In deze studie werd een nieuwe persoonskaart ontwikkeld waarmee revelante informatie kan worden verzameld die nodig is om het risico in te schatten of een solistische dreiger zal overgaan tot geweld. Tevens kan op basis van de informatie worden beslist welke (preventieve) maatregelen nodig zijn om overlast en dreigingen te stoppen.
In het onderzoek stonden negen onderzoeksvragen centraal.
Onderzoeksvraag 1 onderzocht welke factoren samenhangen met geweld dat gepleegd wordt door solistische dreigers en welke risicofactoren voorspellend zijn.
Een meerderheid van de solistische dreigers lijdt aan een psychotische stoornis in combinatie met andere stoornissen, zoals persoonlijkheidstoornissen, middelenmisbruik, fixatie op de bedreigde en sociale isolatie. Deze risicofactoren verhogen de kans op gewelddadig gedrag. Tevens blijkt uit justitiële gegevens dat solistische dreigers vaak al eerder met politie en justitie in aanraking zijn gekomen, meestal voor stalking in de privésfeer of van publieke personen en voor gewelddadig gedrag.
Onderzoeksvraag 2 onderzocht welke factoren het risico op waarschijnlijk geweld kunnen verminderen.
Risicofactoren kunnen op een continuüm worden geplaatst. Aan de ene kant vormt de factor een buffer of beschermer tegen geweld, aan de andere kant faciliteert de factor gewelddadig gedrag. Beschermende factoren zijn een beschermend sociaal netwerk, een positieve houding tegenover behandeling en zorg, adequate sociale vaardigheden, dagbesteding en een stabiele woonomgeving. Risicofactoren voor gewelddadig gedrag zijn ondermeer persoonlijkheidsstoornissen, middelenmisbruik, medicatie-ontrouw, impulsiviteitstoornissen en vijandigheid.
In onderzoeksvraag 3, 4 en 5 werd onderzocht wat risicofactoren meten, hoe deze instrumenten worden toegepast in de praktijk en wat bekend is over de psychometrische kwaliteiten.
De risicotaxatie-instrumenten die in dit onderzoek werden onderzocht, meten het risico op toekomstige gewelddadige, seksuele en algemene recidive. Vijftien risicotaxatie-instrumenten, zoals de HCR-20, HKT-30, DROS, SVR-20, SORAG en ODARA werden bestudeerd. Uit empirische studies kwam naar voren dat de predictieve validiteit van de 15 instrumenten acceptabel tot goed was. Deze instrumenten zijn bedoeld om – meestal in combinatie met het klinisch oordeel van de behandelaar - de kans op recidive van delinquenten die bij justitie en de hulpverlening bekend zijn te beoordelen. Het gebruik van deze instrumenten bij solistische dreigers is veel moeilijker omdat in de meeste gevallen weinig informatie beschikbaar is.
Het betrekken van deze instrumenten in dit onderzoek had als doel relevante risico- en beschermende factoren te inventariseren.
In onderzoeksvraag 6 werd gepeild welke onderdelen uit risicotaxatie-instrumenten geschikt waren voor het ontwikkelen van de nieuwe persoonskaart.
In de eerste fase van het empirisch onderzoek werd aan de hand van een checklist in 12 persoonskaarten gekeken welke risicofactoren direct gerelateerd aan gewelddadig gedrag het vaakst bij solistische dreigers met een persoonlijke aanpak werden aangetroffen. Naast risicofactoren werd ook gekeken naar beschermende factoren voor gewelddadig gedrag. Uit het onderzoek kwamen een aantal factoren naar voren die direct gerelateerd waren aan gewelddadig gedrag bij solistische dreigers, namelijk psychiatrische stoornissen zoals psychotische kenmerken (wanen en hallucinaties), persoonlijkheidskenmerken, meer in het bijzonder cluster-B persoonlijkheidsstoornissen (antisociaal, narcistisch, borderline en theatraal), gedragskenmerken en attitudes (zoals verwarde spraak en ongepaste toenadering tot de bedreigde) en factoren die in verband staan met voorwaarden en behandeling, zoals het zich onttrekken aan behandeling en het niet naleven van de justitiële voorwaarden.
In onderzoeksvraag 7 werd gekeken welke andere relevante factoren die niet direct samenhangen met gewelddadig gedrag geschikt zijn voor het ontwikkelen van de nieuwe persoonskaart.
Aan de hand van 30 persoonskaarten werd in de tweede fase van het empirisch onderzoek onderzocht of er nog andere relevante factoren aanwezig waren in de persoonskaarten van solistische dreigers die niet rechtstreeks gerelateerd zijn aan gewelddadig gedrag, maar toch een rol kunnen spelen in het tot stand komen of verminderen van gewelddadig gedrag. Uit het onderzoek bleek dat onder andere sociale isolatie, de afwezigheid van een beschermend sociaal netwerk en de afwezigheid van een dagbesteding, bij sommige solistische dreigers een verhoogd risico vormen voor gewelddadig gedrag.
Om de risicofactoren en andere relevante factoren begrijpelijk te maken voor deskundigen die geen of nauwelijks psychologische of psychodiagnostische kennis hebben, werden de factoren in de persoonskaart op een niet klinische manier omschreven (onderzoeksvraag 8).
De factor psychotische kenmerken werd omschreven als: “Is er sprake van een incoherent, moeilijk te volgen verhaal? Is er sprake van een buitensporige hoeveelheid communicatie? Ziet, hoort, denkt, voelt de persoon zaken die niet realistisch zijn? Is er sprake van verwardheid en/of psychische problemen? Is er sprake van grote boosheid, woede of frustratie?”
De factor persoonlijkheidskenmerken werd omschreven als: “Is er sprake van emotionele stabiliteit? Is er sprake van depressieve gevoelens en/of zelfmoordgevoelens? Is er sprake van grote boosheid, woede of frustratie?”
De factoren gedrag en attitude werden geoperationaliseerd als: “Is er sprake van doodsbedreigingen? Is er sprake van dreigementen met extreem of onrealistisch geweld? Is er sprake van eerder stalking gedrag ten aanzien van de (ex-)partner? Is er sprake van impulsief reageren? Ook voor de factoren voorwaarden en behandeling, relaties en arbeid en woonsituatie werden narratieve omschrijvingen gebruikt.
Onderzoeksvraag 9 had betrekking op de structuur en inhoud van de nieuwe persoonskaart.
De nieuwe persoonskaart kwam tot stand via literatuurstudie, het bestuderen van persoonskaarten van solistische dreigers en de waardevolle input van de KLPD-medewerkers die de persoonskaart zullen gebruiken. De structuur van de persoonskaart laat toe dat ze gemakkelijk en efficiënt kan worden gebruikt. De meest recente mutatie is zeer belangrijk en verschijnt daarom altijd als eerste; daarna verschijnen eerdere mutaties die al bekend zijn bij de KLPD.
In het onderdeel melding bij PDM wordt een onderscheid gemaakt tussen communicatievormen en toenaderingsvormen. In het kader van het nemen van (preventieve) maatregelen is het belangrijk om de aard van de communicatie te kennen (o.a., e-mail, internet, brief) en of er al dan niet fysieke toenadering heeft plaatsgevonden tot de bedreigde. In de persoonskaart zijn ook rubrieken die informatie verschaffen over de herkomst van de informatie. Hiermee worden ondermeer de verschillende politiesystemen bedoeld die om veiligheidsredenen niet in het rapport worden vermeld. Ook is hier informatie te vinden over de beslissingen die PDM heeft genomen. PDM maakt al geruime tijd gebruik van de Stalking Risk Profile (SRP) wat ondersteuning biedt voor het beoordelen van de ernst en waarschijnlijkheid dat een stalker of solistische dreiger zal toeslaan. Dit instrument maakte geen onderdeel uit van het empirisch onderzoek.
Figures - uploaded by
Stefan BogaertsAuthor contentAll figure content in this area was uploaded by Stefan Bogaerts
Content may be subject to copyright.