Content uploaded by Ido Weijers
Author content
All content in this area was uploaded by Ido Weijers on Jan 07, 2015
Content may be subject to copyright.
Portret van een jonge veelpleger
De criminaliteit daalt de laatste jaren spectaculair. Recent blijkt dat ook het geval
bij jonge veelplegers. Ido Weijers en Diane van Drie analyseerden het proces van
stoppen met criminaliteit als die eenmaal tot routine is geworden. Zij schreven
daar een boek over: Stoppen of volharden. Portretten van jonge veelplegers. Dit
artikel is een bewerking van een van de portretten uit hun boek. Het betreft een
echte 'volharder', een jongeman die er niet over piekert om te stoppen.
'Stoppen? Ja, als ik miljonair ben.'
HANS is eenentwintig als we hem interviewen. Hij heeft de laatste jaren grotendeels
vastgezeten, afwisselend vanwege vermogensdelicten, geweld- en verkeersdelicten. Hij is
net uit de gevangenis ontslagen als we hem spreken. Hij woont weer thuis, samen met zijn
vriendinnetje bij zijn ouders, die hem ook financieel helpen. Hans treedt in veel opzichten
in de voetsporen van zijn vader. Hij heeft even een schildersopleiding gevolgd maar niet
afgemaakt; de reclassering heeft voor hem geregeld dat hij daar over een paar maanden
weer mee verder kan (als hij dan tenminste niet weer is veroordeeld...).
Zijn vader is eveneens schilder, heeft een eigen schildersbedrijfje en rommelt er van
alles bij. Zijn vader heeft ook meermaals contact met de politie gehad, is met vuurwapens
aangehouden, heeft drugs gedeald en iedereen weet dat hij een ruige knokpartij niet uit de
weg gaat. Op zijn veertiende is Hans daar zelf getuige van en tevens direct bij betrokken.
Hans is van jongs af aan vertrouwd met vaders' nevenactiviteiten; daar wordt in de familie
niet geheimzinnig over gedaan. Toen hij klein was, was zijn vader af en toe een poosje
weg, in de gevangenis. Ooms en neven hebben gezeten voor drugs, wapens, overvallen.
Criminaliteit was en is gewoon in de familie, niks om je voor te schamen: 'Er zijn mensen
aardig rijk van geworden in mijn familie zeg maar.'
Hans vindt dat hij z'n leven goed op orde heeft. Hij verdient genoeg met zijn illegale
activiteiten en hij kan behoorlijk meekomen binnen zijn familie en vriendenkring. En
spanning hoort er nou eenmaal bij. Verder ziet hij geen probleem. Okay, hij wordt vaak
opgepakt, noem hem gerust 'veelpleger', so what? Niet hij is het probleem, dat zijn altijd
anderen, of het zijn de omstandigheden.
DE NAAM van Hans duikt voor het eerst op in de justitiële documentatie als hij veertien
jaar oud is. Het gaat om mishandeling. Als hij hiervoor ruim een jaar later bij de officier
van justitie verschijnt, wordt de zaak geseponeerd bij gebrek aan voldoende bewijs. Hij
mag weer naar huis, er volgt geen straf. Een paar maanden na deze knokpartij wordt hij
voor eenzelfde delict opgepakt. Als hij daarvoor, opnieuw bijna een jaar later, voor de
kinderrechter moet verschijnen, staat hij ook terecht vanwege twee andere delicten, diefstal
en heling. Voor deze drie zaken samen krijgt hij twee weken jeugddetentie voorwaardelijk
en 60 uur werkstraf en hij moet een flinke schadevergoeding betalen. Heel veel indruk
blijkt dit niet op Hans te maken, want vrij snel daarna komt hij opnieuw met de politie in
aanraking, wegens rijden zonder rijbewijs en vanwege een vechtpartij. Vanaf dat moment
is hij in beeld als jeugdige veelpleger.
1
Vijf geregistreerde delicten binnen een jaar. Dat is uiteraard bijzonder alarmerend. Nog
veel alarmerender is echter wat er kort daarna gebeurt. Krap enkele maanden later, wordt
Hans namelijk opgepakt vanwege betrokkenheid bij een extreem gewelddadige vechtpartij
in een café. Dit is in meerdere opzichten een veelbetekenend moment. Ten eerste, omdat
Hans hier samen met zijn vader, twee ooms en een stel vrienden bij betrokken is. De rol
van zijn vader is cruciaal. 'We waren in een cafe. En toen begon die portier opeens heel
raar te doen tegen m'n vader, die gaf hem een klap en toen was het afgelopen. (...) Toen
heb ik met stenen lopen slaan, met een baksteen.' Deze zaak heeft enorme gevolgen. Hans
is dan zestien. Hij wordt langdurig in voorlopige hechtenis genomen en uiteindelijk
veroordeeld tot een jaar jeugddetentie plus een schadevergoeding van bijna € 2000.
Toch leidt ook deze zware sanctie allerminst tot een gedragsverandering. In detentie
maakt hij zich al meerdere malen schuldig aan bedreiging. Zodra hij vrijkomt wordt
vrijwel meteen het patroon van vermogensdelicten, gewelds- en verkeersdelicten
voortgezet. De daaropvolgende jaren wisselen periodes in de gevangenis, variërend van
enkele dagen of weken tot anderhalf jaar, voortdurend af met korte periodes in vrijheid
waarin snel na elkaar delicten worden gepleegd – winkeldiefstallen, straatroven, een
roofoveral op een villa en inbraken in het hele land. Ondanks het feit dat hij de laatste jaren
de meeste tijd in detentie heeft doorgebracht kent Hans geen twijfel. Allereerst staat voor
hem als een paal boven water dat je van je af moet slaan: 'M'n vader werd aangevallen en
als dat nu gebeurt, dan zou ik hetzelfde doen. En als twee jongens mij aanvallen, dan ga ik
ook weer vechten met die jongens.' En soms zit hij gewoon dringend om geld verlegen:
'Die overval was omdat ik geld nodig had.' En van een boete trek je je natuurlijk sowieso
niks aan. De typerende combinatie van veel knokken, stelen, beroven, rijden zonder
rijbewijs en geregeld zitten, lijkt voor hem eerder een levenswijze om trots op te zijn, een
bewijs dat je een vent bent die lak heeft aan autoriteiten.
Karakteristiek is Hans' allereerste contact met de politie. Hij is dertien en heeft te vroeg
vuurwerk afgestoken. (Interessant detail: Hans vindt het veel erger dat zijn rotjes zijn
afgepakt, dan dat hij mee moet naar het bureau.) Z'n ouders moeten naar het politiebureau
om hem op te halen en dat vindt hij 'klote': 'Want dan komen je ouders en daar ben je het
bangst voor natuurlijk, niet voor de politie.' Maar tot zijn opluchting moeten ze lachen:
thuis staat de hele huiskamer vol met dozen zwaar vuurwerk. Ze vinden het wel stom dat
hij te vroeg begon met rotjes afsteken, maar ze vinden het ook wel stoer dat hij dat zo maar
in z'n eentje deed.
DE VRIENDEN van Hans zitten ook allemaal in de business. Ze kennen elkaar vanaf hun
vroege jeugd en hebben net zo vaak vastgezeten als hij. Net als Hans, hebben zijn vrienden
geen vast werk. Hans is wel eens bijrijder geweest, hij heeft hier en daar wat geschilderd,
hij heeft wel eens mee geholpen met stratenmakersklussen, maar vond dat sowieso veel te
zwaar werk. Iedereen in zijn familie- en vriendenkring 'doet wat met auto's' en doet er het
een en ander naast: dealen, heling. Ze hebben een heel netwerk waarmee ze gestolen
spullen inkopen en doorverkopen en in wiet en harddrugs handelen.
Samen met twee vrienden bereidt hij een gewapende roofoveral voor op een villa in de
buurt van Utrecht. Ze gebruiken veel geweld, worden gepakt en krijgen een flinke straf.
'Een van die twee jongens die bij mij was die kon die mensen via via ofzo, en die hadden
veel geld. We hadden een plan voor een overval en twee maanden later hadden we hem pas
gepleegd, dus eh, we hadden eerst goed gekeken bij dat huis, geobserveerd en dat soort
dingen. We hebben twee auto's gekocht, ik had altijd wel wat geld om auto's te kopen enzo,
want ik doe met een vriend van mij een beetje auto's kopen en opknappen en dat soort
dingen, dus auto's heb ik zat.' Op onze vraag of ze wisten dat de bewoners thuis waren,
2
reageert Hans bijna verontwaardigd: 'Ja natuurlijk wisten we dat, dat was de bedoeling!
Het was een overval en dan zijn de mensen meestal thuis.'
Op de vraag of hij spijt heeft van wat hij de bewoners heeft aangedaan, zegt Hans: 'Nee,
nooit.' Op de vraag of hij zich ervoor schaamt, luidt het antwoord: 'Nee, er zitten grotere
overvallers bij mij in de familie, dus ik hoef me eigen nergens voor te schamen gelukkig.'
Hij pleegde de overval met zijn beste vrienden. Hij spreekt ze nog bijna elke dag en hun
conclusie is nog steeds dat ze het dom hebben aangepakt; niet dat het dom is dat ze het
hebben gedaan: 'Ja, stom dat ik gepakt ben.' Toch is Hans niet helemaal van steen. Tijdens
de overval heeft een van de anderen de hond van de bewoners zo'n harde trap gegeven, dat
ze die later hebben moeten laten inslapen. ‘Ja, dat vond ik dus het ergste van allemaal.
Voor die hond vind ik het zielig. Voor de rest heb ik er niet echt spijt van. [Ook niet voor
die mensen?] Nee, ook niet.' Hij vindt het wel 'klote' dat zijn ouders boos waren en dat zijn
vrienden en vriendin het een stomme actie vonden, maar ja: 'Het is niet anders, zeg ik altijd
als ik vastzit. Ik ken er weinig aan veranderen.'
Hij zegt dat hij sindsdien mede op aanraden van zijn vader wel slimmer te werk gaat.
'Nou, ik pleeg geen overvallen meer, dat soort dingen, maar dingetjes doorverkopen.
Heling, doorverkoop, auto's, drugs, niet kweken, alleen doorverkoop. (...) Ik verdien meer
geld op een makkelijkere manier.' Toch klinkt hier meer de raad van zijn ouders dan dat
Hans hiermee een realistisch beeld geeft van de activiteiten die hem in botsing brengen met
de politie. Zijn crimineel CV laat in elk geval zien dat hij daarnaast ook nog steeds op pad
gaat om in te breken en mensen te overvallen. Hij zegt het puur voor het inkomen te doen
en piekert niet over stoppen: 'Ja, als ik miljonair ben! (...) Zonder doorgaan is er geen geld.
En ja, ik krijg moeilijk werk nu bij een baas, omdat ik al vier jaar heb gezeten – en voor
hele erge delicten – dus ander werk, dat gaat heel erg moeilijk worden voor mij. [Echt
stoppen is geen optie?] Juist. Als het ware geen keus.’
Zijn hoofdmotief is geld. Zodra hij vrij is moet hij meteen flink geld hebben. Een beetje
schilderen en een klein inkomen boeit hem niet. Daarnaast is het echter opvallend dat hij
maar zeer betrekkelijk rationeel te werk gaat. Nog steeds hebben veel van zijn delicten (en
wellicht zijn hele levenshouding) ook een sterk emotioneel geladen karakter. Hij wil geld,
meteen, kan niet schelen hoe. Deels kan dit ook worden gezien als aspect van zich
voortdurend moeten bewijzen als stoere bink die lak heeft aan alles en iedereen.
__________________________________________
Ido Weijers en Diane van Drie zijn respectievelijk als hoogleraar en promovenda
verbonden aan het Willem Pompe Instituut van de Universiteit Utrecht
3