Content uploaded by Willy Vandeweghe
Author content
All content in this area was uploaded by Willy Vandeweghe on Apr 16, 2021
Content may be subject to copyright.
Modale partikels en vertaling
Willy Vandeweghe (voorheen Hogeschool Gent)
Dutch, like German, is characterized by its prolific use of modal particles, a
category which is much less present in languages like English and French.
This paper reports on the results of an investigation into the differences bet-
ween original Dutch and Dutch translated from English of French, for which
data from two parallel corpora were used. The hypothesis, that translated
Dutch has a lower density of modal particles, due to a lack of stimulus from
the source text, was not unequivocally borne out.
1. Inleiding: partikelrijke en partikelarme talen
Vanuit taaltypologie en contrastieve linguïstiek (CL) is al langer bekend dat er
talen zijn die kwistig gebruikmaken van adverbiale (en andere) partikels voor het
toevoegen van pragmatische betekeniselementen aan de zin, en andere die dat
veel minder doen. Het Nederlands en het Duits gelden binnen de West-Europese
talen als ‘partikelrijke’talen. Het ligt dan ook in de lijn der verwachtingen dat er
op dit front verlies optreedt wanneer uit het Nederlands vertaald wordt naar parti-
kelarmere talen als het Frans of het Engels. Voorts is het aannemelijk dat vertaald
Nederlands met deze talen als brontaal, een geringere partikelbezetting vertoont
dan origineel Nederlands, zeker wanneer het gaat over modale partikels waarvan
sowieso al aangenomen kan worden dat hun betekenisbijdrage meer in het prag-
matische vlak ligt.
1
In deze bijdrage worden enkele eerste onderzoeksresultaten voor de modale
partikels (MP’s) wel en maar gepresenteerd om deze hypothese te bevestigen of te
ontkrachten. De mogelijkheden voor het onderzoek naar dit soort verschillen in
taalgebruik zijn behoorlijk toegenomen doordat er steeds meer meertalige digita-
le corpora ter beschikking komen die ook Nederlands tekstmateriaal bevatten.
Voor we de geobserveerde fenomenen presenteren en op zoek gaan naar verkla-
ringen, is het nuttig iets te zeggen over meertalige corpora.
18
2. Nuttige corpora bij de omgang met meertaligheid
2.1 Soorten corpora voor vertaalwetenschap
Net als de contrastief linguïst kan de vertaalwetenschapper zijn profijt doen met
digitale corpora waarin een vergelijkingscomponent zit ingebouwd. Er zijn twee
soorten corpora die de vertaalwetenschap met name interesseren: parallelle en ver-
gelijkbare corpora (cf. Baker 1993, 1995, 1996). De parallelle of vertaalcorpora bevat-
ten teksten met hun vertaling. Om die bruikbaar te maken voor praktische doel-
einden –en ook voor onderzoek –is het belangrijk de vertaaleenheden aan elkaar
te koppelen, wat gebeurt met behulp van alignering. Daarbij worden corresponde-
rende zinnen, of vertaaleenheden op een lager niveau, aan elkaar gelinkt, waar-
door ze bij doorzoeking van het corpus samen gepresenteerd worden. Figuur 1 is
een voorbeeld van alignering in een tekst van een toeristische website (Vandewe-
ghe 2005, 169): het voorbeeld laat zien dat corresponderende zinnen uit origineel
en vertaling aan elkaar gekoppeld zijn. Dat gaat soms zin per zin, maar als de
volgorde verschilt, kan de koppeling chiastisch zijn (cf. F4-F5 // N5-N4). Ook
nulcorrespondentie is mogelijk, waarbij een zin in de ene taal geen corresponde-
rende zin heeft in de andere, maar die treffen we niet aan in het voorbeeld, even-
min als een-tot-veel- of veel-tot-eencorrespondentie.
Figuur 1 –Alignering
Vergelijkbare corpora bevatten teksten in eenzelfde taal, zowel origineel geschreven
als vertaalde teksten, die uit vergelijkbare tekstsoorten en genres afkomstig zijn,
of over vergelijkbare thema’s gaan, maar die verder niet corresponderen op het
micro-niveau.
Vaak zijn multilinguale corpora allebei: een parallel corpus dat gebalanceerd is,
dat wil zeggen waarin de geselecteerde teksten evenredig verdeeld zijn over tekst-
soorten en thema’s, en dat beide vertaalrichtingen omvat, is tegelijk ook een ver-
gelijkbaar corpus. Zo bevat een parallel corpus Engels-Nederlands/Nederlands-
Engels dat opgebouwd is uit romans en vertalingen ervan, zowel origineel NL (in
19
modale partikels en vertaling
de vertaalrichting EN) als vertaald NL (in de vertaalrichting NL). Die Neder-
landse teksten, vertaalde en originele, vormen dan een vergelijkbaar corpus,
dankzij het feit dat ze hetzelfde genre bestrijken.
Figuur 2 –Parallel en vergelijkbaar
2.2 Meertalige corpora met Nederlands als spiltaal: corpus-Niemegeers en
DPC
In het kader van haar contrastief-vertaalkundige studie van modale partikels heeft
Sofie Niemegeers (Gent) een parallel én (dus) vergelijkbaar corpus NE-EN/EN-NL
aangelegd, bestaande uit krantenartikels, fictioneel proza en theaterteksten. Hier-
onder worden enkele resultaten gepresenteerd op grond van een pilootstudie over
een gedeelte van dit corpus. Dit corpus is enkel voor onderzoeksdoeleinden toe-
gankelijk, in tegenstelling tot het door de TST-centrale van de Nederlandse Taal-
unie vrij te geven DPC, wat staat voor ‘Dutch Parallel Corpus’. Het gaat hierbij om
een parallel corpus Nederlands-Engels-Frans van tien miljoen woorden, tot stand
gekomen binnen het STEVIN-programma dat wordt gefinancierd door de Neder-
landse en Vlaamse overheden (http://www.stevin-tst.org). Dit programma was
erop gericht een impuls te geven aan de totstandkoming van technologische taal-
en vertaalvoorzieningen voor het Nederlands. Het parallelle corpus, geannoteerd
en op zinsniveau gealigneerd, heeft Nederlands als spiltaal.
2
Het is samengesteld
aan de KULeuven (campus Kortrijk) en het departement Vertaalkunde van de Ho-
geschool Gent, en wordt gepresenteerd in Paulussen e.a. (2006). Een website met
meer informatie is te vinden op http://www.kuleuven-kortrijk.be/dpc.
20
internationale neerlandistiek
3. Eigenschappen van vertaalde tekst
Traditioneel houdt de vertaalwetenschap zich bezig met de relatie tussen bron- en
doeltekst, om van daaruit inzicht te krijgen in de mechanismen die het vertaal-
proces –dat een keuzeproces is –beïnvloeden. Een typische uiting daarvan is de
belangstelling voor ‘verschuivingen’: aanpassingen in de vertaling waarbij afge-
weken wordt van een woord-voor-woord-weergave (bijvoorbeeld Ik ben hem niet
vergeten > I remember him; les habits que contenait ma valise > de kleren in mijn koffer, cf.
Vandeweghe 2005, 91-110). In de loop van de jaren ’70-’80 is het perspectief ech-
ter verschoven naar de ‘doel’-pool van de vertaalrelatie, en is er steeds meer be-
langstelling voor vertaling (het product) binnen de context waar ze deel van uit-
maakt, namelijk die van de doelcultuur (cf. Toury 1995). Het is vanuit die
verschuiving te verklaren dat de schijnwerper nu ook gericht werd op de vergelij-
king tussen vertaalde taal en originele taal.
Een eigenschap van vertaalde taal is dat die typische kenmerken vertoont als
gevolg van interferentie met de brontaal. De ‘intertaal’(interlanguage) die hier het
gevolg van is, wordt meestal negatief beoordeeld, wat tot uiting komt in de term
translationese. Het gaat daarbij om afwijkingen van het normale taalgebruik zoals
die worden aangetroffen in vertaalde teksten, en die te wijten zijn aan invloed van
de brontaal. Het kan gaan om fouten tegen lexicon of grammatica van de doeltaal
(cf. NL eventueel /FRéventuellement vs. EN eventually;FRlibrairie ‘boekhandel’vs. EN
library ‘bibliotheek’;NLraar ‘vreemd’vs. FR of EN rare ‘zeldzaam’; overdadig ge-
bruik van passieve constructies in NL vertaling uit het Engels .)
Die intertaal kan echter ook vanuit een meer neutraal standpunt bekeken wor-
den, als een gegeven dat inherent is aan vertaling. Er is nog niet veel onderzoek
naar gedaan, maar een mogelijke onderzoeksvraag in dat verband is: verschilt
vertaalde taal van niet-vertaalde taal op het punt van keuze van alternerende con-
structies? Voor het Engels is een dergelijke vergelijking gemaakt voor het gebruik
van het verbindingswoord that in bijzinnen: zoals bekend kent het Engels een
alternantie tussen (1a) en (1b):
(1a) He said that he was tired.
(1b) He said Ø he was tired.
In hun onderzoek zijn Olohan & Baker (2000) nagegaan of die alternantie ook te
maken kan hebben met de factor vertaling. Er blijkt inderdaad een significant
verschil te zijn tussen vertaald en origineel Engels, in die zin dat de constructie
met that verhoudingsgewijs heel wat frequenter is in vertaald Engels. Hoe dit te
verklaren is, is een andere vraag, maar er dienen zich een paar verklaringssporen
aan:
1. Het is een algemeen gegeven dat vertalers gemakkelijk hun toevlucht nemen
tot explicitering van zaken die in de brontekst impliciet blijven, gewoon omdat
21
modale partikels en vertaling
ze voor hun publiek zo helder mogelijk willen zijn. Een typisch voorbeeld
hiervan is de vertaling van culturele referenties, ook soms aangeduid als rea-
lia. Aangezien de doeltaallezer niet altijd geacht kan worden vertrouwd te zijn
met de cultuur waarin de brontekst tot stand gekomen is, kan de vertaler
oordelen dat explicitering noodzakelijk is. Voorbeeld: FR Le Monde wordt in
de NL vertaling: DE FRANSE KWALITEITSKRANT Le Monde. De constructie met
that is eveneens explicieter dan die zonder, zodat de keuze voor deze con-
structie gelinkt kan worden aan de neiging van vertalers om explicieter te
zijn dan gebruikelijk is in gewone, niet-vertaalde teksten.
2. In dit specifieke geval is de omgekeerde verklaring waarschijnlijker, nl. dat de
vertaler zich voor de Engelse constructie laat leiden door die in de brontaal:
de meeste talen (Spaans, Frans, Nederlands, …) hebben niet de alternantie
die het Engels heeft, dus in de aangeboden zin is een expliciet voegwoord
aanwezig dat de vertaler gewoon meeneemt in zijn Engels, een geval dus van
interferentie met de brontaal (in de niet-evaluatieve betekenis van de term, cf.
supra).
3. Een factor die bij vertaling ook speelt, is de tendens tot normalisering: de ten-
dens om zich te conformeren aan patronen en praktijken die typisch zijn voor
de doeltaal. Deze wat conservatieve, conformerende, houding ter vermijding
van risico kan de vertaler ertoe brengen voor de ‘meest verbreide’en dus
‘veiligste’constructie te kiezen. Het is een manier om translationese te vermij-
den, wat in sommige gevallen tot hypercorrectie kan leiden. Normalisering in
vertaling leidt tot terughoudendheid met creatieve nieuwvormingen. Zo bleek
uit een studie van woorden op –ish dat die in vertaald Engels minder voor-
kwamen dan in origineel Engels, waar termen als actorish or caterpillarish wel
kunnen. Omgekeerd echter waren er meer kleurnamen op –ish in het ver-
taalde Engels, en dat dan ten koste van de meer idiomatische kleurensynonie-
men van het type hazel (Olohan 2004: 108-122). Minder negatief geconno-
teerde termen voor ‘normalisering’zijn ‘idiomatisering’en ‘naturalisering’.
Daarmee doelt men meer op de aanpassing die voortvloeit uit de tendens bij
vertalers om zich te conformeren aan wat zij beschouwen als de typische pa-
tronen, idiomen en normen die gelden in de doeltaal, volgens 'the law of
growing standardization' (Toury 1995, 267-274).
Het onderzoek naar that / Ø illustreert dat vergelijkbare corpora de onderzoeker in
staat stellen originele en vertaalde taal als variëteiten met elkaar te vergelijken.
Vertalingen worden binnen deze context wel eens gekwalificeerd als een third
code, een tussenvorm (hybride) waarvan de taalkenmerken zich onderscheiden van
zowel bron- als doeltaal (Frawley 1984).
Het onderzoek van deze third code wil dus te weten komen wat de kenmerken
zijn van de taalvariant die eigen is aan vertalingen, hoe die kenmerken gespreid
zijn, en met welke relatieve frequentie ze voorkomen. Deze benadering heeft ge-
22
internationale neerlandistiek
leid tot een onderzoeksprogramma waarbij men zich toespitst op vertaaluniversalia.
Hiermee zijn universele kenmerken bedoeld van vertaalde teksten (in welke doel-
taal ook), kenmerken dus die gelden onafhankelijk van de brontaal die aan de
vertaling ten grondslag ligt. Voorbeelden: vereenvoudigingen, inkorten van zin-
nen, opheffen van dubbelzinnigheid, toevoegen van expliciterende informatie,
vermijden van herhalingen, simplificatie. De vergelijking van taalvariëteiten biedt
indirect inzicht in vertaalbeslissingen door de vertaler(s).
4. Vertaalkundige corpusstudie naar Nederlandse modale partikels
4.1 Pilootstudie van Niemegeers (2007)
Voor het Nederlands zijn nog maar weinig resultaten voorhanden van onderzoek
waarin origineel en vertaald NL vergeleken wordt. Niemegeers (2007) doet ver-
slag van een pilootstudie ondernomen in het kader van haar doctoraatsproject
waarin ze nagaat hoe de modale partikels zich gedragen in een vertaalcontext:
zowel bij vertaling van NL in het EN –partikelarm, net als het FR –als in de
vergelijking tussen vertaald (VN) en origineel Nederlands (ON). Eerst een voor-
beeld:
(2a) NL Luister maar. (maar [ter verzachting van?] imperatief)
(2b) EN You better listen.
(3a) Wie denken jullie wel dat jullie zijn? (wel [als markering van een] retori-
sche vraag)
(3b) Who do you think you are?
In voorbeeld (2) correspondeert met het NL partikel geen EN partikel, maar de
hele zin wordt weergegeven door een constructie met het bijwoord better. In voor-
beeld (3) is er nul-correspondentie: geen spoor van NL wel in het Engels. Toch
krijgt het partikel soms een vertaalcorrespondentie met partikel, zoals EN just
voor NL maar in voorbeeld (4):
(4) Vertel maar. (NL bronzin uit het corpus)
‘Just tell me.’(EN vertaling uit het corpus)
Het corpus van Niemegeers –voor deze pilootstudie samengesteld op basis van
fictioneel proza en theaterteksten –is tegelijk parallel (en bidirectioneel: EN->NL
en NL->EN) en vergelijkbaar: de NL bronteksten voor de EN vertaling vormen een
vergelijkingscorpus voor de teksten in vertaald NL. Tabel 1 geeft de cijfers van het
voor de pilootstudie gebruikte deelcorpus:
23
modale partikels en vertaling
Vertaalrichting NL-EN EN-NL
Totaal aantal woorden 703.675 617.216
Subcorpus 'theaterstukken' 253.946 299.309
Subcorpus 'romans' 449.729 317.907
Tabel 1: aantal woorden uit het corpus ingezet voor de pilootstudie
De vergelijking tussen VN en ON leverde op dat het totale aantal voorkomens van
de MP’smaar en wel opmerkelijk hoger ligt in VN dan in ON. De cijfers worden
gegeven in tabel 2:
VN Aantal
per 10.000 wdn
ON Aantal
per 10.000 wdn
Totaal aantal woorden 308.737
(47 %)
347.850
(53 %)
MP maar 546 18 402 12
MP wel 718 23 468 13
Tabel 2: aantal voorkomens van maar en wel in VN en ON
Het mogelijke interferentie-effect bij elementen die typisch zijn voor een bepaalde
taal –zoals de modale partikels in het NL –is door Tirkkonen-Condit (2004, 177-
8) geformuleerd als de Unique Items Hypothesis.‘Unieke items’zijn lexicale of
grammaticale elementen die specifiek zijn voor een taal, en ontbreken in andere
talen. Die hypothese voorspelt dat door het gebrek aan beschikbare tegenhangers
en dus stimuli in de brontaal dergelijke elementen minder vaak in de vertaling
zullen opduiken:
Every language has linguistic elements that are unique in the sense that they
lack straightforward linguistic counterparts in other languages. [...] Since they
are not similarly manifested in the source language, it is to be expected that
they do not readily suggest themselves as translation equivalents, as there is no
obvious linguistic stimulus for them in the source text [...] In other words,
linguistic elements that are ‘unique’in this sense would have lower frequen-
cies in translated texts than in originally produced texts (Tirkkonen-Condit
2004, 177-178).
Het markante nu is dat we net het omgekeerde vaststellen bij de MP’s in Neder-
lands dat uit het EN vertaald is. Een mogelijke verklaring moet wellicht gezocht
worden in de normaliseringstendens bij vertaling: juist omdat de vertaler weet dat
partikels bijdragen tot de idiomatiek van het NL, kan hij/zij geneigd zijn wat gul-
ler met partikels te strooien dan het geval zou zijn in originele taal, in een reactie
24
internationale neerlandistiek
van distantiëring ten opzichte van de partikelarme brontaal. Voor de omgekeerde
vertaalrichting geven de cijfers van Niemegeers (2007) wel een effect dat als het
correlaat van het Unique Items-principe gezien kan worden: hoe partikelarm ook,
toch blijkt vertaald Engels (VE) significant meer gebruik te maken van de zeld-
zaam voorhanden MP-equivalenten, in dit geval het EN just als vertaling voor NL
maar. Dat dit significant meer voorkomt in VE lijkt nog maar eens te wijzen op
brontaalinterferentie: de aanwezigheid van een stimulus in de bron bevordert het
gebruik van bepaalde items in de doeltaal.
Bij deze resultaten moeten we de volgende relativerende opmerking maken: het
gaat om een al met al beperkt corpus van 1,3 miljoen woorden, waarvan het Ne-
derlandse deel (vertaald en origineel) een goede 600.000 woorden beslaat
(656.587), met bovendien een beperkte representativiteit qua taalparen (enkel
EN-NL) en genre: louter fictionele teksten. Om na te gaan of deze cijfers en ver-
houdingen bevestigd worden door ander materiaal, is gebruikgemaakt van voor-
lopig vrijgegeven DPC-materiaal, met Nederlandse, Engelse en Franse data.
4.2 Resultaten uit prerelease DPC
4.2.1 Materiaal en werkwijze
Het corpus uit de DPC prereleases is qua omvang sterk vergelijkbaar met het cor-
pus-Niemegeers: een 1,3 miljoen woorden, waarvan het Nederlandse deel (ver-
taald en origineel) uit een goede 600.000 woorden bestaat (636.347).
Vertaalrichting NL-EN EN-NL NL-FR FR-NL TOTAAL
Totaal aantal woorden 1.288.131
Nederlands 145.677 206.002 95.106 191.897 638.682
Vreemde taal 157.237 198.950 102.590 193.007 651.784
Tabel 3: aantal woorden uit het DPC-corpus
Het DPC heeft echter twee voordelen ten opzichte van het corpus-Niemegeers:
behalve Engels bevat het ook Frans materiaal, en naast ‘literatuur’bevat het ook
andere tekstsoorten: administratieve teksten, instructieve teksten, teksten voor ex-
terne communicatie en journalistieke teksten.
Met ‘literatuur’worden zowel fictie (romans, korte verhalen) als non-fictie (es-
says, (auto)biografieën, populair-wetenschappelijke teksten) bedoeld. ‘Journalis-
tieke’teksten zijn interessant omdat het om levendige en –net als bij ‘literatuur’–
creatieve taal gaat. Een beperking hier is dat het in hoofdzaak om Belgisch mate-
riaal gaat, te weten de kwaliteitskranten De Morgen en De Standaard, en de week-
bladen Knack en Trends.‘Instructief’zijn vooral teksten uit handboeken voor appa-
25
modale partikels en vertaling
raten en software, procedurebeschrijvingen en dergelijke meer. ‘Administratief’
gaat vrij breed, van strikt administratieve teksten als jaarboeken, vergaderingsver-
slagen en zakelijke correspondentie, tot wetgeving, parlementaire debatten en
speeches van politici, die ook tot het zakelijke genre behoren. ‘Externe communi-
catie’ten slotte betreft documenten waarin organisaties, projecten en evenemen-
ten zich presenteren aan de buitenwereld, algemeen-informerende documenten,
promotiemateriaal, persteksten enz.
Voor dit kleine onderzoekje zijn dezelfde partikels onder de loep genomen als
in de pilootstudie van Sofie Niemegeers. Behalve naar Nederlands vertaald uit het
Engels is ook naar vertaling uit het Frans gekeken. Het meest toegankelijk zijn de
cijfergegevens over wel, omdat dit altijd een adverbiale status heeft (een uitzonde-
ring als wel en wee daargelaten), en zo goed als altijd een modale lading. Een zoek-
opdracht voor maar levert een rijke oogst op, maar die bevat in hoofdzaak attesta-
ties van het nevenschikkende voegwoord, wat voor het hier behandelde thema
niet ter zake doet. Omdat de woordsoort-tags in het door mij gebruikte zoekpro-
gramma ParaConc (Barlow 2002, 2008) in een query niet gespecificeerd konden
worden, heb ik hier met de hand een uitfiltering gemaakt om enkel de adverbiale
attestaties over te houden. In de bespreking beperk ik me tot de ruwe cijfergege-
vens, ook al omdat er uiteindelijk niet zoveel relevante attestaties overbleven. In
de cijfers die volgen, is ‘literatuur’apart genomen, omdat dat het best te vergelij-
ken is met dat van het corpus-Niemegeers.
4.2.2 Resultaten
Wordt het resultaat van de pilootstudie nu bevestigd door de DPC-data? Hier
moeten we nuanceren. Niemegeers constateerde dat de modale partikels frequen-
ter voorkwamen in vertaald Nederlands. In ons materiaal echter, samengevat in
tabel 4, geldt het omgekeerde, weliswaar met de uitzondering van Nederlands
met Engels als brontaal binnen de rubriek ‘literatuur’. Daar sluit de hoge ranking
op de lijst van frequente woorden (61e plaats) perfect aan bij de tendens in het
materiaal-Niemegeers. Bij adverbiaal partikel (modaal en scalair) maar (enkel
voor de vier niet-literaire tekstsoorten) is er tussen brontaal- en vertaald Neder-
lands nauwelijks verschil in frequentie: 52 hits voor EN>NL (op 80.071 woorden
is dat 0,064 % of 6 voorkomens per 10.000 woorden), 63 hits voor NL>EN (op
93.824 woorden, is dat 0,067 % of 6,7 per 10.000). Omdat zoals gezegd de adver-
biale gebruikswijzen van maar via ParaConc niet systematisch te isoleren zijn,
hebben we de tel- en rangschikkingsfunctie die dit programma bevat, enkel kun-
nen toepassen op het wel-materiaal. Die gegevens geven we weer in tabel 4.
26
internationale neerlandistiek
aantal woorden WEL Rang
Absol Absol Per
10.000
NL NL VT
N-E Adm 93.824 14.994 > 15.521 15 1,1 70 73
ExtC 36.353 > 39.965 18 0,5
Instr 13.060 > 14.195 11 0,8
Jour 29.417 > 31.137 75 2,5
Liter 51.853 51.853 > /56.419 48 0,9 97
TOT 145.677 145.677 > 157.237 167 1,1
# drs. Antoinet Brink,
secretaris IVN
+11.560
%7,9
E-N Adm 80.071 22.281 < 21.575 4 0,1 130 69
ExtC 14.164 < 14.143 7 0,5
Instr 10.045 < 9.832 1 0,1
Jour 33.581 < 32.688 38 1,1
Liter 125.931 125.931 < 120.712 238 1,8 61
TOT 206.002 206.002 < 198.950 288 1,4
# Abs +7.052
%3,5
N-F Adm 77.678 18.052 > 18.962 14 0,8 73 72
ExtC 23.466 > 27.119 14 0,6
Instr 5.501 > 5.625 1 0,5
Jour 30.659 > 32.191 68 2,2
Liter 17.428 17.428 > 18.693 23 1,3 80
TOT 95.106 95.106 > 102.590 120 1,3
# Abs +7.484
%7,8
F-N Adm 61.672 20.956 < 21.124 6 0,2 198 132
ExtC 25.494 < 26.707 12 0,4
Instr 283 < 317 - 0
Jour 14.939 < 15.098 10 0,6
Liter 130.225 130.225 < 129.761 110 8,5 135
TOT 191.897 191.897 < 193.007 138 0,7
# Abs -1.110
%0.5
Tabel 4 –DPC cijfergegevens over wel en totaal aantal woorden
Toelichting: de kolom in cursief geeft de cijfers voor het NL weer (als bron- of doeltaal), de
haken ‘<’en ‘>’duiden op de vertaalrichting. Met ‘rang’wordt verwezen naar de plaats in de
frequentierangschikking voor woorden. ‘+’en ‘-’wijzen op resp. ‘toename’en ‘vermindering’.
27
modale partikels en vertaling
Wat eventuele verschillen tussen de tekstsoorten betreft: meestal scoren Journal
en Liter het hoogst wat het aantal wel-tokens per 10.000 woorden betreft, met
Journal FR>NL als opvallende uitzondering, evenals (in mindere mate) Liter
NL>EN: slechts 0,9 wel-tokens per 10.000 woorden. Markant is dat voor Admin
het brontaal-Nederlands systematisch hoger scoort op densiteit van wel-voorko-
mens dan het vertaalde Nederlands: rond de 1 op 10.000 voor het brontaal-Neder-
lands, max. 0,2 op 10.000 voor de vertaalde variant. Het meest stabiel is de rang-
schikking voor Ext Comm: telkens in de buurt van 0,5 wel-voorkomens per
10.000, zowel in origineel als in vertaald Nederlands.
Er is overigens nog iets uitzonderlijks aan het FR>NL vertaald materiaal: we
noteren hier een netto vermindering van het aantal woorden in de vertaalslag.
Dat is iets wat ingaat tegen de algemene tendens bij vertalingen. In het standaard-
geval is de vertaling dan ook langer dan het origineel, wat de vertaalrichting ook
moge zijn, wellicht om de simpele reden dat vertalers als geboren ‘uitleggers’het
expliciteren in het bloed hebben.
3
De uitzonderlijke cijfers voor het FR>NL mate-
riaal kunnen overigens heel goed berusten op toeval: ze gelden alleen voor de
niet-literatuur, bij literatuur is er juist een verhoging van het aantal woorden. Dat
laatste strookt met mijn ervaring met literaire vertaalscripties waar ik kon obser-
veren dat FR>NL vertaling zo goed als altijd met een toename van het aantal
woorden gepaard gaat. Als verder onderzoek op ander materiaal echter een ten-
dens aan het licht zou brengen, dan moeten de hypotheses over de universaliteit
van het expliciteringsbeginsel bij vertaling danig bijgesteld worden.
5. Besluit
Wanneer we originele en vertaalde taal als twee variëteiten onderzoeken, iets wat
dankzij de corpusmethode op steeds representatievere basis kan gebeuren, dan
blijken er interessante verschillen uit de vergelijking. Er kan zeker niet zomaar
gezegd worden dat vertaald Nederlands, bij gebrek aan stimulus vanuit de bron-
taal, een lagere densiteit van modale partikels vertoont, zoals onze uitgangshypo-
these aangaf. Wanneer vanaf 2010 het integrale DPC-corpus beschikbaar is, en
wanneer ook andere corpora ter beschikking komen, zullen deze en andere hypo-
theses natuurlijk op veel ruimer materiaal getoetst kunnen worden, wat niet al-
leen de statistische waarde van de cijfergegevens zal verhogen, maar ook de zoek-
tocht naar verklaringen haalbaarder zal maken.
Noten
1. Voor focuspartikels als ook, enkel, pas heeft het Engels meestal wel een equivalent van
een vergelijkbare categorie (also, too, only), bij modale partikels (maar, eens, even) is dat
zelden het geval.
28
internationale neerlandistiek
2. Een deel van de data verwerkt in dit artikel werden geselecteerd uit het Dutch Parallel
Corpus.
3. ‘Explicitering’is een van de vertaaluniversalia (dit zijn kenmerken die eigen zijn aan
vertaling, ongeacht de talen die erbij betrokken zijn) waarover in de vertaalweten-
schappelijke literatuur het minst controverse bestaat.
Bibliografie
Baker, Mona, ‘Corpus linguistics and translation studies: Implications and applications.’
M. Baker et al. (red.), Text and Technology. In honour of John Sinclair. Amsterdam and Phila-
delphia, 1993, 233-250
Baker, Mona,‘Corpora in Translation Studies: An Overview and Some Suggestions for Fu-
ture Research’.Target, 7, 2 (1995), 223–43.
Baker, Mona, ‘Corpus-based translation studies: The challenges that lie ahead’. H. Somers
(ed.) Terminology, LSP, and Translation: Studies in language engineering, in honour of Juan C.
Sager. Amsterdam, 1996, 175-86.
Barlow, G. Michael, ‘ParaConc: Concordance Software for Multilingual Parallel Corpora’.
Proceedings of the Third International Conference on Language Resources and Evaluation. Workshop
on Language Resources in Translation Work and Research., Las Palmas, Spain, 2002, 20–24.
Barlow, G. Michael, ParaConc and Parallel Corpora in Contrastive and Translation Studies, Hous-
ton, 2008, 110.
Frawley, William, ‘Prolegomenon to a Theory of Translation.’W. Frawley (red.), Transla-
tion: Literary, Linguistic, and Philosophical Perspectives. London & Toronto, 1984, 159-175
Niemegeers, Sofie, ‘The Dutch modal particles maar and wel and their English correspon-
dences: evidence from a parallel and comparable corpus.’Lezing EST congress, Ljubljana
2007.
Olohan, Maeve, Introducing Corpora in Translation Studies. London/New York, 2004.
Olohan, Maeve & Mona Baker, ‘Reporting that in translated English: Evidence for subcon-
scious processes of explicitation?’Across Languages and cultures 1/2(2000), 141-158.
Tirkkonen-Condit, S. ,.‘Unique items: over- or under- represented in translated language?’
Translation Universals: Do they exist?, A. Mauranen and P. Kujamaki. Amsterdam/ Philadel-
phia, 2004, 177-186.
Toury, Gideon, Descriptive translation studies and beyond. Amsterdam/Philadelphia, 1995.
Paulussen, Hans et al., ‘Dutch Parallel Corpus: a multifunctional and multilingual corpus’.
Cahiers de l'Institut de Linguistique de Louvain, CILL, Louvain-La-Neuve, 32.1-4 (2006), 269-
285
Vandeweghe, Willy, Duoteksten. Inleiding tot vertaling en vertaalstudie. Gent, 2005 (gereviseerde
3e druk: 2008).
29
modale partikels en vertaling