij in totaal dertien doden vielen. De
bloedigste actie was een bomaanslag in 1986 op een
vakantiekamp, met twee doden en vier gewonden.
Een andere dodelijke aanslag was die op de prefect
van Corsica in 1998. Onderstreept moet worden dat
het FLNC zich niet alleen gedraagt als een ‘bevrij-
dingsbeweging’, maar ook als een ordinaire maffia-
organisatie. Het staat namelijk evenzeer bekend
om overvallen op banken en afpersingspraktijken.
Vooral niet-Corsicaanse bewoners van het eiland
zijn daarvan nogal eens het slachtoffer. Zij worden
bedreigd met aanslagen op hun (vakantie)woning,
maar kunnen dit af kopen door een ‘belasting’ te
betalen. Een ander aspect dat niet ongenoemd mag
blijven, zijn de vele vetes tussen facties en leiders van
het FLNC; een verschijnsel dat overigens ook veel
voorkomt in Noord-Ierse en Baskische kringen.
Tot de tweede categorie gewelddadige etnona-
tionalisten behoren ook twee militante Baskische
bewegingen. Het betreft groeperingen in Frankrijk
die streven naar meer autonomie voor Noord-
Baskenland en (uiteindelijk) aansluiting bij een on-
afhankelijk en ongedeeld Baskenland. De belang-
rijkste en actiefste is de Irrintzi, een relatief nieuwe
groep, die zich in 2006 voor het eerst liet zien met
sabotage acties en aanslagen, waaronder een bomaan-
slag op de vakantiewoning van de Franse minister
van binnenlandse zaken. Deze acties werden gevolgd
door bomaanslagen op spoorlijnen, toeristische
infrastructuur en regionale kantoren van politieke
partijen. Irrintzi is in Frankrijk echter het meest be-
kend om de frequente aanslagen op een restaurant in
Noord-Baskenland van een van Frankrijks topkoks,
Alain Ducasse (grossier in Michelin-sterren voor
etablissementen binnen en buiten Frankrijk). Irrintzi
beschuldigde Ducasse van speculatie en het bela-
chelijk maken van de Baskische cultuur; de topkok
zag zich uiteindelijk gedwongen zijn restaurant te
sluiten.
De andere militante Noord-Baskische beweging,
Iparretarrak, lijkt niet langer actief. Begin jaren
tachtig was zij verantwoordelijk voor tientallen aan-
slagen op toeristische oorden en een aanval op de
lucht haven van Biarritz, die plaatsvond vlak vóór de
komst van de Franse president Mitterrand. In veel
opzichten lijkt Iparretarrak te zijn opgevolgd door
I r r i n t z i .
Beperkt geweld
De derde categorie gewelddadige etnonationalisten
bestaat uit groeperingen die slechts in zeer beperkte
mate geweld inzetten in hun strijd voor (meer)
zelf beschikking. Het gaat per groep slechts om een
handvol ‘aanslagen’ op symbolen van de staat of inti-
midaties van personen. Deze categorie is interessant
in verband met de vraag of dit hun zaak goed heeft
gedaan of juist niet. Hiertoe behoren verscheidene
groeperingen in het Verenigd Koninkrijk (Scottish
National Liberation Army, Cornish National Libera-
tion Army en Cornish Republican Army); Frankrijk
(Armée Révolutionnaire Bretonne en Front de Libéra-
tion de la Bretagne); Portugal (Frente de Libertaçâo dos
Açores en Frente de Libertaçâo do Arguipélago da Ma-
deira); Zwitserland (‘Jura Libre’ hardliners); en Italië
(Zuid-Tiroler militanten). De meeste zijn niet langer
actief, of in ieder geval niet meer gewelddadig. In de
tijd dat ze actief waren, werden ze meestal niet als
terreurorganisaties, maar als politiek gewelddadige
activisten beschouwd. Hun acties vielen in veel op-
zichten in het niet vergeleken met die van de ‘echte’
terroristen in de desbetreffende landen, zoals IRA en
ETA of bijvoorbeeld de Brigate Rosse in Italië.
De militante organisaties in Schotland en Corn-
wall hebben getracht politici en beroemdheden te
intimideren, onder wie Margaret atcher, Cherie
Blair en tv-kok Jamie Oliver. De acties mislukten
merendeels; ze kregen amper aandacht en geen steun
van de bevolkingen die zij hoopten te ‘bevrijden’.
Het gaat overigens om nogal obscure groepen. De
Cornish National Liberation Army zegt dertig leden
385
Internationale
Spectator
Internationale
Spectator
Jaargang 62 nr. 7/8 g Juli-Augustus 2008
te hebben, waarvan een aantal de afgelopen jaren
voor vandalisme is opgepakt. Hun meest concrete
dreigement: het verbranden van Engelse vlaggen als
verzet tegen de verengelsing van hun woongebied.
Drie leden van het Scottish National Liberation Army
gingen een stap verder: twee van hen werden begin
2008 veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf voor
een plan om Engelsen te vergiftigen, de derde kreeg
in 1993 twaalf jaar voor het plaatsen van nepbom-
men bij olie-installaties en het versturen van bom-
brieven aan het Scottisch Office in Edinburgh.
De Bretonse organisaties hebben terroristische
acties uitgevoerd, waaronder een bomaanslag op
een belastingkantoor en op andere symbolen van
de Franse overheid. Het Front de Libération de la
Bretagne richtte daarbij alleen zaakschade aan. Vol-
gens het MIPT Terrorism Knowledge Base zouden
er onder eigen leden twee doden zijn gevallen, toen
men probeerde een explosief te demonteren; men
was toch bang dat er per ongeluk personen geraakt
zouden kunnen worden. Bij een actie van de Armée
Révolutionnaire Bretonne ging het ook een keer mis.
Een personeelslid van een vestiging van McDonald’s
kwam om het leven bij een bomaanslag in 2000.
Beide groepen zijn klein en krijgen weinig bijval
voor hun acties van de bevolking. Slechts in de jaren
zestig was er kort sprake van enige steun. Alleen de
‘revolutionairen’ lijken nog actief.
Beslist niet meer actief zijn de ‘bevrijdingsbewe-
gingen’ op de Azoren en Madeira. Beide groeperin-
gen waren extreem-rechts en ontstonden ten tijde
van de Anjerrevolutie in 1975, uit angst voor een
communistische machtsovername. Het rode gevaar
bleek echter snel bezworen, waarmee het bestaan van
de bewegingen van korte duur was. Alleen de bewe-
ging op Madeira pleegde een aantal bomaanslagen,
waarbij geen doden of gewonden vielen. Aangezien
deze organisaties vooral tegen de linkse dreiging
vanuit het vasteland waren gekeerd, is het de vraag
of hier wel sprake is van etnonationalistische bewe-
gingen.
Ten slotte twee voorbeelden van militante groe-
peringen uit de Alpen-regio: de hardliners in Zuid-
Tirol en die in de Zwitserse Jura. Laatstgenoemde
groep is weinig bekend en het zal velen verbazen dat
ook het zo vreedzame Zwitserland etnonationalis-
tische gewelddadigheden heeft gekend. Onder het
motto ‘Jura Libre’ bezette een militante groep katho-
lieke Franstalige jongeren eind jaren zestig een poli-
tiebureau in de regio, alsook de Zwitserse ambassade
in Parijs. Voorts werden trams in Bern gesaboteerd.
De groepering wilde het eigen Franstalige en katho-
lieke woongebied afscheiden van het Duitstalige en
overwegend protestantse kanton Bern. De geschrok-
ken autoriteiten reageerden met het beproefde Zwit-
serse recept: de volksraadpleging. Bij het in 1971
gehouden referendum bleek een meerderheid vóór
splitsing van het kanton Bern en de oprichting van
een Franstalig Canton Jura. De protestantse Fransta-
ligen zagen dat bij nader inzien toch wat minder zit-
ten. Zij vormden een antiseparatistische groepering
die dreigde geweld in te zetten als er niet een tweede
referendum zou komen waarbij het protestantse deel
zou kunnen kiezen tussen het oude Kanton Bern en
het nieuwe Canton Jura. In een aantal gemeenten
wist pro-Bern het nipt te winnen van pro-Jura. In
één gemeente braken vervolgens grootschalige rellen
uit, waarbij enkele honderden katholieke jongeren
slaags raakten met de politie. Echt rustig bleef het
niet, maar uiteindelijk werd de strijd voortgezet met
nog meer referenda. Een aantal gemeenten veran-
derde in de loop der jaren op deze wijze nog een keer
van kanton, voor het laatst in 1995.
Ook iets verderop in de Alpen was de afgelopen
decennia af en toe sprake van hoog oplopende span-
ningen en etnonationalistisch geweld. Rond 1960
heerste er binnen Duitstalige kringen in Zuid-Tirol
grote ontevredenheid over de geringe voortgang
in onderhandelingen over meer zelfbeschikking
voor de regio. Een aantal Zuid-Tiroler militanten
pleegde onder meer bomaanslagen op elektriciteits-
masten, waardoor het er in de regio – in ieder geval
’s nachts – even donker uitzag. Toen de Italiaanse
overheid vervolgens een troepenmacht van 15.000
man stuurde, dreigde de situatie te escaleren, zeker
toen ook rechts-radicale Italianen met gewelddadig-
heden reageerden. Door internationale druk werd
een commissie ingesteld die met een oplossing moest
komen. Die bestond uiteindelijk in een vérgaande
mate van autonomie voor de Duitstalige minderheid.
De implementatie daarvan verliep echter langzaam
en ging eind jaren tachtig nog een keer gepaard met
een nieuwe golf van geweld door de irredentistische
Etnonationalisme is verantwoordelijk voor 90%
van het terrorisme in de EU
Internationale
Spectator
386 Internationale
Spectator Jaargang 62 nr. 7/8 g Juli-Augustus 2008
beweging ‘Ein Tirol’. De aanslagen veroorzaakten
alleen zaakschade; uiteindelijk kwam het begin jaren
negentig tot een snelle afronding van het proces,
waarmee alle partijen konden leven.
Huidige situatie
Het merendeel van de etnonationalistische groepe-
ringen kende slechts een korte gewelddadige perio-
de, vooral de groepen in de ‘beperkt geweld’-catego-
rie. Een aantal van hen vormde eigenlijk nooit een
serieuze bedreiging voor de democratische rechts-
orde. Dit geldt niet voor de meer gewelddadige groe-
peringen, zoals de IRA en zijn diverse afsplitsingen,
voor de ETA en het FLNC. Gelukkig heeft de IRA
inmiddels de wapens neergelegd en lijkt de animo
voor de gewelddadige etnonationalistische strijd een
stuk minder groot dan in de periode 1960-1990.
Volgens EU Terrorism Situation and Trend Report
2008 van Europol is etnoterrorisme echter beslist
niet verdwenen. Het rapport constateert over 2007
dat meer dan 90% van de terroristische activiteiten
in de EU op het conto staat van etnonationalistische
groeperingen.3 Hieronder vallen niet alleen bovenge-
noemde West-Europese groeperingen, maar ook de
Koerdische Arbeiders Partij en andere niet-Europese
bewegingen die in de EU actief zijn. De overgrote
meerderheid van deze activiteiten vond plaats in
Frankrijk en Spanje. In deze landen betrof het vrij-
wel uitsluitend acties van Baskische en Corsicaanse
groeperingen. Het aantal slachtoffers bleef beperkt,
zowel hier als in de rest van de EU. De uitzonde-
ring vormde een aanslag in Frankrijk op twee leden
van de Spaanse Guardia Civil. De ene politieman
overleed ter plekke, de ander bezweek vier dagen
later aan zijn verwondingen. Deze aanslag volgde
op een incident een jaar daarvoor, waarbij ook twee
personen de dood vonden. Het was overigens niet de
bedoeling dat er doden vielen: twee Ecuadoriaanse
immigranten kwamen om toen ze in hun auto lagen
te slapen in een verder lege parkeergarage van de
luchthaven van Madrid, waar de ETA een bom liet
ontploffen.
Na die dodelijke aanslag in december 2006 nam
het aantal voorvallen in Spanje toe; volgens het
Europol-rapport met maar liefst 95%. Dit wordt
deels verklaard door het aflopen in juni 2007 van
een wapenstilstand tussen de ETA en de Spaanse
overheid. De ETA claimde nadien de verantwoor-
delijkheid voor tien aanslagen in Spanje, alsmede
de moord op de twee agenten in Frankrijk. Ook de
jongerenbewegingen van de ETA lieten zich niet
onbetuigd. Volgens de Spaanse overheid waren zij in
2007 bijzonder actief, vooral met brandstichtingen
bij overheidsgebouwen en private bedrijven, en be-
schadiging en sabotage van infrastructuur. Een van
deze bewegingen, SEGI, kent overigens ook leden
die in Nederland woonachtig zijn, vooral in Amster-
damse kraakpanden.
Anders dan in Spanje nam het aantal incidenten
in Frankrijk in 2007 vergeleken met het jaar ervoor
enigszins af. Zowel in Noord-Baskenland als op
Corsica ging het vooral om aanslagen op vakantie-
woningen en bedrijven. In de meeste gevallen was
niet met zekerheid te zeggen wie er achter de brand-
stichting of bomaanslag zat. Van de aanslagen op
Corsica werd ongeveer een derde door de autoriteiten
toegeschreven aan het FLNC.
Arrestaties en berechtingen
Een deel van de daders achter deze acties ontloopt
zijn of haar straf niet. Volgens het Europol-rapport
was in 2007 sprake van meer dan 500 arrestaties
van vermeende etnonationalistische terroristen. Met
uitzondering van een paar (Noord-)Ieren en Koer-
den betrof het ook hier vooral Basken en Corsica-
nen. Zowel in Spanje als Frankrijk ging het vooral
om personen die verdacht werden van lidmaatschap
van de ETA of een van haar jongerenbewegingen.
Onder de arrestanten zijn de laatste tijd opvallend
veel kopstukken. Zo werd in mei 2008 in Bordeaux
de hoogste leider van de ETA, López Peña, alias
ierry, die sinds 1983 voortvluchtig was, opgepakt.
Bij deze actie werden ook drie andere ETA-leden
aangehouden.
Ook Frankrijk boekte successen met arrestatie en
berechting van kopstukken. Daar stond de juridi-
sche strijd tegen het Corsicaanse terrorisme vooral
in het teken van de berechting van Yvan Colonna.
Dit prominente FLNC-lid werd in december 2007
veroordeeld voor de moord in 1998 op de prefect van
Corsica. Toen de rechters in Parijs deze ‘vrijheids-
strijder’ tot levenslang veroordeelden, kwam het
op het eiland tot gewelddadige protesten, waarbij
diverse personen werd opgepakt.
In Ierland was dit laatste het geval voor een aantal
leden van de Irish National Liberation Army (INLA).
De arrestaties stonden niet in verband met terroris-
tische activiteiten, maar met criminele handelingen.
De meesten werden veroordeeld voor lidmaatschap
van een illegale organisatie. Overigens geldt voor
387
Internationale
Spectator
Internationale
Spectator
Jaargang 62 nr. 7/8 g Juli-Augustus 2008
de meeste (Noord-)Ierse organisaties dat zij net als
de INLA als criminele organisatie nog steeds een
bedreiging vormen voor de democratische rechts-
orde. Zo noemt het jaarverslag 2004 van de AIVD
de IRA in verband met betrokkenheid bij de il-
legale handel in sigaretten. Overigens constateert
de AIVD in haar meest recente jaarverslag dat de
Dienst alert blijft op eventuele banden van de repu-
blikeinse splinters Continuity IRA en de Real IR A
met Nederland.4
Succes en falen
Dat etnonationalistische terroristen de afgelopen
d ecennia veelvuldig in beeld zijn geweest, mag blij-
ken bij het invullen van kruiswoordpuzzels. Een van
de makkelijkste vragen is die naar ‘een terroristische
beweging met drie letters’ (de letter A kan je dan
fijn meteen al invullen). Minder leuk is dat met de
namen ETA en IRA veel ellende verbonden is; zo’n
tweeduizend doden en enkele duizenden gewon-
den. Hetzelfde geldt ook, zij het in mindere mate,
voor de afkorting FLNC. Door sommigen wordt
de strijd op Corsica nog weleens als romantisch of
folkloristisch verzet afgeschilderd. Menig bezit-
ter van een vakantie huis aldaar denkt hier echter
heel anders over, laat staan de familieleden van de
dodelijke slachtoffers van het FLNC. Nog triester is
dat genoemde organisaties zichzelf met deze ellende
weliswaar op de kaart hebben gezet, maar dat het op
het eerste gezicht zo bar weinig heeft opgeleverd.
Waar waren die doden en gewonden goed voor?
Leidden ze tot aansluiting van Noord-Ierland bij
de Ierse Republiek, tot een verenigd en onaf han-
kelijk Baskenland, tot een eigen republiek Corsica?
Nee! Maar hebben de activiteiten van IRA, ETA en
FLNC misschien toch op een of andere manier bij-
gedragen aan meer zelfbeschikking in de vorm van
autonomie en speciale statuten? Noord-Ierland wordt
nu niet meer vanuit Londen bestuurd. Spaans Bas-
kenland, althans een deel van het woongebied van
de Basken, kent een vérgaande vorm van autonomie.
En in 2000 beloofde de Franse premier Lionel Jospin
de Corsicanen meer autonomie in ruil voor een einde
aan de gewelddadigheden.
De vraag of de terroristische organisaties toch niet
(een beetje) hebben bijgedragen aan meer zelf be-
schikking, is echter moeilijk te beantwoorden. Het
politieke proces dat tot de huidige situatie heeft
geleid, is geen laboratorium, waarin je de proef nog
een keer met andere ingrediënten kan overdoen. De
beantwoording van de vraag naar de mate van succes
van de gewelddadige weg naar zelfbeschikking is
daarom bijzonder lastig en in ieder geval speculatief
van aard. Voorzichtige aannames zouden echter als
voorlopig antwoord kunnen dienen.
Aannames
De eerste aanname is dat geweld zonder politiek pro-
ces – of een terroristische organisatie zonder poli-
tieke tak – de gewenste doelen niet dichterbij brengt.
De strijd op Corsica lijkt hiervan een voorbeeld. Het
FLNC – en zijn voorgangers en verwante organi-
saties – bleken niet in staat hun gewelddadigheden
om te zetten in politieke successen, omdat het geen
aansluiting had met de politiek – noch op het eiland,
noch in Parijs. Men zou zelfs kunnen spreken van
een uitgesproken falen van de gewelddadige strijd.
Zo bleek de moord op de prefect van Corsica erg
contraproductief. Deze overtuigde velen op het ei-
land en op het Franse vasteland dat de Corsicaanse
nationalisten niet te vertrouwen waren en dat hun
beslist niet de macht over Corsica in handen gegeven
kon worden. Twee jaar na de moord leek er echter
toch een (meer) autonoom Corsica te komen, toen
premier Jospin meer zelfbeschikking beloofde in ruil
voor het beëindigen van de gewelddadigheden. Dit
plan werd niet alleen getorpedeerd door de gaullis-
tische oppositie in het Franse parlement, maar ook
door de Corsicanen zelf. In een referendum in 2003
stemde een kleine meerderheid tegen het (herziene)
voorstel van premier Raffarin en minister van bin-
nenlandse zaken Sarkozy voor meer zelf beschikking
voor de Collectivité territoriale de Corse.
In Noord-Ierland en Baskenland is de situatie heel
anders dan op Corsica. Daar valt de gewelddadige
strijd samen met de partij-politieke strijd en heb-
ben de terroristische organisaties ook een politiek
gezicht. Denk aan Sinn Féin als politieke partij van
de IRA; en aan Batasuna, dat geldt als de politieke
vleugel van de ETA (en daarom een aantal jaren
geleden door Spanje werd verboden). Deze partijen
doen/deden mee aan verkiezingen, waarbij ze in
ieder geval de steun kregen van een deel van de be-
volking. Dit geldt in het bijzonder voor Sinn Féin in
Noord-Ierland. Onder leiding van boegbeeld Gerry
Adams behaalde de partij ook politieke successen bij
de onderhandelingen met Londen en de protestantse
partijen. ans neemt Sinn Féin zelfs deel aan de
regering van wat de partij niet Noord-Ierland, maar
de ‘six counties’ noemt. Ook heeft het vertegenwoor-
Internationale
Spectator
388 Internationale
Spectator Jaargang 62 nr. 7/8 g Juli-Augustus 2008
digers in Westminster en het Europees Parlement.
De vraag is of dit succes tot stand kwam dank zij het
geweld van de IRA en andere republikeinen, of juist
ondanks dit geweld?
Deze laatste vraag geldt uiteraard ook met betrek-
king tot de autonome status van Spaans Baskenland.
In dit geval lijkt het meest plausibele antwoord ‘on-
danks’. De autonome status van Baskenland volgde
relatief snel, als onderdeel van de algemene politieke
veranderingen na de dood van Franco, terwijl het
proces gelijktijdig verliep met het proces dat leidde
tot autonomie voor Catalonië. Men kan daarom
niet stellen dat de ETA dit heeft afgedwongen van
Madrid, maar de weerzin in Spanje tegen de ETA
heeft wellicht meer politieke ruimte geschapen
voor g ematigder groeperingen. Anders gezegd, het
redelijke alternatief werd mogelijk extra beloond om
te tonen dat alleen de democratische strijd tot meer
zelf beschikking leidt. Maar, zoals gezegd, de beant-
woording van dit soort vragen is nogal speculatief. In
ieder geval is duidelijk dat er in Spanje veel weerzin
is tegen de ETA. Dit beperkt zich niet tot ‘Madrid’
en niet-Basken. Ook in Baskenland is de organisatie
beslist niet populair, getuige de vele demonstraties
binnen en buiten deze regio tegen het geweld van de
ETA, waarvoor tienduizenden en soms honderddui-
zenden de straat op gaan.
Een tweede aanname is dat een beetje geweld soms
wel succesvol kan zijn. Dit geldt vooral voor geweld
waarbij geen slachtoffers vallen. Denk aan de ge-
welddadigheden door de ‘strijders’ voor een Frans-
talig kanton Jura en voor vérgaande autonomie voor
Zuid-Tirol. Deze groepen wisten een schrikeffect te
veroorzaken; dat lijkt een proces in de richting van
meer zelf beschikking voor de eigen regio op gang te
hebben gebracht of versneld.
Een derde aanname is dat het groot verschil
maakt of een groepering alleen streeft naar (meer)
autonomie of uit is op volledige zelfstandigheid of
aansluiting bij een moederland. Separatistisch
streven kan rekenen op een zeer harde houding
van de staat, die niet zal wijken voor geweld. In
het Verenigd Koninkrijk en Spanje bleek die staat
bereid een langdurige strijd aan te gaan. In beide
landen sneuvelden honderden militairen, politie-
agenten, ambtenaren en politici, zonder dat de staat
ook maar een moment leek te wankelen. Hetzelfde
geldt voor de meerderheid van de bevolking. Ook
Frankrijk geeft meestal geen krimp bij aanslagen
door terroristen. Sommige extreme etnonationa-
listische groeperingen lijken daarvan echter nog
steeds niet doordrongen.
Tot slot Kosovo
Misschien zou een blik op de politieke kaart van
West-Europa bij de extreme organisaties een lichtje
moeten laten branden. Op die kaart staan maar twee
onafhankelijke staten die het de afgelopen eeuw ge-
lukt is zich te ‘bevrijden’ van ‘vreemde’ overheersing:
Noorwegen en Ierland. Maar waarschijnlijk kijken
deze groeperingen vooral naar recente staatkundige
veranderingen in Midden- en Oost-Europa. Zij zul-
len veel hoop putten uit het recente succes van de
Albanese Kosovaren. En helaas zullen ze daardoor
voorlopig nog niet doordrongen raken van het falen
van de gewelddadige weg naar autonomie en de zin-
loosheid van het streven naar volledige zelfbeschik-
king. De kans is daarom groot dat het EU Terrorism
Situation and Trend Report van Europol ook in 2009
zal constateren dat etnonationalistisch terrorisme
nog steeds niet tot het verleden behoort.
Noten
1 Malcolm Sutton, Sutton Index of Deaths, 1994
<cain.ulst.ac.uk/sutton/>.
2 Global Terrorism Database, University of Maryland
<www.start.und.edu/data/gtd/>.
3 Europol, EU Terrorism Situation and Trend Report 2008
<www.europol.europa.eu>.
4 Zie jaarverslagen AIVD 2003 en 2007 <www.aivd.nl>.
Dr Edwin Bakker is hoofd van het Clingendael Security and Conict
Programme (CSCP).