BookPDF Available

Een eenzame visserman op zoek naar geluk; Over het publieke aanzien van de wetenschap

Authors:
Rede, uitgesproken door
Peter Achterberg
Een eenzame visserman
op zoek naar
geluk
Over het publieke
aanzien van de
wetenschap
Prof. dr. Peter Achterberg werd geboren op zondag 25 september 1977. Volgens
zijn vader: ‘net op tijd voor Studio Sport’. Dat wil trouwens niet zeggen dat hij in de wieg
gelegd is voor de sport. Hij vindt het wel leuk, maar waar hij pas echt warm voor loopt is
Sociologie. Eind 2001 studeerde hij dan ook af in deze machtig mooie tak van wetenschap
aan de Erasmus Universiteit. Aan diezelfde universiteit promoveerde hij in 2006 op het
proefschrift ‘Considering Cultural Conict; Class Politics and Cultural Politics in Western
Societies’. Per 1 februari 2014 is hij benoemd tot hoogleraar Sociologie aan het departement
Sociologie in Tilburg. In zijn onderzoek houdt hij zich bezig met culturele, religieuze en
politieke veranderingen in Westerse landen. Daarnaast is hij een fervent blogger.
Een eenzame visserman op zoek naar geluk 1
Een eenzame visserman op
zoek naar geluk
Over het publieke aanzien van de wetenschap
Rede
uitgesproken bij de openbare aanvaarding van het ambt van hoogleraar in de Sociologie
aan Tilburg University op 13 maart 2015
door Peter Achterberg
2 Over het publieke aanzien van de wetenschap
©
Peter Achterberg, Tilburg University, 2015
ISBN: 978-94-6167-232-2
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch,
mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier.
www.tilburguniversity.edu/nl
Voor Pippi en Lente
Een eenzame visserman op zoek naar geluk 3
Mijnheer de Rector Magnicus,
zeer gewaardeerde toehoorders,
The belief in the value of scientic truth
is not derived from nature but
is a product of denite cultures’-
Max Weber (1949: 110)
Een vertrouwenskloof?
1
Het is geen feest in de wetenschap
1
. Tenminste,
dat lijkt zo. Wie de laatste tijd, op internet vooral, het publieke debat een beetje volgt, zal
ongetwijfeld opgevallen zijn hoe vaak mensen dingen zeggen als:
2
De wetenschap deugt
niet…’.
3
Of: ‘Men probeert een ideaal wereldbeeld te onderbouwen met ‘wetenschappelijke
feiten’ zoals zij die graag zien. Dit wordt vervolgens in de Azijnbode geciteerd, komt later ter
sprake bij DWDD. Daarna is het ‘feit’ gekaapt door de grachtengordel en wordt het onder
het genot van een sojalattemachiato met quinoasalade nog meerdere malen besproken.
Wetenschap’ mijne dames en heren, ‘is gekaapt door policor mensen’.
4
Iemand die zich
‘scalmer’ noemt op de panelen van NuJij.nl ‘gelooft de wetenschap gewoon niet meer
5
,
en anderen zeggen dingen als: ‘Ik vertrouw geen enkel onderzoek...zeker niet als mijn
mening niet eens gepeild is...
6
Soms blijkt ook dat kennis verkregen door wetenschappelijk onderzoek eigenlijk net zo
goed bereikbaar is voor mensen met een ‘MAVO verstand’ door ‘2 minuten [te] googelen’.
7
En de universiteiten zijn al helemaal niet meer wat ze geweest zijn. Zo zijn de studenten die
de universiteiten aeveren van een twijfelachtig niveau: ‘Er lopen in Nederland’, volgens
‘John McClane’ namelijk ‘tienduizenden drs-en rond met 0,0 kennis, 0,0 wetenschappelijk
inzicht, amper [het] MBO-niveau ontstijgend’
8
. En ‘Van echt vrije wetenschap bedrijven is
op universiteiten […]niet echt sprake meer. …Universiteiten zijn teveel verstrengeld met de
overheid en de economie, [en] de onafhankelijkheid is ver te zoeken.
9
Volgens ‘Marcel’ op
ThePostOnline.nl moet je ‘werkelijk onafhankelijke wetenschappers met een lampje zoeken
tegenwoordig. Het is een uitstervend ras. De meesten zitten op fop-wetenschappen de laatste
tijd, daar valt het geld te halen. Krijg je hoogleraren rook-ontmoedigingsbeleid, hoogleraren
energietransietie, genderstudies en dat soort hogere kletskunde.
10
Ook mijn vakgebied, de sociologie, en aanverwante disciplines ontkomt niet aan stevige
kritiek: in deze ‘linkse hobbies van het “Gamma-gajes” (…) dat wetenschap vermengt met
leugens om politieke doelen te realiseren
11
, moet zo te lezen ook nodig eens ink worden
4 Over het publieke aanzien van de wetenschap
gesnoeid. Onderzoek dat ik samen met mijn Rotterdamse collega’s (De Koster et al. 2014)
deed is natuurlijk ook gewoon besproken op diverse internetfora: Het bleek een ‘vreemd
en nutteloos onderzoek, dat weinig ‘objectiviteit’ uitstraalt.
12
Het ontlokte ene ‘Woestijn
Roepertje’ bovendien de weinig orissante maar ongetwijfeld welgemeende hartenkreet
Om van te kotsen vieze collaborateurs !!!’
13
En deze oratie, met als titel Een eenzame
visserman op zoek naar geluk, zal, zo vermoed ik, de handjes van deze kritische burgers
ook niet bepaald op elkaar krijgen, maar goed. Dit hele slagveld laat zich, volgens mij,
prima samenvatten door een opmerking van Geenstijl reaguurder ‘pajans’: ‘Mooi he die
akkademiese wereld, je lacht je [mannelijk geslachtsdeel] uit je broek’.
14
Het hoeft, gezien het voorgaande, niet te verbazen dat men zich in bestuurlijk en
wetenschappelijk Nederland enorm druk maakt over het aanzien van de wetenschap.
De rapporten waarin dit thema aan de orde komt schieten de laatste twee jaar als
paddenstoelen uit de grond. Zo stelde de KNAW, op verzoek van de staatssecretaris van
OC&W, een rapport op over Vertrouwen in de Wetenschap (KNAW, 2013). In dat rapport
verwoordt wetenschappelijke eindbaas Hans Clevers zijn zorgen: ‘Na de dominee en de
dokter is nu ook de autoriteit van de wetenschapper niet langer vanzelfsprekend… Bovendien
worden volgens Clevers …wetenschappelijke bevindingen vaker bekritiseerd door mondige
burgers en soms zelfs als “ook maar een mening” in de touwen gedrongen’ (Clevers, 2013:4).
Vanwege alle ophef peilden ook het Rathenau Instituut en de WRR in het rapport Hoeveel
vertrouwen hebben Nederlanders in wetenschap? de publieke sentimenten (Tiemeijer en
De Jonge, 2013). En ook de initiatiefnemers van Science in Transition bespraken deze
vertrouwenskwestie onlangs uitgebreid in hun vermaarde position paper: Waarom de
wetenschap niet werkt zoals het moet, en wat daar aan te doen is (Dijstelbloem et al., 2013).
Uit al dat onderzoek komt opmerkelijk genoeg helemaal niet het beeld naar voren
dat het publieke aanzien van de wetenschap tanende is. Op basis van de spaarzame
longitudinale gegevens die er zijn stelt de KNAW bijvoorbeeld dat ‘als we …de vraag stellen
of er sprake is van een dalende trend in het vertrouwen in wetenschap, dan moet het
antwoord simpelweg luiden dat we het niet weten. Het beschikbare empirische materiaal
geeft onvoldoende houvast en de vraag naar ‘vertrouwen in (de) wetenschap’ heeft
zoveel verschillende dimensies dat men uit de antwoorden op afzonderlijk uitgelichte
enquêtevragen gemakkelijk te snelle en te simpele conclusies trekt.’ (KNAW, 2013: 29).
En inderdaad, het is te makkelijk om te beweren dat de legitimiteit van de wetenschap
inderdaad bergafwaarts gaat.
15
Want er zijn ook indicaties dat het juist erg goed gaat met
de publieke steun voor de wetenschap. Zo stelde de opstellers van de eind November
verschenen wetenschapsvisie van het ministerie van OC&W al dat: ‘De samenleving
(…) geïnteresseerder [is] in wetenschap dan ooit….” (OC&W, 2014: 9). Inderdaad is hier
Een eenzame visserman op zoek naar geluk 5
en daar recent gesuggereerd dat onder sommige sociale categorieën, het engagement
met wetenschappelijke principes en methoden helemaal niet lijkt te zijn afgekalfd.
Integendeel. televisieprogramma’s als Mythbusters, How Do They Do It? en Crime Scene
Investigation worden over de hele wereld graag bekeken. Het Discovery Channel is in pak
hem beet 170 landen te zien.
16
En ook in Nederland is ‘de wetenschap’ niet weg te denken
uit het televisielandschap: Zo zijn de avonturen van Freek Vonk, die wetenschappelijk
verantwoorde kinderprogramma’s maakt over nu eens het ene en dan weer het andere
dier, ook bijzonder populair onder volwassenen, en trekken programma’s als De Wereld
Leert Door, Factcheckers en DWDD Universitykse kijkersaantallen. En daarom concludeert
het invloedrijke Britse House of Lords-rapport getiteld ‘On science and society’ dat er
een paradox is tussen deze ongekende populariteit en relevantie van de wetenschap
enerzijds, en het negatieve publieke sentiment en scepsis waarmee wetenschappers en
beleidsgerelateerd onderzoek tegenwoordig tegemoet worden getreden.
17
Ook anderen,
bijvoorbeeld Millstone en Van Zwanenburg (2000: 1307), stellen dat het daarom onjuist
zou zijn om het diepe wantrouwen dat sommigen ten aanzien van wetenschappelijke
instituties hebben aan te zien voor wantrouwen ten aanzien van de wetenschap als geheel.
Kort samengevat lijkt niet zozeer de wetenschap in het algemeen onder druk te staan,
maar wel de instituties die vanouds verknoopt zijn met het uitvoeren van de wetenschap.
Kennelijk zijn er mensen die aan de ene kant wél vol overgave de wetenschappelijke
methode en principes omarmen, en zich graag van de laatste ontwikkelingen op de hoogte
tellen, maar die aan de andere kant deze wetenschappelijke aspiraties niet combineren
met vertrouwen in de wetenschappelijke instituties. In andere woorden: Er is voor hen
een vertrouwenskloof tussen wetenschappelijke aspiraties enerzijds en vertrouwen in
wetenschappelijke instituties anderzijds.
Deze vertrouwenskloof tussen aspiraties en vertrouwen is het centrale thema van
vanmiddag, dames en heren.
18
Ik ga die boeiende vertrouwenskloof ten aanzien van
de wetenschap uitwerken. En dat doe ik, in navolging van zoveel anderen die wel
eens een oratie hebben gehouden, in drie delen. Deel 1, deel 2, en dan natuurlijk, de
ervaren toehoorder voelt het al aankomen, deel 3. In het eerste deel onderzoek ik de
vraag hoe zo’n kloof tussen publieke aspiraties voor de wetenschap en vertrouwen in de
wetenschappelijke instituties sociologisch te verklaren valt. In het tweede deel bestudeer
ik de gevolgen van een dergelijke kloof voor de manier waarop mensen aankijken tegen
hun rol in kennisproductie. En in het derde deel onderzoek ik hoe deze vertrouwenskloof
ervoor kan zorgen dat wetenschapscommunicatie de legitimiteit van de wetenschap niet
altijd versterkt. Aan het slot van deze oratie laat ik kort zien hoe deze vertrouwenskloof
mij inspireert tot het doen van nog heel veel meer onderzoek, en, mocht ik dan nog tijd
6 Over het publieke aanzien van de wetenschap
over hebben, dan zal ik u uitleggen wat de titel van deze oratie precies te betekenen heeft.
1 Orde op zaken stellen Het zojuist geïntroduceerde onderscheid
tussen aspiraties en vertrouwen in instituties doet sterk denken aan veelgebruikt werk
van wetenschappers als Giovanni Sartori, Margaret Canovan en Pippa Norris. De
oplettende en goed geïnformeerde luisteraar weet dat zij zich niet bezighouden met
het publieke begrip van de wetenschap. Nee, dit zijn sociologen en politicologen die
onderzoek doen naar onvrede met het politieke systeem. Sartori, welbeschouwd een van
de grondleggers van de moderne politieke sociologie, stelde in 1987 al dat het verschil
tussen democratische idealen enerzijds en de politieke realiteit anderzijds kan leiden tot
gevoelens van onvrede onder leden van de bevolking. Later, in 1999 om precies te zijn,
werkte Canovan Sartori’s onderscheid nader uit en verklaarde dat er dus twee soorten
politiek zijn. Eéntje die zij redemptive politics noemt, wat zich nog het beste laat vertalen
als getuigenissenpolitiek. In dit soort politiek draait alles eerst en vooral om principes,
vaak utopisch en romantisch van aard. Dergelijke politiek draait niet om de poppetjes.
Gaat niet over winst of verlies. Het gaat om de doelen die worden nagestreefd in de
politiek. En dan is er volgens Canovan een tweede type politiek: pragmatic politics. Niet
de exacte ideologische inhoud van het politieke, maar het rauwere alledaagse politieke
handwerk voert hier de boventoon. Deze twee aspecten van het politieke bedrijf zijn
volgens Canovan niet altijd in balans. Zodra het pragmatisme de boventoon begint te
voeren, en de idealen naar de achtergrond drijven, is dat volgens haar een vruchtbare
voedingsbodem voor populistische sentimenten. En Norris, ten slotte, schreef onlangs
haar boek over het Democratic Decit (2012) – waarin zij ingaat op de onder de bevolking
ervaren spanning tussen politieke aspiraties en idealen en de alledaagse politieke
praktijk. Uit haar onderzoek blijkt dat nogal wat mensen een kloof ervaren tussen hun
democratische aspiraties enerzijds en hun vertrouwen in de uitvoering en uitvoerders van
die idealen anderzijds. Mensen hebben sterke democratische idealen, aldus Norris, maar
zij zien ze verkwanseld in de uitvoering, wat zich uit in een sterk wantrouwen in iedereen
die zich bezig houdt met het politieke bedrijf: politici, regeringsleiders en partijen.
De vraag dringt zich op of zo’n vertrouwenskloof niet alleen ten aanzien van de politiek
bestaat, maar ook ten aanzien van de wetenschap, zoals in de inleiding gesuggereerd.
Laten we eerst maar eens even kijken, voor we dingen gaan verklaren, of de zo-even
geschetste kloof onder Nederlanders daadwerkelijk bestaat. Hiertoe baseer ik me op een
recente enquête die Dick Houtman en ik eind 2013 onder een representatieve uitsnede van
de Nederlandse bevolking afnamen.
19
Om iemands wetenschappelijke aspiraties vast te
stellen vroegen wij aan onze respondenten in hoeverre zij het eens waren met stellingen
Een eenzame visserman op zoek naar geluk 7
als: Ware kennis kan alleen maar worden verkregen door systematisch en onbevooroordeeld
wetenschappelijk onderzoek’ en Wetenschap en technologie maken ons leven alleen maar
gemakkelijker. Om vertrouwen in wetenschap als institutie te vast te stellen is aan de
respondenten gevraagd aan te geven in hoeverre zij denken dat ‘wetenschappers’ en ‘de
wetenschap’ te vertrouwen zijn.
20
Uit factoranalyse van de gegeven antwoorden blijkt
duidelijk dat we hier te maken hebben met twee afzonderlijke dimensies. Wat toegankelijker
geformuleerd: Er bestaat maar weinig overlap tussen de wetenschappelijke aspiraties
van mensen en hun vertrouwen in wetenschappelijke instituties. Mensen met veel
wetenschappelijke aspiraties koppelen dit dus lang niet altijd aan een blind vertrouwen in
wetenschappelijke instituties. En juist omdat het twee afzonderlijke dimensies betreft, is
het mogelijk om aan de hand van deze twee schalen de omgang van de wetenschappelijke
vertrouwenskloof vast te stellen door het verschil tussen aspiraties en vertrouwen uit te
rekenen. Waar bij sommigen aspiraties en vertrouwen min of meer overeenkomen is het
verschil maar klein, en bij anderen overtreen de aspiraties het vertrouwen sterk en is het
verschil groter.
21
Voor de verklaring van deze vertrouwenskloof ga ik te rade bij sociologen die geïnteresseerd
zijn in maatschappelijke gevoelens van onbehagen in de vorm van ‘anomie’ (cf. Srole, 1956).
Mensen die zich anomisch voelen, zien gevaar in de complexiteit van de sociale en culturele
orde. Zij zien die als wispelturig. Als onvoorspelbaar. Wanordelijk zelfs. En als gespeend
van enige zin of betekenis. Deze problematische omgang met de sociale en culturele
orde noemde Anton Zijderveld eerder een typische ‘ziekte van de moderniteit’ (2000).
Dit maatschappelijke onbehagen wordt overigens door de sociologische goegemeente
eerst en vooral aangezien voor een tamelijk destructieve kracht. In een recent artikel
inventariseren Mark Elchardus en Kobe de Keere de veronderstelde gevolgen van anomie.
Ze sommen op waar dit maatschappelijk onbehagen in de literatuur allemaal mee wordt
verbonden . Van drugsgebruik tot geslachtsziekten. Van pornograe tot criminaliteit. En
van promiscuïteit en een te grote inname van Prozac tot….inderdaad ook wantrouwen ten
aanzien van instituties (er is nog meer, zie: Elchardus & De Keere, 2013: 101). En precies dit
laatste is hier interessant. Maatschappelijk onbehagen in de vorm van anomie wordt dikwijls
rechtstreeks in verband gebracht met wantrouwen ten aanzien van centrale moderne
instituties zoals de wetenschap (Gauchat, 2008; 2011; De Keere, 2010). De redenatie is
dan meestal als volgt: De wetenschap als geheel en de wetenschappelijke instituties in
het bijzonder kunnen gezien worden als tamelijk invloedrijke maatschappelijke actoren
die veel verandering teweegbrengen (cf. Merton, 1957: 534). Terwijl Robert Merton deze
‘kracht van de wetenschap’ nog zag als een bron voor legitimiteit omdat het een ongekend
ontzag inboezemt bij het brede publiek, kan dat ook heel anders uitwerken. Vooral onder
8 Over het publieke aanzien van de wetenschap
mensen die sterk anomisch zijn. Want zij kunnen de wetenschappelijke instituties zien
als ongenaakbaar, en hebben het idee ze überhaupt geen enkele invloed op uit kunnen
oefenen. De overweldigende invloed van wetenschappelijke instituties gekoppeld aan het
idee dat zij er zelf geen enkele invloed op hebben maakt dat zij juist wantrouwender staan
ten aanzien van deze instituties (Zijderveld, 2000; Gauchat, 2011: 755). En inderdaad, een
onderzoek van De Keere onder een uitsnede van de Vlaamse bevolking toont dit dan ook
feilloos aan: Hoe anomischer, hoe minder men de wetenschap als institutie een warm
hart toe draagt (vgl. Gauchat, 2008 die dit voor de V.S. ook vindt). Ook in ons recente
vragenlijstonderzoek onder de Nederlandse bevolking komt dit terug. (Zie guur 1)
Figuur 1 Hoe is anomie verbonden met wetenschappelijke aspiraties, institutioneel vertrouwen in de
wetenschap en de wetenschappelijke vertrouwenskloof onder de Nederlandse bevolking?
Bron: Achterberg & Houtman (2013, eigen bewerking data)
22,
23
Hoewel we dus wat mij betreft niet hoeven te twijfelen aan de link tussen anomie en
wantrouwen ten aanzien van instituties, is het, denk ik, fout om daaruit dan maar te
concluderen dat deze anomie dus simpelweg een destructieve kracht is die het verlangen
oproept om de wetenschap als geheel een kopje kleiner te maken. Want je zou ook
kunnen stellen dat anomische mensen juist veel reden hebben om de wetenschap,
0,5
0,4
0,3
0,2
0,1
0
-0,1
-0,2
-0,3
-0,4
Weinig anomie
Gemiddelde anomie
Veel anomie
Institutioneel vertrouwen
in de wetenschap
Wetenschappelijke
aspiraties
Wetenschappelijke
vertrouwenskloof
o,21
-0,12
-0,29
-0,07
0,02
0,15
-0,27
0,12
0.44
Een eenzame visserman op zoek naar geluk 9
haar methode en haar opbrengsten, een warm hart toe te dragen. Volgens het boek The
Homeless Mind, dat Peter Berger en zijn collega’s ruim 40 jaar geleden schreven, hebben
deze mensen namelijk twee opties. De eerste past uitermate goed bij wat we zo-even
gezien hebben: Mensen kiezen ervoor niet langer bij te dragen aan de instituties die ze zo
verafschuwen. Maar in het boek wordt ook gewezen op een tweede optie. En dat is een
actieve, gepassioneerde zoektocht naar een herstel van de orde. En deze restauratie van
orde impliceert activisme. Of, zoals Dick Houtman dit in zijn oratie in 2008 verwoordde:
‘Dit onbehagen gaat gepaard met een zoektocht naar nieuwe zin en zekerheid in een
wereld die is losgeslagen van haar traditionele ankers’ (2008: 18-19). De wetenschap,
vooral wetenschap die beantwoord aan positivistische beloften rond het ‘ontdekken’
van een echte, zuivere werkelijkheid, kan gezien worden als een beloftevolle manier om
de wereld weer van enige orde en zekerheid te voorzien. Het is immers dagelijkse kost
voor wetenschappers kaas te maken van de complexiteit en chaos die de werkelijkheid
heet. Het is dus een tamelijk voor de hand liggende aanname dat mensen die gevaar
zien in de complexiteit van de sociale en culturele orde, en deze zien als wanordelijk
en problematisch, hun heil zoeken in activiteiten als wetenschap, die juist de belofte
herbergen om orde in de chaos te scheppen (Misztal, 1997).En inderdaad bevestigt het
vragenlijstonderzoek precies deze verwachting. Hoe anomischer men is, hoe meer men
verwacht van de wetenschap. En mensen die minder anomisch zijn, zo laat guur 1 zien,
verwachten er simpelweg minder van.
Kort samengevat zijn het dus anomische mensen die tegelijkertijd weinig institutioneel
vertrouwen hebben ten aanzien van de wetenschap én hogere wetenschappelijke aspiraties
ten toon spreiden. Figuur 1 laat voor deze categorie mensen dan ook forse verschillen
zien in de vertrouwenskloof. Anomische mensen hebben dus niet de handdoek in de
wetenschappelijke ring gegooid. Integendeel. Hun wetenschappelijke ambities zijn hoger
dan menig socioloog zou verwachten. Ze zien in de wetenschap een methode om orde
op zaken te stellen. Maar het zijn de instituties die nauw verknoopt zijn met de uitvoering
van deze ambities die in hun ogen problematisch en minder betrouwbaar zijn. Ofwel, in
de woorden van ene ‘Uithuilen en opnieuw beginnen’: ‘Wetenschap” is betrouwbaar, maar
(sommige) “wetenschapPERS”?’
24
De vertrouwenskloof laat zich overigens ook prima in internationaal vergelijkend onderzoek
uitwerken. Bijvoorbeeld aan de hand van Eurobarometerdata. Dit zijn vergelijkbare
gegevens voor 33 Europese landen
25
, waarvoor mensen regelmatig worden bevraagd over
allerlei denkbeelden, waaronder de wetenschap, het vertrouwen in wetenschappelijke
instituties en wetenschappelijke aspiraties. Zo zijn er vragen gesteld die gebruikt kunnen
worden om aspiraties, institutioneel vertrouwen in de wetenschap en de wetenschappelijke
10 Over het publieke aanzien van de wetenschap
vertrouwensloof te meten. Zo is er bijvoorbeeld gevraagd in hoeverre mensen instemmen
met stellingen als “De wetenschap en de technologie zorgen ervoor dat we een
gemakkelijker, een comfortabeler en gezonder leven leiden” (waarmee wetenschappelijke
aspiraties gemeten kunnen worden) en : “Door hun kennis bezitten wetenschappelijke
onderzoekers een macht die hen gevaarlijk maakt
26
(waarmee institutioneel vertrouwen
in de wetenschap te meten is). Het lastige met dit soort op een speciek thema gefocuste
gegevens is vaak dat andere relevante metingen ontbreken. Zo mist hier een bruikbare
meting voor anomie. Dat hoeft echter geen probleem te zijn. Zo liet ik eerder, in mijn
proefschrift om precies te zijn, al zien dat dit soort maatschappelijk ongenoegen vooral de
kop op steekt in de meest geseculariseerde landen (Achterberg, 2006). In samenlevingen
waar religie het meest is teruggetrokken en het minst een overkoepelend zingevingskader
kan bieden, worden culturele thema’s relevant. En dan loopt men de kans deze orde zelf
als wispelturig, onvoorspelbaar, wanordelijk en gespeend van betekenis te gaan zien. Een
stelling die veelvuldig onder befaamde, en ietwat pessimistisch ingestelde sociologen als
Etzioni (2001) en Bellah et al (2007) wordt gehuldigd (zie voor een overzicht: De Koster
et al., 2010). Religie verloren, rampspoed geboren, zo lijkt men te redeneren. En dit soort
ideeën is uiteraard niet alleen aan sociologen voorbehouden. Laatst nog suggereerde de
Vlaamse psychiater en publicist Dirk de Wachter (2013) ongeveer hetzelfde: gevoelens van
‘betekenisloosheid’, met alle gevolgen van dien, zijn volgens hem heel normaal in sterk
ontkerkelijkte samenlevingen.
Nu is het natuurlijk niet zo dat het hele land vervalt in dit soort anomische denkbeelden
zodra (Christelijke) religie een stapje terug doet. Er zijn namelijk nogal sterke verschillen
in anomie zijn tussen lager- en hoger opgeleiden. Empirisch onderzoek laat dikwijls zien
dat het vooral de lager opgeleiden zijn die leiden aan deze ziekte van de moderniteit
(Roberts, 1956; Lutterman & Middleton, 1970; Achterberg & Houtman, 2009; vgl.
Elchardus, 1998; Elchardus & Spruyt, 2012). En eerder onderzoek dat ik samen met mijn
collega’s De Koster, Houtman en Van der Waal (2010) deed, suggereert dat anomie
onder lager opgeleiden vooral eect sorteert als zij niet zijn ingebed in een religieus
kader. Zodra zingevende religieuze kaders wegvallen, zo suggereert dat onderzoek,
steekt met name onder lager opgeleiden anomie de kop op. De Eurobarometerdata laten
zien dat ook institutioneel vertrouwen in de wetenschap, wetenschappelijke aspiraties
en de wetenschappelijke vertrouwenskloof samenhangen met de aanwezigheid van
religieuze kaders. Figuur 2 vat de resultaten van een aantal multilevel-analyses samen.
27
In Italië, Ierland en Cyprus, afgemeten aan gemiddeld kerklidmaatschap en gemiddelde
kerkgang de meest traditioneel kerkelijke landen van Europa, zien we maar relatief weinig
verschillen tussen hoger en lager opgeleiden als het gaat om de wetenschappelijke
vertrouwenskloof. In landen als Nederland en Frankrijk, twee van de meest ontkerkelijkte
Een eenzame visserman op zoek naar geluk 11
landen, is dat anders. Daar zien we grotere verschillen in tussen opleidingsniveaus in de
vertrouwenskloof. Voor hoger opgeleiden geldt dat in deze landen een kleiner verschil
tussen aspiraties en vertrouwen gevonden wordt, terwijl onder laag opgeleiden juist de
aspiraties het vertrouwen sterker overtreen. Wel moet worden opgemerkt dat dit vooral
het product is van sterkere verschillen in wantrouwen in instituties tussen hoger en lager
opgeleiden in seculiere contexten (zie ook Gauchat, 2012; Nisbet & Markovic, 2014).
De marginale verschillen in aspiraties tussen deze groepen zijn grosso modo gelijkelijk
verdeeld over seculiere en kerkelijke landen.
Figuur 2 Hoe is ontkerkelijking verbonden met wetenschappelijke aspiraties, institutioneel vertrouwen
in de wetenschap en de wetenschappelijke vertrouwenskloof onder de Europese bevolking?
Bron: Eurobarometer data 73.1 ( 2010, eigen bewerking data)
0,15
0,1
0,05
0
-0,05
-0,1
-0,15
Institutioneel vertrouwen in de wetenschap
Wetenschappelijke aspiraties
Wetenschappelijke vertrouwenskloof
Eect
van
opleiding
Sterk kerkelijke landen Ontkerkelijkte landen
12 Over het publieke aanzien van de wetenschap
2 In science
the people we trust
We hebben gezien dat sommige mensen sterke
wetenschappelijke aspiraties niet zondermeer combineren met vertrouwen in
wetenschappelijke instituties . Een voor de hand liggende vraag is of dat ook iets
uitmaakt. De kritiek waarmee ‘gewone’ sociologen ons cultuursociologen gewoonlijk
om de oren slaan is namelijk dat mensen weliswaar vergaarbakken zijn van ‘houdingen’,
‘attituden’, ‘meninkjes’, en ‘opinies’, maar dat deze dingen eigenlijk helemaal niets zeggen
over het ‘echte’ sociale leven. De kritiek is ofwel dat al die verschillende meningen van
al die mensen totaal geen gevolgen hebben voor wat men echt doet. Of men omarmt
een soort Marxistisch idee dat onder al die meningen een ‘echtere’, objectievere,
en beter meetbare werkelijkheid is, waar je beter onderzoek naar zou kunnen doen.
Want, zo stelt men dikwijls, mensen weten eigenlijk helemaal niet goed wat men moet
vinden, dus onderzoek naar culturele discoursen, meningen, gevoelens en aanverwante
‘subjectiviteiten’ kan daarmee van de baan worden geschoten.
28
Dat deze opvatting
auwekul is, en dat subjectieve opvattingen weldegelijk sterke sociale krachten kunnen
zijn, zouden we simpelweg kunnen aannemen. Maar het is natuurlijk veel beter om het te
onderzoeken (vgl. Alexander en Smith, 2001; Houtman, 2008). Het is dus de vraag wat
die opmerkelijke combinatie van sterke wetenschappelijke aspiraties en wantrouwen in
wetenschappelijke instituties eigenlijk voor handelingen teweeg brengt.
Pippa Norris stelde onlangs dat de spanning tussen politieke aspiraties en het
vertrouwen in alledaagse politieke instituties gevolgen heeft voor burgerschap en
politieke participatie en voor naleving van democratisch vastgestelde wetten. Mensen
met een grotere vertrouwenskloof zoeken hun heil eerder buiten de gebaande paden –
zij stemmen minder, doen minder mee aan reguliere door de overheid gesanctioneerde
protesten, maar vinden het nakomen van wetten en regels minder een probleem. Als
de politiek het niet regelt, zo lijken zij te denken, dan doen we het zelf wel. Zij zoeken
andere manieren om hun aspiraties politiek te articuleren. Hetzelfde is mogelijk het geval
voor de geconstateerde vertrouwenskloof ten aanzien van de wetenschap. In een situatie
waarin men het de ociële instituties niet meer toevertrouwt om hun wetenschappelijke
ambities in te vullen en uit te voeren, ligt het namelijk voor de hand dat men alternatieve
kennisbronnen aanboort om recht te doen aan die sterke wetenschappelijke ambities. Dat
kan op twee manieren.
In de eerste plaats kan dat door een grotere focus op de eigen belevingswereld, de eigen
ervaring, én, niet te vergeten, de eigen intuïtie. Want als wetenschappelijke instanties
gezien worden als voornamelijk vervreemdende instituties, dan worden mensen vooral
teruggeworpen op zichzelf. Daar ligt een sterke parallel met sociologische theorieën
Een eenzame visserman op zoek naar geluk 13
over de opkomst van post-Christelijke spiritualiteit in Westerse samenlevingen: Nieuwe
spirituelen hebben een sterke afkeer van als vervreemdend ervaren religieuze instituties
(Aupers et al., 2007; Wood & Bunn, 2010) en ze leggen sterk de nadruk op ‘persoonlijke
ervaring’ en ‘intuïtie’, want dat zijn nou eenmaal de enige zuivere, niet of nauwelijks door
deze vervreemdende instituties aangetaste bronnen van ware kennis (Houtman, 2008:
23). Niet wat institutionele experts zeggen dat waar is, maar wat men zelf voelt dat waar
is, is voor deze spiritueel ingestelde burgers dus belangrijk.
Vaak wordt er op gewezen dat deze nadruk op het zelf als enige bron van pure kennis
tegenwoordig in de mode raakt. Bijvoorbeeld door mijn collega Liesbet van Zoonen
(2012), die de opkomst van een zogenaamde “I-pistemology” in de populaire cultuur
ontwaart. Door anderen aangereikte kennis wordt gewantrouwd, en mensen willen
zelf kunnen vaststellen, ervaren, voelen, of bedenken of iets klopt. Recent kwalitatief
onderzoek onder complottheoretici van mijn collega’s Harambam en Aupers (2015)
valt heel goed te rijmen met dit concept van de individuele epistemologie: aanhangers
van complottheorieën bekritiseren ociële – lees institutionele – waarheidsclaims van
wetenschappers, maar dat betekent niet dat ze de wetenschap afgezworen hebben.
Sterker nog, complottheoretici blijken via eigen onderzoek, dat steunt op eigen
wetenschappelijke methoden gecombineerd met een radicale scepsis, te willen komen
tot eigen waarheidsclaims.
Wellicht klinkt dit allemaal wat te exotisch. Er is discussie mogelijk over de vraag hoe
representatief post-Christelijke spirituelen, ontwikkelingen in de populaire cultuur
en complottheoretici eigenlijk zijn. Maar de besproken literatuur maakt op zijn
minst duidelijk dat het niet vreemd is om te veronderstellen dat mensen die barsten
van de wetenschappelijke aspiraties maar geen vertrouwen hebben in de ociële
wetenschappelijke instituties in de eerste plaats bij zichzelf te rade gaan. In ons eerder
genoemde vragenlijstonderzoek hebben we daarom een batterijtje vragen opgenomen
met als doel deze individuele epistemologie te meten (vgl. Unger et al. 1968). Figuur 3
laat zien dat deze voorkeur voor een individuele kennisleer – de eigen intuïtie en ervaring
als bron van kennis – inderdaad het sterkst ontwikkeld is onder mensen met weinig
vertrouwen in wetenschappelijke instituties,
29
mensen met sterke wetenschappelijke
aspiraties, en dus bij mensen waar de kloof tussen wetenschappelijke aspiraties en
institutioneel vertrouwen groot is.
14 Over het publieke aanzien van de wetenschap
Figuur 3 Hoe is een voorkeur voor een individuele epistemologie verbonden met wetenschappelijke
aspiraties, institutioneel vertrouwen in de wetenschap en wetenschappelijke vertrouwenskloof onder
de Nederlandse bevolking?
Bron: Achterberg & Houtman (2013, eigen bewerking data)
30
In lijn hiermee, maar niet helemaal hetzelfde, is de tweede alternatieve bron van kennis.
Niet alleen zoeken mensen de kennis dicht bij zichzelf, maar ook, als ze het dan toch
eventjes niet meer weten, bij anderen (vgl. Riesman et al., 1953). Bijvoorbeeld door
gewoon hun oor te luisteren te leggen bij de mensen in de samenleving. Of het nu gaat
om baarmoederhalskankervaccinaties
31
, de vraag of brood heel gezond of juist heel giftig
is,
32
of je van mazelenvaccinaties stoornissen in het autistische spectrum krijgt,
33
of het
klimaat eigenlijk wel opwarmt, of het klimaat opwarmt door toedoen van de mens,
34
of
een grote deeltjesversneller een zwart gat kan creëren waardoor de aarde in een klap
verleden tijd is,
35
of Darwins evolutietheorie onomstotelijk waar of ook maar een mening
is
36
, of tal van andere vragen van min of meer wetenschappelijke aard, mensen praten hier
met elkaar over. En veel. Vooral via het internet: Er worden speciale blogs en websites
aan gewijd en de internet fora exploderen met verwoede discussies. En het interessante
is weer dat men vaak wetenschappelijke methoden en argumenten gebruikt om de eigen
visie kracht bij te zetten. Noortje Marres, die onderzoek doet naar de relatie tussen
publieksparticipatie in onderzoek wijst dan ook op ‘een nieuwe fase in het historische
Institutioneel vertrouwen in de wetenschap
Wetenschappelijke aspiraties
Wetenschappelijke vertrouwenskloof
Individuele epistemologie
1,4
1,2
1
0,8
0,6
0,4
0,2
0
Een eenzame visserman op zoek naar geluk 15
proces waarbij de ‘extended peer-community’ een rol opeist in de evaluatie en validatie
van wetenschap’ (Marres, 2011 :215). Helga Nowotny en haar collega’s wijzen hier ook op,
en stellen dat de scheidslijnen tussen wetenschap en samenleving poreuzer worden (2001:
53). Wetenschap en wetenschappers moeten volgens hen, in het huidige tijdsgewricht
meer gaan ‘luisteren’ naar de samenleving. Ook in de meest recente wetenschapsvisie
van het kabinet wordt trouwens gewezen op het belang van een open uitwisseling met het
participerende publiek. Het rapport onderkent de ‘mogelijkheden voor de deelname van
burgers aan wetenschappelijk onderzoek, het formuleren van vragen aan de wetenschap
en het debat over de mogelijke implicaties van nieuwe technologie voor de samenleving’
(OC&W, 2014: 43).
37
Deze tendens tot democratisering, zo is mijn stelling, wordt gedragen door mensen met
een grote vertrouwenskloof. Het zo-even aangehaalde onderzoek onder complottheoretici
(Harambam & Aupers, 2015) geeft aan dat dit ideaal van democratisering van wetenschap
door hen van harte ondersteund wordt. Complottheoretici zien wetenschappers als een
onderdeel van een geglobaliseerde machtselite, die eerder geïnteresseerd is in het najagen
van het eigenbelang en de belangen van mensen in nog hogere kringen. En daarmee
negeren deze wetenschappers de belangen van de gewone man volledig. Complottheoretici
onderstrepen dan ook vaak het gelijkheidsbeginsel. De waarheid is voor hen totaal
geen kwestie van diplomas of institutionele verbondenheid met universiteiten of dure
onderzoeksinstituten. De waarheid van de gewone man is minstens net zoveel waard
als die van de wetenschapper (Harambam & Aupers, 2015: 11). Dit resoneert sterk met
hedendaagse populistische sentimenten waarin het volk gezien wordt als een pure bron
van kennis en wijsheid, en waarin men doorgaans stijf staat van het anti-institutionalisme,
kritiek op institutionele experts, en op de kennis die deze experts hebben over de ‘echte’
problemen in de samenleving (Mudde, 2007, Taggart, 2000). Als men deze experts en
instituties niet meer vertrouwt, dan zit er immers weinig anders op dan je te wenden
tot de bron van ware kennis: Het volk! Dat volk heeft immers échte ervaring opgedaan
in de enige echte universiteit die zou moeten tellen, aldus de populistische kritiek, de
universiteit van het leven.
De Eurobarometerdata bevatten ook informatie over de vraag hoe mensen denken over
publieke betrokkenheid bij beslissingen over wetenschap en technologie (zie guur 4).
Mensen met sterk ontwikkelde wetenschappelijke aspiraties denken vaker dat het publiek
een rol van betekenis zou moeten hebben in besluiten die de wetenschap aangaan.
Hetzelfde geldt voor mensen met minder vertrouwen in wetenschappelijke instituties. En
dit betekent dat mensen met een grote kloof tussen aspiraties en vertrouwen vaak een
grote, beslissende rol van het publiek zien zitten.
16 Over het publieke aanzien van de wetenschap
Figuur 4 Hoe hangt steun voor publieke betrokkenheid bij beslissingen over wetenschap en
technologie samen met wetenschappelijke aspiraties, institutioneel vertrouwen in de wetenschap en de
wetenschappelijke vertrouwenskloof onder de Europese bevolking?
Bron: Eurobarometer data 73.1 ( 2010, eigen bewerking data)
38
Kortom, gedreven door gevoelens van culturele onvrede, zitten institutioneel wantrouwige
burgers niet bepaald bij de pakken neer. Ze combineren hun institutionele wantrouwen
met wetenschappelijke aspiraties, en in plaats van de wetenschap maar helemaal
vaarwel te zeggen, ontwikkelen ze nieuwe, alternatieve repertoires. En ze blijven daarbij
dicht bij huis. Ze zien voor zichzelf, en voor hun medeburgers een uitgelezen kans om
wetenschappelijk aan de bal te blijven. Om zelf uit te vinden wat er allemaal waar is, en
wat niet. En om mee te bepalen wat wetenschappers dan wel zouden moeten doen.
2,7
2,65
2,6
2,55
2,5
2,45
2,4
2,35
Weinig Institutioneel vertrouwen in de wetenschap
Steun voor
publieke betrokkenheid
bij wetenschap
Gemiddeld Institutioneel vertrouwen in de
wetenschap
Veel Institutioneel vertrouwen in de wetenschap
Kleine wetenschappelijke vertrouwenskloof
Gemiddelde wetenschappelijke vertrouwenskloof
Grote wetenschappelijke vertrouwenskloof
Weinig wetenschappelijke aspiraties
Gemiddelde wetenschappelijke aspiraties
Veel wetenschappelijke aspiraties
Een eenzame visserman op zoek naar geluk 17
3. Niet langer met de rug
naar de samenleving
De vermeende legitimiteitscrisis van de wetenschap
legt druk op wetenschappelijke instellingen en experts. Men voelt de noodzaak om
iets tegen de aanzwengelende maatschappelijke kritiek te ondernemen. In hun boek
Rethinking Science stellen Nowotny en haar collega’s (2001:53) dat de banden tussen
wetenschap en samenleving tegenwoordig ingewikkelder zijn dan vroeger. Vroeger kon
de wetenschap gerust haar gang gaan zonder zich veel van de rest van de samenleving
aan te trekken. Tegenwoordig moet ze niet alleen meer luisteren naar de samenleving,
maar ze moet ook nog terugpraten. De mensen meer en beter informeren over de
stand van zaken in de wetenschap. En actuele vraagstukken moeten worden voorzien
van duiding. Wetenschappers wordt gevraagd zich te mengen in actuele debatten.
39
En
er wordt gevraagd de vruchten van wetenschappelijke arbeid voor een breed publiek
beschikbaar te maken. De wetenschap moet zo haar nut bewijzen. En liefst wordt er geld
verdiend met die kennis. De wetenschap moet beantwoorden aan de maatschappelijke
verwachting dat we iets kúnnen met al die wetenschappelijke inzichten. Niet langer
mogen wetenschappers in de inmiddels zo verafschuwde ivoren toren zich, met hun
rug naar de samenleving gekeerd, focussen op hun eigen onderzoek. Deze toegenomen
nadruk op kennisbenutting en maatschappelijke communicatie geeft natuurlijk wel
problemen.
Ten eerste wordt het zodra wetenschappers actief worden in het maatschappelijk debat,
bijvoorbeeld in de media, zonneklaar dat hun kennis onzeker is en door anderen betwist
kan worden. Want wetenschap op het scherpst van de snede impliceert nu eenmaal niets
anders dan kse controverse. Paul Wouters zegt daar bijvoorbeeld over: ‘Als journalisten
systematisch de onzekerheid in de stand van de wetenschappelijke kennis meer aandacht
zouden geven…, dan ontstaat al snel het beeld dat wetenschappers eigenlijk vooral niet
weten.(2009: 255). Bovendien kan volgens hem deze wetenschappelijke tegenspraak
‘verwarrend werken voor het publieke debat’ (2009: 252), en dit zou volgens hem eerder
bijdragen aan ‘het ondermijnen van het gezag van de wetenschap dan aan het scheppen van
vertrouwen’ (2011: 255, zie ook Kajanne & Pirttila-Backman, 1999: 312; Millstone, 2009).
Ook de tweede manier waarop de wetenschap iets moois tracht terug te doen voor de
maatschappij stuit eveneens op scepsis. Zodra wetenschappers zichzelf nuttig proberen
te maken via ‘opdrachtonderzoek’ of via publiek-private samenwerkingsovereenkomsten,
komt immers het principe van de ‘objectiviteit’ onder druk te staan. Zo wordt
bijvoorbeeld een te grote verwevenheid van de tabaksindustrie met onderzoek naar
de gezondheidseecten van roken en meeroken problematisch gevonden.
40
Merton
18 Over het publieke aanzien van de wetenschap
(1957: 549) maakte dit meer dan een halve eeuw geleden ook al duidelijk: Wanneer
wetenschappers zich te zeer verbinden met politieke, religieuze en economische
autoriteiten, zodat vermoed kan worden dat de autonomie van de wetenschapper in het
geding is, legt dit druk op de legitimiteit van en het vertrouwen in de wetenschap.
Maar het is nog maar de vraag of deze twee zaken, wetenschappelijke tegenspraak en
een verbinding met politiek, religie en bedrijfsleven inderdaad negatief uitwerken voor
het publieke vertrouwen. Zelf heb ik in het verleden, samen met onder anderen Dick
Houtman, Katerina Manevska en Willem de Koster, gewerkt met zogenoemde cultureel-
sociologische experimenten. Hierin wordt uitgegaan van het idee dat dezelfde stimulus
of informatie niet bij iedereen dezelfde reactie hoeft te veroorzaken. Geïnspireerd
door onderzoek naar ‘framing’ (bijvoorbeeld Nisbet & Mooney, 2007), laten we zien
dat mensen diverse culturele interpretatiekaders gebruiken om de wereld waarmee zij
geconfronteerd worden te interpreteren en te waarderen (Gitlin, 1980:6; Chong and
Druckman, 2007:104). We ontdekten dat diverse zaken waarvan men in den lande nogal
eens denkt dat het ‘goede’ eecten heeft, juist averechtse eecten had bij diegenen wier
interpretatiekaders dat positieve eect niet toelieten. Zo blijkt meer positieve informatie
over waterstoftechnologie alleen maar verworpen te worden en leidt dit tot minder steun
onder die mensen die vanwege hun scepsis ten aanzien van wetenschap en technologie
toch al niet bepaald geneigd waren om nieuwe technologieën als waterstof te steunen
(Achterberg, 2014). En uit het proefschrift van Katerina Manevska, die onder andere
de contacttheorie heeft onderzocht, blijkt dat de interpretatie van interetnisch contact
afhangt van de mate waarin men hecht aan culturele stabiliteit. Hoe sterker men dat doet,
hoe minder positief men dit soort contact beoordeelt (Manevska, 2014). Dit, en ander
onderzoek maakt kortom duidelijk dat het in grote mate afhangt van iemands culturele
interpretatiekader of bepaalde zaken negatief of positief geduid worden (vgl. De Koster,
Achterberg & Ivanova 2014; Houtman & Achterberg, 2014; Achterberg & Haverland, 2014).
Omdat ik vermoedde dat dit voor tegenspraak in de wetenschap en voor
opdrachtonderzoek niet anders was hebben we in ons vragenlijst onderzoek uit 2013
ook een experiment opgenomen. Hierin kregen respondenten een tekst te lezen over
een sociaal-wetenschappelijk onderzoek over ‘de gevolgen van etnische segregatie’, een
maatschappelijk relevant thema. Door toevallige aanwijzing kreeg ongeveer de helft van
de respondenten in hun tekst te lezen dat het onderzoek was uitgevoerd in opdracht
van een politieke partij. De anderen kregen dit niet te lezen. Ook varieerden we op
soortgelijke manier met een zin over de resultaten van het onderzoek die al dan niet
volledig in strijd waren met die van eerder onderzoek. Ten slotte lieten we in ongeveer
de helft van de vignetten de onderzoekers aangeven dat de conclusies van dit onderzoek
Een eenzame visserman op zoek naar geluk 19
ook nog eens consequenties zouden hebben voor het te voeren beleid op dit terrein.
Omdat we onze respondenten direct na het lezen hebben gevraagd naar hun mening
41
over dit onderzoek naar etnische segregatie, viel gemakkelijk vast te stellen dat er geen
enkel verschil was in de beoordeling van de verschillende teksten. Of mensen een door
een politieke partij verordonneerd onderzoek werd voorgeschoteld of niet. Of mensen
wel of niet werd gemeld dat er beleidsconsequenties aan de conclusies konden worden
gehangen. En of al het overige onderzoek nu wel of niet de conclusies bevestigt – voor de
beoordeling van dit onderzoek maakte het helemaal niets uit. Tenminste, zolang er niet
wordt uitgesplitst naar culturele interpretatiekaders. Doen we dat wel, dan valt op dat
mensen sterk tegengesteld reageren op de stimuli.
Zo reageren mensen met veel institutioneel vertrouwen in wetenschap verheugd op
onderzoek dat is verbonden aan een politieke partij. Voor hen is dit, juist vanwege dit
sterke vertrouwen in wetenschap en wetenschappers, geen enkel probleem. Maar
voor mensen met weinig institutioneel vertrouwen in de wetenschap is een dergelijke
verbinding met de politiek diep problematisch. Zij zijn in ieder geval heel wat minder
positief over het onderzoek dan wantrouwige mensen aan wie onderzoek is voorgeschoteld
dat niet in opdracht van een politieke partij is uitgevoerd. Ten tweede reageren groepen
mensen met verschillende wetenschappelijke aspiraties verschillend op onderzoek met
beleidsconsequenties. Mensen met slechts weinig aspiraties reageren er positief op.
Mensen met veel aspiraties juist niet. Bij hen leidt onderzoek met beleidsconsequenties
juist tot waardering voor dat onderzoek. En ten slotte reageren mensen met een grote
vertrouwenskloof positief op wetenschappelijke tegenspraak. Vermoedelijk vanwege het
besef dat wetenschap gepaard gaat met tegenspraak en onzekerheid, waarderen mensen
met sterk ontwikkelde aspiraties en juist weinig institutioneel vertrouwen op dit soort
berichtgeving positiever. Juist als er gemeld wordt dat de resultaten volledig in lijn zijn
met die van eerder onderzoek, slaat bij deze groepen mensen de achterdocht toe. Voor
mensen met een kleinere vertrouwenskloof werkt het precies omgekeerd. Worden zij
geconfronteerd met onderzoeksresultaten die weersproken worden, dan vertrouwen zij
het zaakje minder.
42
Het voorgaande maakt duidelijk dat wetenschappers die uit de ivoren toren treden, die
mensen uitleggen wat ze gevonden hebben en aansluiting zoeken bij politiek en beleid,
niet bij iedereen, altijd, en overal de handjes op elkaar zullen kunnen krijgen. Sommigen
zijn vanwege hun sterke aspiraties en weinige vertrouwen juist geïnteresseerd in alle
tegenspraak die de wetenschap te bieden heeft, terwijl anderen, vanwege hun geringe
aspiraties en sterkere vertrouwen juist minder vertrouwen krijgen in onderzoek dat ander
onderzoek tegenspreekt. Een standaardrecept om de legitimiteit van de wetenschap
20 Over het publieke aanzien van de wetenschap
te versterken is deze strategie dus niet – maar wellicht kan het de communicatie van
wetenschappers verbeteren.
Alleen maar vergaderen? Professoren zijn gewoon een levensvorm, een
andere levensvorm. Maar ze zijn nogal vreemd. Met alle respect, er is iets vreemd aan ze. Ze
leven voornamelijk in hun hoofden. Ze leven in hun bovenkamer, en dan nog licht naar een
kant toe ook. Ze zijn ontlichaamd. Ze zien hun lichaam als een transportmiddel voor hun
hoofden. Het lichaam is een manier om hun hoofden naar vergaderingen te brengen.
43
Dat
zei Ken Robinson in zijn TedX-toespraakje waarin hij de vraag Do Schools Kill Creativity?
aan de orde stelt. Maar ik ben natuurlijk niet zo’n professor die alleen maar lekker wil
vergaderen. Laatst kwam ik tijdens een cursus ‘Zicht op bedrijfsvoering’ hier in Tilburg
er trouwens wel achter dat ik voor de ociële statistieken voor anderhalve dag per week
meetel als beroepsvergaderaar. Nu weten de mensen die mij een beetje kennen dat
ik enorm van vergaderen houd – dus dit is niet bepaald een probleem. Maar gelukkig
blijven er nog genoeg dagen over in de week om leuke dingetjes te doen als professor.
In lijn met het voorgaande ga ik namelijk onderzoek doen naar meerdere vertrouwenskloven.
Ik heb zo-even geanalyseerd hoe er een kloof is tussen de wetenschappelijke aspiraties en
het institutionele vertrouwen ten aanzien van de wetenschap. Dat anomie een belangrijke
rol speelt in de ontwikkeling van deze kloof. Dat het publiek hierdoor ook eerder zelf
aan waarheidsvinding te moeten doen en zelf een grotere rol in het wetenschapsbeleid
eist. En dat hierdoor de interpretatie van wetenschapscommunicatie, zowel positief als
negatief, beïnvloed wordt. Maar uit onderzoek valt op te maken dat het vertrouwen ten
aanzien van wetenschappelijke instituties vaak samen met dat in andere instituties als
de politiek en de rechtsstaat (Achterberg & Mascini, 2013; Elchardus & De Keere, 2013).
Er zijn ook sterke paralellen te trekken tussen ontwikkelingen in publieke aspiraties ten
aanzien van deze instituties en de wetenschap.
Zo zijn er opmerkelijke verschillen tussen de publieke aspiraties die men heeft ten
aanzien van de politiek. Men verwacht veel van de politiek: daadkracht, rechtvaardigheid,
en bescherming tegen collectieve risicos, maar die publieke aspiraties worden niet
altijd gekoppeld aan steun voor die guren die in die instituties deze aspiraties moeten
waarmaken. Politici worden dan gewantrouwd, en men beweert dat ze er alleen zitten om
hun eigen zakken te vullen, en niet of nauwelijks geïnteresseerd zijn in de zorgen van ‘de
gewone man’ (Norris, 2012, Houtman & Achterberg, 2010).
44
En ook ten aanzien van de
rechtsstaat kunnen soortgelijke opmerkingen worden gemaakt: men verlangt veel van
de rechtsstaat met betrekking tot veiligheid en de onafhankelijkheid van de rechtspraak,
Een eenzame visserman op zoek naar geluk 21
maar het vertrouwen dat men geeft aan rechters, rechtbanken, advocaten en ocieren van
justitie blijft daar soms bij achter (Stoutland, 2001). In plaats daarvan ziet men dan vooral
D66-rechters, falende ocieren van justitie, die als ze echt goed waren wel advocaat
geworden waren, en advocaten die met hun te grote nadruk op vormfouten een eerlijke
rechtsgang eerder tegenwerken dan dat ze eraan bijdragen (zie Achterberg & Mascini,
2013). De paniek binnen al deze instituties is dan ook zichtbaar. Zo doen politici inmiddels
verwoede pogingen om vooral niet geassocieerd te worden met ‘de politiek’ en zich te
positioneren als ‘gewone echte mensen’ (Houtman & Achterberg, 2010). U begrijpt, mijn
hypothese is dat deze verschillende vertrouwenskloven ten aanzien van deze centrale,
moderne instituties allemaal voortkomen uit hetzelfde maatschappelijke onbehagen dat
ook onder de vertrouwenskloof ten aanzien van de wetenschap ligt. Nader onderzoek
door mij en mijn collega’s zal dat verder moeten uitwijzen.
Tegelijkertijd verwacht ik dan dat mensen die een sterke kloof ervaren tussen institutionele
aspiraties en vertrouwen zich ook anders gaan gedragen – wellicht nemen zij vaker
het recht in eigen hand in plaats van het over te laten aan de rechter, vormen ze een
burgerwacht in plaats van te wachten op de politie (vgl. Wandersman & Florin, 2000),
stemmen ze vaker op politieke partijen aan de randen van het politieke bestel (Mair,
2009), en tekenen ze vaker online petities en zoeken ze alternatieve manieren om politiek
actief te zijn (Inglehart, 1997). In plaats van dus zomaar te kiezen voor een ‘exit, leidt
deze institutionele vertrouwenskloof tot allerlei onverwachte vormen van ‘activisme’ (vgl.
Elchardus and Smits, 2002).
En binnen al deze instituties wordt er natuurlijk werk gemaakt om het grote publiek beter
in te lichten over de werkzaamheden: Persocieren en –rechters worden aangesteld om
rechterlijke uitspraken toe te lichten en camera’s worden in rechtszalen opgehangen. Zo
wordt er werk gemaakt de burgers in te lichten over de dagelijkse gang van zaken (Gies
2005). En niet alleen in de rechtzaal. Ook wil de politiek de burger steeds meer en beter
informeren over wat er gaande is. Niet zelden om zo het vertrouwen van de burger te
herstellen. Maar in al deze instituties is er debat. Er is controverse over de waarheid in
de wetenschap, over de schuld in de rechtspraak, over het recht op een uitkering in de
verzorgingsstaat, en op de koers in de politiek. En uit onderzoek blijkt dat gewoonweg meer
informatie geven vaak niet werkt: het vergoot de steun geenszins (vgl. Achterberg, 2014;
Van Gelder et al. 2011, Elenbaas et al. 2012; Jonkers, 2013). Gebruikmakend van het zo-even
geschetste cultureel geïnformeerde experiment, wil ik in de toekomst graag uitzoeken
hoe informatie over controverses, maar ook over institutionele doelen, verschillend zal
uitwerken voor verschillende groepen met verschillende culturele interpretatiekaders –
dat wil zeggen met een grote en juist een kleine institutionele vertrouwenskloof.
22 Over het publieke aanzien van de wetenschap
Ik zou, tot slot, nog wat woorden vuil maken aan een uitleg van de titel van deze oratie.
Maar ach, kijk nou naar de tijd. Helaas, er is te weinig tijd om dat hier nu uit de doeken te
doen. Voor een uitleg verwijs ik u daarom naar het notenapparaat in de gedrukte uitgave
van mijn rede.
45
Nu snel nog wat woorden van dank!
Dankwoord Mijn moeder, die ik helaas al geruime tijd moet missen, heeft mij
dikwijls gezegd dat ik een zondagskind ben. Ik geloof oprecht dat ze gelijk had. Overal
waar ik kom, val ik met mijn neus in de boter. Bijvoorbeeld hier in Tilburg. In het jaar
dat ik nu hier werk, heb ik me meer dan welkom gevoeld. Dat is in de eerste plaats te
danken aan mijn collega’s van het departement Sociologie. De sfeer is relaxed, hoewel
er hard wordt gewerkt. En iedereen werkt met elkaar samen: we denken samen na over
ons onderwijs en onderzoek, en nemen gezamenlijk beslissingen. Al vanaf dag één
dat ik hier kwam hebben jullie mij opgenomen in de Sociologische familie en voel ik
me gewoon verschrikkelijk thuis. Ik ben jullie – Stéfanie André, Arnoud-Jan Bijsterveld,
Lorenzo D’Hooge, Paul Dekker, Ioana van Deurzen, Caroline Dewilde, Paul de Graaf,
Loek Halman, Christa Hubers, Erik van Ingen, Simon van Kordelaar, Els Kusters, Ruud
Luijkx, Ruud Muels, Rob van Otterdijk, Tim Reeskens, Femke Roosma, Stijn Rottiers,
Inge Sieben, Wilfred Uunk, en Barend Wind – elke dag verschrikkelijk dankbaar dat ik met
jullie kan werken. U begrijpt, het voordeel van een klein departement is dat je iedereen
kunt noemen zonder mensen over te slaan. Nog een voordeel: we zijn een lean and mean
sociology machine, opgewassen tegen alles wat de toekomst ons zal brengen.
Ook mijn collega’s binnen TSB – dat is dan weer zo groot dat ik onmogelijk iedereen kan
noemen – zorgen ervoor dat ik me welkom voel. In het bijzonder een woord van dank
voor, Klaas Sijtsma, Wijo Kop, Paul de Graaf, Jaap Pauwe, Geert van Boxtel, Hans Dieteren
en Hans-Georg van Liempd – de huidige en vorige leden van het management team.
En voor alle departementsvoorzitters in onze faculteit. Samenwerking wordt gezocht, en
gevonden. Innovatie wordt ondersteund. Bijvoorbeeld bij onze nieuw te starten bachelor
opleiding Global Management of Social Issues. Ik zie uit naar nog meer samenwerking en
nieuwe initiatieven.
Natuurlijk wil ik ook graag de Tilburgse studenten bedanken. Jullie hebben de wil om te
weten, en vragen veel van jullie docenten. Jullie zijn oprecht geïnteresseerd in empirisch
sociologisch onderzoek. En dat is heerlijk: Ik zie altijd uit naar onze contact momenten.
Soms vergeten jullie wel eens dat onder al die variabelen en eecten ook echte mensen
schuilgaan. En ook dat een statistische verklaring iets anders is dan een sociologische.
Maar het zij jullie vergeven. Ik weet dan tenminste waarover ik tegen jullie aan moet
Een eenzame visserman op zoek naar geluk 23
praten. Dat ik een enthousiasme tegen-studenten- aan-prater ben is de studenten van
Versot, de beste studievereniging van het land, inmiddels ook al opgevallen. Jullie hebben
mij uitgenodigd voor tal van interessante maar evenzeer vermakelijke extra curriculaire
activiteiten zoals bijvoorbeeld de Pubquiz en de, door Versot en Academic Forum
georganiseerde, Stand-Up Sociology.
46
Dank voor deze uitnodigingen, en laat de volgende
maar weer doorkomen!
Ook een kort woord van dank aan Frank van den Nieuwenhuijzen en Francine Bardoel.
Frank en Francine, het illustere Univers-duo, dat Tim Reeskens en mij zo enthousiast een
plaatsje heeft gegeven als Socioloog des Vaderlands. Het spijt ons dat we ons niet aan
het blogschema houden. Maar daar gaan we in de toekomst natuurlijk mooi niets aan
veranderen.
Maar niet alleen hier in het Tilburgse ben ik in de boter gevallen. Ook in Rotterdam,
waar ik sociologisch gevormd ben, viel ik er diep in! In de eerste plaats moet ik Dick
Houtman, mijn leermeester, bedanken. Toen ik in ruim 15 jaar geleden voor het eerst met
je kennismaakte was ik nog student. Ik wist gewoon niet wat meemaakte. Dat hebben
veel mensen, en ik weet inmiddels waarom. Jij hebt de zeldzame gave om hele spannende
en complexe sociologische theorieën te verbinden aan de meest opzienbarende, soms
serieuze maar vaak hartverscheurend grappige alledaagse fenomenen.
47
Je bent hyper-
analytisch, methodisch van alle markten thuis, maar je legt alles in klare, gewone
mensentaal uit. En hoewel sociologie natuurlijk een serieuze aangelegenheid is, laat je
zien dat dit niet hoeft te betekenen dat de mondhoeken permanent op de cultuurstand
hoeven te staan. Sociologie is namelijk ook entertainment, lol maken, en lekker pilsen
met mensen in de samenleving. Een dergelijke combinatie van kwaliteiten is zeldzaam en,
voor sommige mensen, verwarrend. Maar voor mij was en is het de reden bij uitstek om
met jou samen te werken en dat in de toekomst te blijven doen. Dick, je bent een reus.
48
Dan nog een paar ‘Rotterdammers’, Stef Aupers, Willem de Koster, Peter Mascini,
Katerina Manevska en Jeroen van der Waal. Ook allemaal reuzen, stuk voor stuk. Stef,
met zijn ongekende belezenheid en tomeloze verbeeldingskracht. Willem, met zijn haast
beangstigende analytische geest en zijn nietsontziende manier van werken. Peter met
zijn oprechte nieuwsgierigheid en arbeidsethos van heb ik jou daar. Katerina met haar
talent en ambitie om tot de absolute kern van problemen door te dringen. En Jeroen,
zowel in zijn hoedanigheid als directeur als in die van socioloog, met zijn gedrevenheid
om werkelijk overal het beste uit te halen. Jullie zijn regelrechte koningen (m/v) van de
sociologie! Allen dank ik jullie voor jullie vriendschap en collegialiteit. Jullie hebben me
veel geleerd en me geïnspireerd.
24 Over het publieke aanzien van de wetenschap
Dan ten slotte het thuisfront. Allereerst mijn vader. Meer dan ik kan zeggen ben ik je
dankbaar. Voor de stabiliteit die je gaf. De rust die je uitstraalde en het vertrouwen dat
we kregen. En mijn zussen, Jeannette en Yvonne. Jeannette, jij was een voorbeeld voor
me. Omdat jij constant maar bleef overgaan op de middelbare school, moest ik dat dan
ook maar. Doorgaan waar anderen stoppen, dat kenmerkt jou, en ik bewonder je ervoor!
Yvonne, ik denk nog wel eens met weemoed terug aan die tijd dat wij hele middagen MTV
zaten te kijken. Je schoot er geen kloot mee op, maar we waren wel intens tevreden. Mijn
schoonouders, Anton en Gonnie: Wie jullie kent, zal dit zeker beamen. Er is geen ander
stel mensen dat hartelijker, hulpvaardiger, en zorgzamer is dan jullie. Het is niet mogelijk
om jullie daarvoor ooit genoeg te bedanken.
En dan tenslotte, degenen waar het eigenlijk allemaal om draait. Dagmar, Pippi en Lente.
Dagmar, de wereld kreeg een kleur d’rbij, toen jij me zei, ik zie je zitten. Koos Alberts zong
het en zo is het. Mijn leven heeft veel meer kleur sinds ik met je mijn leven deel. Bijna de
helft van mijn leven zijn we samen: Je liefde. Je drang om het iedereen altijd naar de zin te
maken. Je opgewektheid. En je impulsiviteit en exibiliteit. Ik houd ervan. Ik houd van jou.
Én van Pippi en Lente. Lieve Pippi, met je scherpe geest en je drang naar zelfstandigheid,
en Lieve Lente, met je fenomenale humor en je onbekommerde, slimme kijk op de wereld
– aan jullie draag ik deze oratie op. Want jullie zijn de beste.
Ik heb gezegd!
Een eenzame visserman op zoek naar geluk 25
Geraadpleegde literatuur
& eindnoten
26 Over het publieke aanzien van de wetenschap
Geraadpleegde literatuur
Achterberg, P. (2014) Knowing hydrogen and loving it too? Informational provision,
cultural predispositions, and support for hydrogen technology among the Dutch.
Public Understanding of Science 23(4),445-453
Achterberg, P. & Haverland, M. (2014) Framing the European Union; Informational
provision and euroscepticism in the Netherlands, Paper presented at the MPSA
conference, Chicago, USA.
Achterberg, P., & Houtman, D. (2009). ‘Ideologically “Illogical”? Why Do the Lower-
Educated Dutch Display so Little Value Coherence? Social Forces, 87(3), 1649-1670.
Achterberg, P., Houtman, D., & Derks, A. (2011). Two of a kind? Anti-welfarism and
economic egalitarianism among the lower-educated Dutch. Public Opinion
Quarterly, 75(4), 748-60.
Achterberg, P. & Mascini, P. (2013) Kenmerken Nederlanders die de rechtspraak
wantrouwen zich door institutioneel wantrouwen in het algemeen? Nederlands
JuristenBlad, 2013 (11) 671-678.
Alexander, J., & Smith, P. (2001). The strong program in cultural theory: elements of a
structural hermeneutics. Springer US.
Allum, N., Sturgis, P., Tabourazi, D., & Brunton-Smith, I. (2008). Science knowledge and
attitudes across cultures: a meta-analysis. Public Understanding of Science, 17(1), 35-
54.
Aupers, S., Houtman, D., & Van der Tak, I. (2003). ‘Gewoon worden wie je bent: Over
authenticiteit en anti-institutionalisme. Sociologische gids, 50(2), 203-222.Bauer et al.,
2007)
Bellah, R. N., Madsen, R., & Sulliva, W. M. (2007). Habits Of The Heart: Individualism
And Commitment In American Life, With A New Preface. University of California Press
Berger, P. L., Berger, B., & Kellner, H. (1973). The Homeless Mind: Modernization and
Consciousness. New York: Vintage Books.
Canovan, M. (1999). Trust the people! Populism and the two faces of democracy.
Political studies, 47(1), 2-16.
Chong, D., & Druckman, J.N. (2007). Framing Theory. Annual Review of Political Science
10:103-26.
Clevers,H. (2013) Voorwoord. In: Vertrouwen in wetenschap, Amsterdam, Koninklijke
Nederlandse Akademie van Wetenschappen. (pp. 4-5).
De Keere, K. (2010). Wantrouwen in wetenschap: een kwestie van reexiviteit of
maatschappelijk onbehagen? Sociologie, 6(1), 26-45.
De Koster, W., Houtman, D., & van der Waal, J. (2010). Van God los: Post-Christelijk
cultureel conict in Nederland. Sociologie, 6(3), 27-49.
Een eenzame visserman op zoek naar geluk 27
De Koster,W., Achterberg,P., & Ivanova, N. (2014b). Reconsidering the Impact of
Informational Provision on Opinions of Suspended Sentences in the Netherlands:
The Importance of Cultural Frames. Crime & Delinquency, Advance online
publication. doi: 0011128714551405
Derks, A. (2004). Are the underprivileged really that economically ‘leftist? Attitudes
towards economic redistribution and the welfare state in Flanders. European Journal
of Political Research, 43(4), 509-521.
De Wachter, D. (2012). Borderline times: het einde van de normaliteit. Lannoo Meulenho-
Belgium.
Dijstelbloem, H., Miedema, F., Huisman, F., & Mijnhardt, W. (2013) Waarom de
wetenschap niet werkt zoals het moet, en wat daar aan te doen is. Science in transition
position paper. http://www.scienceintransition.nl/wp-content/uploads/2013/10/
Sience-in-Transition-Position-paper-versie-2.pdf
Elchardus, M. (1998). Was u vandaag al slachtoer of werd u al beschuldigd?
Gebruiksaanwijzing voor een wantrouwige samenleving. In M. Elchardus (Ed.),
Wantrouwen en onbehagen. Over de vertrouwens- en legitimiteitscrisis (pp. 37-56).
Brussel: VUB-PRESS.
Elchardus, M., & De Keere, K. (2013). Social control and institutional trust:
Reconsidering the eect of modernity on social malaise. The Social Science Journal,
50(1), 101-111.
Elchardus, M., & Smits, W. (2002). Anatomie en oorzaken van het wantrouwen. Brussel:
VUBPRESS.
Elchardus, M., & Spruyt, B. (2012). The contemporary contradictions of egalitarianism:
an empirical analysis of the relationship between the old and new left/right
alignments. European Political Science Review, 4(02), 217-239.
Elenbaas, M., De Vreese, C.H., Boomgaarden, H.G. & Schuck, A.R.T. (2012) The impact
of information acquisition on EU performance judgements. European Journal of
Political Research, 51 (6): 728755
Etzioni, A. (2001). On social and moral revival. Journal of Political Philosophy,9(3), 356-
371.
Gauchat, G. W. (2008). A test of three theories of anti-science attitudes. Sociological
Focus, 41(4), 337-357.
Gauchat, G. (2011). The cultural authority of science: Public trust and acceptance of
organized science. Public Understanding of Science, 20(6), 751-770.
Gauchat, G. (2012). Politicization of science in the public sphere a study of public trust
in the United States, 1974 to 2010. American Sociological Review,77(2), 167-187.
Gies, L. (2005). The Empire Strikes Back: Press Judges and Communication Advisers in
Dutch Courts. Journal of Law and Society, 32(3), 450-472.
28 Over het publieke aanzien van de wetenschap
Gitlin, T. (1980) The Whole World Is Watching: Mass Media in the Making and Unmaking
of the New Left, Berkeley.
Harambam, J., & Aupers, S. (2014). Contesting epistemic authority: Conspiracy theories
on the boundary of science. Public Understanding of Science, 0963662514559891.
House of Lords, (2000) Science and Technology - Third Report. Available through: ht tp://
www.publications.parliament.uk/pa/ld199900/ldselect/ldsctech/38/3801.htm (last
consulted on 26-9-2014)
Houtman, D. (2003). Class and politics in contemporary social science:” Marxism lite” and
its blind spot for culture. Transaction Publishers.
Houtman, D. (2008) Op jacht naar de echte werkelijkheid: Dromen over authenticiteit in
een wereld zonder fundamenten, Amsterdam: Pallas Publications.
Houtman, D., & Achterberg, P. (2010). De Haagse kaasstolp en de mensen in de
samenleving: Populisme en personalisering in de Nederlandse politiek. Sociologie,
6(1), 102-111.
Houtman, D. & Achterberg, P. (2014), Quantitative Analysis in Cultural Sociology: Why
It Should Be Done, How It Can Be Done, in: David Inglis (ed.), Sage Handbook of
Cultural Sociology, London: Sage.
Houtman, D., Achterberg, P., & Derks, A. (2012) (rst edition 2008). Farewell to the
Leftist Working Class. New Brunswick, NJ: Transaction.
Houtman, D., Aupers, S., & Hüzeir, V. (2010). Yogho! Yogho!, bereid uit natuurlijke
ingrediënten volgens eeuwenoude familietraditie?. Sociologie, 6(2) 105-124.
Inglehart, R. (1997). Modernization and Postmodernization; Cultural, Economic, and
Political Change in 43 Societies. Princeton, New Jersey: Princeton University Press.
Jonkers, P. (2013). ‘Zet transparantie liever in voor bekritiseerbaarheid dan voor
vertrouwen’ (p. 449-492). In: Broeders, D.,Prins, C., Griffioen, H., Jonkers, P.,
Bokhorst, M. & Sax, M. (red.) (2013).Speelruimte voor transparantere rechtspraak
.Amsterdam: Amsterdam University Press.
Kajanne, A., & Pirttilä-Backman, A. M. (1999). Laypeoples viewpoints about the reasons
for expert controversy regarding food additives. Public Understanding of Science,
8(4), 303-315.
KNAW (2013) Vertrouwen in wetenschap, Amsterdam, Koninklijke Nederlandse Akademie
van Wetenschappen.
Lipset, S. M., & Schneider, W. (1983). The condence gap: Business, labor, and
government in the public mind. New York: Free Press.
Lutterman, K. G., & Middleton, R. (1970). Authoritarianism, Anomia, and Prejudice.
Social Forces, 48(3), 485-492.
Mair, P. (2009). Representative versus responsible government. MPIfG Working Paper
09/8.
Een eenzame visserman op zoek naar geluk 29
Manevska, K. (2014). Beyond the Ethnic Divide, PhD-thesis Erasmus University
Rotterdam.
Marres, N. (2011). Participatieve Wetenschap. Publieksonderzoek door
leefexperimenten. In: Onzekerheid troef: het betwiste gezag van de wetenschap. Van
Gennep, 2011.(pp215—238)
Merton, R. K. (1957). Social theory and social structure. The Free Press of Glencoe.
Millstone, E. (2009). Science, risk and governance: Radical rhetorics and the realities of
reform in food safety governance. Research Policy, 38(4), 624-636.
Millstone, E., & van Zwanenberg, P. (2000). A crisis of trust: for science, scientists or for
institutions? Nature Medicine, 6(12), 1307-1308.
Misztal, B. (2013). Trust in modern societies: The search for the bases of social order. John
Wiley & Sons.
Mudde, C. (2007). Populist radical right parties in Europe (Vol. 22, No. 8). Cambridge:
Cambridge University Press.
Nisbet, M., & Markowitz, E. M. (2014). Understanding public opinion in debates over
biomedical research: looking beyond political partisanship to focus on beliefs about
science and society. PloS one, 9(2), e88473.
Nisbet M.C. & Mooney C (2007) Framing science. Science 316(5821): 56.
Norris, P. (2011). Democratic decit: Critical citizens revisited. Cambridge University Press.
Nowotny, H., Scott, P., & Gibbons, M. T. (2013). Re-thinking science: knowledge and the
public in an age of uncertainty. John Wiley & Sons.
OC&W, (2014) Wetenschapsvisie 2025: keuzes voor de toekomst. Den Haag: Minsterie van
Onderwijs, Cultuur, en Wetenschappen.
Riesman, D., Glazer, N., & Denney, R. (1953). The lonely crowd: A study of the changing
American character (Vol. 16). New York: Doubleday.
Raven, J. (2012). Popular Support for Welfare State Reforms: On Welfare State Preferences
and Welfare State Reforms in the Netherlands. Faculty of Social Sciences (FSS).
Roberts, A. H., & Rokeach, M. (1956). Anomie, Authoritarianism, and Prejudice: A
Replication. American Journal of Sociology, 61(3), 355-358.
Sartori, G. (1969). From the sociology of politics to political sociology. Government and
Opposition, 4(02), 195-214.
Srole, L. (1956). Social Integration and Certain Corollaries: An Exploratory Study.
American Sociological Review, 21(6), 709-716.
Stoutland, S. E. (2001). The multiple dimensions of trust in resident/police relations in
Boston. Journal of Research in Crime and Delinquency, 38(3), 226-256.
Taggart, P. A. (2000). Populism (Vol. 3). Buckingham: Open University Press.
Tiemeijer, W. & De Jonge,J. (2013) Hoeveel vertrouwen hebben Nederlanders in
wetenschap? Rathenau Instituut/ Wetenschappelijke Raard voor het Regeringsbeleid.
30 Over het publieke aanzien van de wetenschap
Unger, R. K., Draper, R. D., & Pendergrass, M. L. (1986). Personal epistemology and
personal experience. Journal of Social Issues, 42(2), 67-79.
Van Gelder, J. L., Aarten, P., Lamet, W., & Van der Laan, P. (2011). Unknown, unloved?
Public opinion on and knowledge of suspended sentences in the Netherlands. Crime
& Delinquency. Advance online publication. doi:10.1177/0011128711426537
Van Zoonen, L. (2012). I-Pistemology: Changing truth claims in popular and political
culture. European Journal of Communication, 27(1), 56-67.
Wandersman, A., & Florin, P. (2000). Citizen participation and community
organizations. In Handbook of community psychology (pp. 247-272). Springer US.
Weber, Max (1949) The methodology of the social sciences, Free Press, New York
Wood, M., & Bunn, C. (2009). Strategy in a religious network: a Bourdieuian critique of
the sociology of spirituality. Sociology, 43(2), 286-303.
Wouters, P. (2011). Is minder beter? De paradox van wetenschapsvoorlichting In:
Onzekerheid troef: het betwiste gezag van de wetenschap. Van Gennep, 2011.(pp. 239-
260)
Wynne, B. (1992). Misunderstood misunderstanding: social identities and public uptake
of science. Public Understanding of Science, 1(3), 281-304.
Zijderveld, A. C. (2000). The Institutional Imperative: The Interface of Institutions and
Networks. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Een eenzame visserman op zoek naar geluk 31
Eindnoten
1
Met veel dank aan Willem de Koster voor zijn commentaar op een eerdere versie van deze tekst.
2
De nu volgende citaten zijn een betrekkelijk willekeurige selectie van uitspraken die men zoal op het
Nederlandstalige deel van het internet aantreft. Ik heb gezocht op uitspraken over de wetenschap in het
algemeen, over universiteiten en wetenschappers, over sociologen en aanverwante disciplines, en ten
slotte over mijn eigen onderzoek. Voor de volledigheid: hoewel ik hier de wat ‘negatievere’ uitspraken
die veelvuldig aangetroen kunnen worden vermeld, heb ik, uiteraard, ook positievere uitspraken
aangetroen. Het gebruik van de citaten beoogt dus niet een volledige weergave te zijn van alles wat er
zoal over onderzoek, universiteiten, wetenschappers, sociologen en mijn onderzoek gezegd wordt. Het
dient als illustratie van de kritische, soms cynische, wat mij betreft soms best vermakelijke, houding van
sommige Nederlanders ten aanzien van deze thema’s.
3
http://www.nujij.nl/wetenschap/zelfs-martijn-van-calmthout-(volkskrant)-erkent.29276870.lynkx
(geraadpleegd op 3-12-2014)
4
http://www.geenstijl.nl/mt/archieven/2014/10/voetnoot_6.html (geraadpleegd op 3-12-2014)
5
http://www.nujij.nl/wetenschap/nederlanders-vertrouwen-de-wetenschap-nog.23877102.lynkx
(geraadpleegd op 3-12-2014)
6
http://www.nujij.nl/politiek/keulemans-waarom-het-consumentenvertrouwen-niet.22718562.lynkx
(geraadpleegd op 5-11-2014)
7
http://www.scientias.nl/ekster-heeft-geen-zwak-voor-blingbling-hij-er-bang-voor/104420 (geraadpleegd
op 3-12-2014)
8
http://www.geenstijl.nl/mt/archieven/2014/10/voetnoot_6.html (geraadpleegd op 3-12-2014)
9
http://www.nujij.nl/algemeen/universiteiten-zoeken-juiste-aanpak-fraude-in.27299789.lynkx
(geraadpleegd op 3-12-2014)
10
http://politiek.thepostonline.nl/column/kabinet-moet-niet-tornen-aan-onafhankelijkheid-wetenschap/
(geraadpleegd op 3-12-2014)
11
http://cult.thepostonline.nl/column/geesteswetenschappen-slachtoer-van-toveren-met-geld/
(geraadpleegd op 14-11-2014)
12
http://www.nujij.nl/politiek/homorechten-secundair-voor-pvv-er.24498132.lynkx?mobile_redirect=no
(geraadpleegd op 3-12-2014)
13
http://www.nujij.nl/politiek/homorechten-secundair-voor-pvv-er.24498132.lynkx?mobile_redirect=no
(geraadpleegd op 3-12-2014)
14
http://www.geenstijl.nl/mt/archieven/2013/05/deepthroats_vugate_prof_nijkam.html (geraadpleegd op
5-11-2014)
15
In deze zelfde rapporten wordt trouwens ook vaak vermeld dat het vertrouwen in de wetenschap er in
Nederland vergeleken met andere landen betrekkelijk goed voor staat. Nederlanders zijn gemiddeld
genomen positiever over de wetenschap dan menig andere Europeaan. Maar dit zijn gemiddelden, die
gelden voor de gehele populatie. Daarom is het natuurlijk niet verbazingwekkend dat er ook in Nederland
groepen zijn die juist behoorlijk kritisch zijn ten aanzien van de wetenschap en die van zich laten horen.
32 Over het publieke aanzien van de wetenschap
16
Dat is althans zo volgens de Engelstalige Wikipedia-pagina over Discovery Channel http://en.wikipedia.
org/wiki/Discovery_Channel (geraadpleegd op 22-12-2014). Het exacte aantal landen is natuurlijk niet zo
heel belangrijk. Het gaat om de conclusie dat dit kanaal dat zich bezighoudt met het populariseren van
wetenschap en technologie in tal van landen gretig aftrek vindt.
17
While people appear to have an appetite for popular science, the paradox is that this is accompanied
by increasing scepticism about the pronouncements of scientists on science-related policy issues of all
types’ (House of Lords, 2002: 2.2).
18
In de sociaal wetenschappelijke literatuur zijn onder de noemer ‘vertrouwenskloof’ grofweg twee
betekenissen te scharen. De meest conventionele betekenis van het concept vertrouwenskloof is het
gebrek aan vertrouwen van het publiek in de wetenschap (Wynne, 1992; Allum et al. 2008). De tweede
betekenis is het omgekeerde, dat wetenschappers juist het publiek niet vertrouwen. Zij zijn dan bang
dat het publiek niet goed kan omgaan de inzichten en technologieën die zij middels wetenschappelijk
onderzoek hebben geproduceerd (Bauer et al., 2007). De vertrouwenskloof waar ik het vandaag over heb
is een wezenlijk andere, en heeft te maken met het gat tussen wetenschappelijke aspiraties enerzijds en
wantrouwen ten aanzien van wetenschappelijke instituties anderzijds.
19
Eind 2013 hebben Dick Houtman en ik een vragenlijstonderzoek gedaan via het CentERpanel van
CentERdata. De leden van het voor de Nederlandse bevolking representatief geachte panel werd
gevraagd hun mening te geven over uiteenlopende onderwerpen als wetenschap, religie, politiek en
verschillende andere maatschappelijke thema’s. Van de 2.838 leden, hebben uiteindelijk 1.914 mensen
een complete vragenlijst ingevuld. Dit komt overeen met een response percentage van 67.4%. Omdat
sommige mensen de vragenlijst te snel (dat is, binnen 600 seconden) en anderen wel erg langzaam
(langer dan 10.000 seconden) hebben ingevuld, hebben ik die, voor ik met de data aan het rekenen zijn
geslagen, verwijderd. Dit komt neer op 257 respondenten.
20
Om wetenschappelijke aspiraties te meten onder onze respondenten is hen gevraagd te reageren op de
een viertal stellingen op een schaal van 1, wat staat voor ‘helemaal mee oneens’, tot 5, wat staat voor
‘helemaal mee eens’. Ook hebben we twee items opgenomen om het institutioneel vertrouwen te meten.
Antwoord categorieën liepen eveneens van 1 tot 5, waarbij 1 staat voor ‘absoluut geen vertrouwen’ en 5
voor
absoluut veel vertrouwen’.
Een eenzame visserman op zoek naar geluk 33
Notentabel 1: Principale componenten analyse op de items voor Wetenschappelijke aspiraties en
institutioneel vertrouwen in de wetenschap (Varimax rotatie).
Wetenschappelijke
aspiraties
Institutioneel
vertrouwen in de
wetenschap
Ware kennis kan alleen maar worden verkregen door systematisch en
onbevooroordeeld wetenschappelijk onderzoek.
0,47 0,32
Wetenschap en technologie maken ons leven alleen maar gemakkelijker. 0,61 0,33
Hoe verder de natuurwetenschappen komen des te minder ongelukken er in
technische installaties zullen plaatsvinden.
0,80 0,11
Door nauwgezet wetenschappelijk onderzoek kunnen ongelukken in
technische installaties worden uitgebannen.
0,82 -0,04
Geef aan in hoeverre volgens u de volgende personen te vertrouwen zijn:
Wetenschappers
0,11 0,92
Geef aan in hoeverre u de volgende instellingen vertrouwt:
De wetenschap
0.16 0,91
Eigenwaarde 1,95 1,91
R
2
0,32 0,32
Cronbach’s α
0,67 0,88
Bron: Achterberg & Houtman (2013, eigen bewerking data)
21
Ook kunnen uiteraard het vertrouwen de aspiraties overtreen. Ook dan is er een groot verschil. Deze
mensen krijgen een negatieve score op de variabele die staat voor de vertrouwenskloof.
22
Categorieën van anomie zijn aangemaakt door de respondenten in drie gelijke groepen in te delen.
Getoonde gemiddelden zijn gemiddelden van de gestandaardiseerde schalen.
23
Nu kan je dit ook met een multivariate analyse doen natuurlijk. Voor de jnproevers:
34 Over het publieke aanzien van de wetenschap
Notentabel 2: Hoe is anomie verbonden met wetenschappelijke aspiraties, institutioneel vertrouwen in de
wetenschap en de wetenschappelijke vertrouwenskloof onder de Nederlandse bevolking? (OLS regressie
analyse, methode: Enter)
Wetenschappelijke
aspiraties
Institutioneel
vertrouwen
in de wetenschap
Wetenschappelijke
vertrouwenskloof
B (s.e.)
β
B (s.e.)
β
B (s.e.)
β
Constante 3,17 (0,18) -- 4,31 (0,18) -- -1,13 (0,21) --
Anomie 0,06 (0,03) 0,06*** -0,20 (0,03) 0,22*** 0,26 (0,03) 0,22***
Leeftijd 0,01 (0,00) 0,15*** 0,00 (0,00) 0,04*** 0,01 (0,00) 0,09***
Opleiding -0,01 (0,01) -0,05*** 0,03 (0,01) 0,13*** -0,04 (0,01) -0,15***
Inkomen 0,02 (0,02) 0,03*** 0,06 (0,02) 0,07*** -0,04 (0,02) -0,04***
Kerlidmaatschap -0,06 (0,04) -0,05*** -0,15 (0,04) -0,10*** 0,09 (0,02) 0,06***
R
2
(adj) 0,04 0,11 0,13
N 1.281 1.276 1.272
*p<0,05; **p<0,01; p<0,001 (tweezijdige toetsing) Bron: Achterberg & Houtman (2013, eigen bewerking
data)
Metingen Anomie (als in Achterberg & Houtman, 2009), Leeftijd in jaren. Opleiding in jaren opleiding die
men nodig heeft om het hoogstbehaalde opleidingsniveau waarvoor men een diploma heeft te behalen,
inkomen als netto maandelijks huishoudensinkomen (in vier categorien) en religie als een lidmaatschap van
een kerk (0=nee, 1=ja).
24
http://www.nujij.nl/wetenschap/nederlanders-vertrouwen-de-wetenschap-nog.23877102.lynkx: (3-12-
2014)
25
De Eurobarometer gegevens bevatten gegevens voor de volgende landen: Frankrijk, België, Nederland,
Duitsland, Italië, Luxemburg, Denemarken, Ierland, Groot Brittannië, Noord Ierland, Griekenland,
Spanje, Portugal, Finland, Zweden, Oostenrijk, Cyprus, Tsjechië, Estland, Hongarije, Litouwen, Malta,
Polen, Slowakije, Slovenië, Bulgarije, Roemenië, Kroatië, Noorwegen, Zwitserland, IJsland en Turkije. Dit
laatste land is niet meegenomen in de analyse (vanwege het feit dat het niet Christelijk is). De gegevens,
die worden gecorrigeerd middels een weegfactor, bevatten informatie over 27762 individuen.
26
Instemming met dit item betekent uiteraard dat mensen weinig vertrouwen hebben, de antwoord
categorieën zijn zodanig gepoold dat ze vertrouwen in wetenschappers indiceren.
Een eenzame visserman op zoek naar geluk 35
Notentabel 3: Principale componenten analyse op de items voor Wetenschappelijke aspiraties en
institutioneel vertrouwen in de wetenschap (Varimax rotatie).
Wetenschappelijke
aspiraties
Institutioneel
vertrouwen in de
wetenschap
Dankzij de wetenschap en de technologie zullen er meer kansen zijn voor de
komende generaties*
0.85 -0,01
De toepassing van wetenschap en nieuwe technologieën zal het werk van
mensen interessanter maken
0,84 0,06
Door hun kennis bezitten wetenschappelijke onderzoekers een macht die
hen gevaarlijk maakt
0,03 0,99
Eigenwaarde 1,43 1,00
R
2
0,47 0,30
Cronbach’s α
0,60 --
Bron: Eurobarometer data 73.1 ( 2010, eigen bewerking data) * hogere scores staan voor meer vertrouwen.
27
De onderstaande tabel bevat de belangrijkste eecten uit de ML-analyses aan de hand waarvan de guur
is gemaakt.
Notentabel 4: Hoe is ontkerkelijking verbonden met wetenschappelijke aspiraties, institutioneel vertrouwen
in de wetenschap en de wetenschappelijke vertrouwenskloof onder de Europese bevolking? (Multilevel
regressie analyse, methode: Enter)
Wetenschappelijke
aspiraties
Institutioneel
vertrouwen in de
wetenschap
Wetenschappelijke
vertrouwenskloof
Opleiding 0,01 (0,01) 0,12 (0,02) *** -0,15 (0,03)***
Religiositeit per land 0,17 (0,11) 0,23 (0,13) 0,11 (0,13)
Religiositeit land *Opleidingsniveau -0,02 (0,01)* -0,06 (0,02) * 0,08 (0,03)*
*p<0,05; **p<0,01; p<0,001 (tweezijdige toetsing) Bron: Eurobarometer data 73.1 ( 2010, eigen bewerking
data). Gecontroleerd voor de invloed van kerklidmaatschap (0=geen, 1=wel), religieuze participatie (1=eens
per twee of drie maanden of meer, 0=minder dan dat of niet), actuele kennis wetenschap (subjectieve
inschatting van het informatieniveau van de respondent zelf over nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen,
1=slecht geïnformeerd, 3=goed geïnformeerd), geslacht en leeftijd. Opleidingsniveau is gemeten in
jaren genoten onderwijs. De religie op landniveau is een samengestelde variabele van het gemiddelde
kerklidmaatschap en kerkgang per land.
36 Over het publieke aanzien van de wetenschap
28
Vgl. Houtman (2008: 11-13, zie ook Houtman, 2003) die laat zien hoe dit denken vanaf het allereerste
begin dominant is geweest in de sociologie.
29
Dit verband is zwak, en getuige notentabel 5, statistisch niet signicant (p=0,12).
30
Meting individuele epistemologie ontleend aan Unger et al., 1968. Deze zeven Likert type items zijn
gebruikt om de schaal (gemiddelde over de zeven items) te construeren: 1 Mijn eerste indruk van
mensen klopt bijna altijd. 2 Ik vertrouw altijd op mijn eerste indruk van mensen. 3 Als het gaat om het
vertrouwen van mensen, kan ik altijd teruggrijpen op mijn intuïtie.4 Ik vertrouw op mijn instinct. 5
Hoewel ik niet precies kan uitleggen hoe, voel ik doorgaans aan of iemand het bij het rechte eind heeft
of niet. 6 Ik ben een erg intuïtief ingesteld persoon. 7 Ik kan snel een eerste indruk van mensen krijgen..
Vervolgens is het gemiddelde op deze schaal berekend voor drie gelijke groepen die hoog, gemiddeld,
of laag scoorden op wetenschappelijke aspiraties, institutioneel vertrouwen in de wetenschap, en op de
vertrouwenskloof.
Twee losse analyses zijn verricht. Omdat de variabele voor de vertrouwenskloof niet samen met die voor
institutioneel vertrouwen in wetenschap en wetenschappelijke aspiraties kan worden opgenomen.
Notentabel 5: Een voorkeur voor individuele epistemologie verklaard door wetenschappelijke aspiraties,
institutioneel vertrouwen en de kloof tussen aspiraties en institutioneel vertrouwen (OLS regressie analyse,
methode: Enter
Model 1 Model 2
B (s.e.)
β
B (s.e.)
β
Wetenschappelijke aspiraties 0,15 (0,05)** -0,05 --
Institutioneel vertrouwen in de wetenschap -0,07 (0,05) 0,10 --
Wetenschappelijke vertrouwenskloof -- 0,11 (0,04)** 0,09
*p<0,05; **p<0,01; p<0,001 (tweezijdige toetsing) Bron: Achterberg & Houtman (2013) Eigen bewerking
data. Metingen gelijk met die van notentabel 2. Controle variabelen gelijk aan die van notentabel 2.
31
http://www.wijwordenwakker.org/content.asp?m=m4&s=M22&ss=P938&l=NL, (geraadpleegd op 4-2-
2015).
32
http://www.ahealthylife.nl/waarom-is-brood-slecht-voor-je-de-schokkende-waarheid/, (geraadpleegd op
4-2-2015).
33
http://www.vaccinatieraad.nl/2013/11/vaccinatie-autisme/, (geraadpleegd op 4-2-2015).
34
http://klimaatgek.nl/wordpress/2013/09/15/het-fabeltje-over-opwarminggeen-opwarming/,
(geraadpleegd op 4-2-2015).
Een eenzame visserman op zoek naar geluk 37
35
http://www.visionair.nl/wetenschap/zonnestelsel/opgevoerde-lhc-zou-aarde-kunnen-vernietigen/,
(geraadpleegd op 4-2-2015).
36
http://www.wat-is-waarheid.info/evolutie.htm, (geraadpleegd op 4-2-2015).
37
Het is overigens maar de vraag of, en hoe, deze tendens naar democratisering van de wetenschap
daadwerkelijk kan bijdragen aan het herstel, of het behoud, van legitimiteit van de wetenschap.
Politicologisch onderzoek naar democratisering, netjes samengevat door Mudde (2007), laat
bijvoorbeeld zien dat een proces van politieke democratisering vaak gepaard gaat met een afname van
het vertrouwen. Bijvoorbeeld in het geval van lijsttrekkersverkiezingen: Deze wakkeren de verwachtingen
van de partijleden en burgers aan, om hen vervolgens met een kluitje in het riet te sturen als blijkt
dat er maar één echte, serieus te nemen kandidaat is en verder alleen maar een paar stromannen of
-vrouwen. Of waarbij, in het geval van twee min of meer even sterke kandidaten, de kiezers van de
verliezende sterke kandidaat toch met een bijzonder nare bijsmaak in de mond achter blijven. Hetzelfde
zou verwacht kunnen worden waar het gaat om de voorgestelde democratisering van wetenschap
– de aspiraties van burgers worden aangewakkerd, maar, helaas voor het merendeel van de vragen
formulerende en insturende burgers, wordt juist de voor hen belangrijke vraag niet onderzocht, maar
een andere. Grote teleurstelling zal hen vermoedelijk ten deel vallen. En voor degenen die hun vraag
wel beantwoord gaan krijgen, valt het natuurlijk ook nog maar te bezien of het bijdraagt aan hun
vertrouwen. Vaak geeft wetenschap namelijk antwoorden die men eigenlijk wil horen. Voor (een deel
van deze) betrokken burgers valt het daarom nog maar te bezien of ze tevreden zijn met het antwoord
dat de wetenschap uiteindelijk op hun vraag zal geven. En zo kan het zomaar zijn dat dit beleid allerlei
onbedoelde eecten heeft waar overheid én wetenschap helemaal niet zo op zitten te wachten (vgl.
Engbersen, 2009). Onderzoek zal uiteindelijk moeten uitwijzen wat dit door de overheid georkestreerde
sociale experiment zal opleveren aan positieve bijdragen aan de legitimiteit van de wetenschap. Ik ben
uiteraard beschikbaar om aan dit onderzoek mee te doen.
38
Twee losse analyses zijn verricht. Omdat de variabele voor de vertrouwenskloof niet samen met die voor
institutioneel vertrouwen in wetenschap en wetenschappelijke aspiraties kan worden opgenomen.
Notentabel 6: Hoe hangt steun voor publieke betrokkenheid bij beslissingen over wetenschap en
technologie samen met wetenschappelijke aspiraties, institutioneel vertrouwen in de wetenschap en de
wetenschappelijke vertrouwenskloof onder de Europese bevolking? (Multilevel modellen)
Model 1
B (s.e.)
Model 2
B (s.e)
Wetenschappelijke aspiraties 0.07 (0.01)*** --
Institutioneel vertrouwen in de wetenschap -0.02 (0.01)*** --
Wetenschappelijke vertrouwenskloof -- 0.03 (0.00)***
*p<0,05; **p<0,01; p<0,001 (tweezijdige toetsing) Bron: Achterberg & Houtman (2013) Eigen bewerking
data. Controle variabelen (weggelaten uit de tabel) gelijk aan die van notentabel 4.
38 Over het publieke aanzien van de wetenschap
39
Zoals laatst nog door scheidend directeur van het Rathenau instituut Jan Staman in Trouw (dd. 6-2-2015).
Hij riep wetenschappers op zich niet langer alleen op alleen het internationale onderzoek te richten,
maar ook het maatschappelijk debat op te zoeken en lastige kwesties actief aan te kaarten.
40
Zie bijvoorbeeld: http://vorige.nrc.nl/wetenschap/article2102305.ece. (geraadpleegd op 6-2-2015).
41
Aan de hand van een vijftal vragen is dit gedaan - 1 Dit is een belangrijk onderzoek, 2 De vermelde
onderzoeksresultaten zijn geloofwaardig, 3 Dit is een interessant onderzoek, 4 Deze onderzoekers zijn
te vertrouwen, en 5 Dit onderzoek is nuttig. Op basis van een factoranalyse en betrouwbaarheidsanalyse
zijn de antwoorden op deze items samengenomen tot een schaal die fungeerde als afhankelijke variabele.
42
Hieronder de regressiemodellen waarop de besproken resultaten zijn gebaseerd. Omdat er gebruik is
gemaakt van random toewijzing van experimentele condities is controleren onnodig. Controle voor de
hierboven gebruikte standaard variabelen levert echter geen veranderende conclusies op.
Notentabel 7: Hoe hangt de instemming met het onderzoek dat de respondenten is voorgeschoteld af van de
verschillende vignetten gecombineerd met hun wetenschappelijke aspiraties, institutioneel vertrouwen in de
wetenschap en de wetenschappelijke vertrouwenskloof onder de Europese bevolking? (Multilevel modellen)
Model 1
B (s.e.)
Model 2
B (s.e.)
Model 3
B (s.e.)
Beleidsconsequenties (B) 0.68 (0.44) 0.71 (0.40) -0.01 (0.16)
Politieke betrokkenheid (P) -1.22 (0.44)** 0.22 (0.40) 0.09 (0.16)
Onderzoek in tegenspraak (T) 0.65 (0.44) -0.49 (0.40) -0.25 (0.16)
Institutioneel vertrouwen in de wetenschap (IV) 0.91 (0.27)**
Wetenschappelijke aspiraties (WA) 0.79 (0.30)**
Wetenschappelijke vertrouwenskloof (WV) -0.41 (0.13)**
IV*B -0.15 (0.11)
IV*P 0.26 (0.11)*
IV*T -0.15 (0.11)
WA*B -0.21 (0.12)~
WA*P -0.09 (0.12)
WA*T 0.14 (0.12)
WV*B 0.03 (0.05)
WV*P -0.07 (0.05)
WV*T 0.08 (0.05)~
~p<0,10; *p<0,05; **p<0,01; p<0,001 (tweezijdige toetsing) Bron: Achterberg & Houtman (2013) Eigen
bewerking data.
Een eenzame visserman op zoek naar geluk 39
43
Ken Robinson, TedX-talk: How Schools Kill Creativity (http://www.ted.com/talks/ken_robinson_says_
schools_kill_creativity) , quote vertaald door Martien van Steenhoven (http://aardbron.nl/tag/school/)
(11-2-2015)
44
Hetzelfde geldt voor de verzorgingsstaat: Hoewel mensen het doel van de verzorgingsstaat scherp
voor ogen hebben, en sterke hoop hebben op een rechtvaardige herverdeling van de schaarse
middelen, zijn ze minder te spreken over de verzorgingsstatelijke instituties. Vooral vanuit de gedachte
dat verzorgingsstatelijke instituties vooral wel herverdelen, maar dan aan de verkeerden, en dat
de ambtenaren lekker op het zachte pluche zitten te graaien uit de staatsruif, wantrouwt men de
verzorgingsstaat, en is men hem liever kwijt dan rijk (Derks, 2004, Houtman et al. 2012; Achterberg et
al., 2011).
45
Dat had je gedacht! Wat het betekent weten sommigen. En anderen zoeken het maar lekker zelf uit!!
In navolging van mijn dochters bezig ik daarom de volgende van toepassing zijnde woorden: Ha ha,
koekevla!
46
Een avond waar vier moedige Tilburgse sociologen zich met een overdosis overmoed en geluk met
succes hebben heengeslagen. Wilt u ook eens een avondje stand-uppen met wat sociologen? Bel, mail of
schrijf gerust. Voor een lekker potje bier, wat bitterballen en gezellige borrelnootjes, komen we opdraven,
en bezorgen we ook U een in ieder geval onvergetelijke avond.
47
Zo moet ik in ieder geval nog maar eens een tweede socioloog tegenkomen die op virtuoze wijze
reclames over Yogho Yogho in klip-en-klare Jip-en-Janneke taal sociologisch relevant kan maken (zie:
Houtman, et al.2010)
48
Tegenwoordig eentje die werkzaam is in Leuven. Een Vlaamse reus dus eigenlijk.
40 Over het publieke aanzien van de wetenschap
Colofon
vormgeving
Beelenkamp Ontwerpers, Tilburg
foto omslag
Maurice van den Bosch
druk
PrismaPrint, Tilburg University
Rede, uitgesproken door
Peter Achterberg
Een eenzame visserman
op zoek naar
geluk
Over het publieke
aanzien van de
wetenschap
Prof. dr. Peter Achterberg werd geboren op zondag 25 september 1977. Volgens
zijn vader: ‘net op tijd voor Studio Sport’. Dat wil trouwens niet zeggen dat hij in de wieg
gelegd is voor de sport. Hij vindt het wel leuk, maar waar hij pas echt warm voor loopt is
Sociologie. Eind 2001 studeerde hij dan ook af in deze machtig mooie tak van wetenschap
aan de Erasmus Universiteit. Aan diezelfde universiteit promoveerde hij in 2006 op het
proefschrift ‘Considering Cultural Conict; Class Politics and Cultural Politics in Western
Societies’. Per 1 februari 2014 is hij benoemd tot hoogleraar Sociologie aan het departement
Sociologie in Tilburg. In zijn onderzoek houdt hij zich bezig met culturele, religieuze en
politieke veranderingen in Westerse landen. Daarnaast is hij een fervent blogger.
ResearchGate has not been able to resolve any citations for this publication.
Article
Full-text available
Public opinion research shows that the general public tends to perceive noncustodial sanctions, such as suspended sentences, as too lenient while being largely ignorant about their nature. In two studies among representative samples of the Dutch population, the authors examine public opinion about and knowledge of suspended sentences in the Netherlands. Findings suggest that knowledge of suspended sentences is positively related to their perceived punitiveness and beliefs in their effectiveness. Furthermore, opinions about suspended sentences are related to general penal attitudes. More punitive attitudes translate into less favorable opinions. Finally, providing information about suspended sentences can lead to more positive attitudes and greater belief in their effectiveness.
Article
Full-text available
Science has become a key social institution in the contemporary United States. Recent high profile debates regarding the scientific validity of intelligent design in Pennsylvania and Kansas signal the need for social scientific understanding of people's attitudes toward science in the contemporary United States. Using the 1993 General Social Survey (GSS), this study compares three different explanations of anti-science (i.e., negative attitudes toward science). The first theory suggests that a lack of scientific knowledge engenders anti-science attitudes. The second perspective points toward strong religious faith or evangelical beliefs as the primary impetus of anti-science attitudes. A third approach suggests anti-science attitudes are a result of the social context of individuals. All three explanatory factors contribute to our understanding of anti-science.
Article
Full-text available
Conspiracy theories are immensely popular today, yet in the social sciences they are often dismissed as "irrational," "bad science," or "religious belief." In this study, we take a cultural sociological approach and argue that this persistent disqualification is a form of "boundary work" that obscures rather than clarifies how and why conspiracy theorists challenge the epistemic authority of science. Based on a qualitative study of the Dutch conspiracy milieu, we distinguish three critiques that are motivated by encounters with scientific experts in everyday life: the alleged dogmatism of modern science, the intimate relation of scientific knowledge production with vested interests, and the exclusion of lay knowledge by scientific experts forming a global "power elite." Given their critique that resonates with social scientific understandings of science, it is concluded that conspiracy theorists compete with (social) scientists in complex battles for epistemic authority in a broader field of knowledge contestation. © The Author(s) 2014.
Article
Many fear that democracies are suffering from a legitimacy crisis. This book focuses on ‘democratic deficits’, reflecting how far the perceived democratic performance of any state diverges from public expectations. Pippa Norris examines the symptoms by comparing system support in more than fifty societies worldwide, challenging the pervasive claim that most established democracies have experienced a steadily rising tide of political disaffection during the third-wave era. The book diagnoses the reasons behind the democratic deficit, including demand (rising public aspirations for democracy), information (negative news about government) and supply (the performance and structure of democratic regimes). Finally, Norris examines the consequences for active citizenship, for governance and, ultimately, for democratization. This book provides fresh insights into major issues at the heart of comparative politics, public opinion, political culture, political behavior, democratic governance, political psychology, political communications, public policymaking, comparative sociology, cross-national survey analysis and the dynamics of the democratization process.
Article
Previous studies of the relationship of authoritarianism and anomia to prejudice have yielded inconsistent results. This study of 1,018 college and university students finds that authoritarianism is more highly correlated to prejudice than is anomia. Possible reasons for the varying results of the studies are examined. McDill's contention that there is a common general factor—a negative world view—underlying each of the scales is rejected on the basis of a factor analysis which reveals six distinct factors, none of which accounts for more than 13.5 percent of the total variance. It is concluded that the previous studies may have been compromised by acquiescence and other response biases and that there is little profit in attempting to determine the relative importance of authoritarianism and anomia as correlates of prejudice until better measures of the variables are developed which are relatively free of response bias.
Article
The abstract for this document is available on CSA Illumina.To view the Abstract, click the Abstract button above the document title.