Content uploaded by Juliette Walma van der Molen
Author content
All content in this area was uploaded by Juliette Walma van der Molen on Dec 06, 2016
Content may be subject to copyright.
Eindrapportage VTB Attitude Monitor
Oktober 2007
De ontwikkeling van een attitude-instrument op het gebied van
wetenschap en techniek voor leerlingen in het basisonderwijs
Juliette Walma van der Molen
To cite this reference:
Walma van der Molen, J.H. (2007). De ontwikkeling van een attitude-instrument op het
gebied van wetenschap en techniek voor leerlingen in het basisonderwijs. Den Haag:
Platform Bèta Techniek.
Eindrapportage Attitude Monitor 2
Inhoudsopgave
1. Introductie blz. 3
2. De ontwikkeling van de attitude monitor blz. 4
3. Opzet van het evaluatieonderzoek op scholen blz. 6
4. Resultaten blz. 7
4.1 Resultaten attitudeschalen blz. 7
4.2 Resultaten attitude van leerlingen blz. 13
5. Conclusie blz. 16
Bijlage 1 blz. 18
Bijlage 2 blz. 26
Eindrapportage Attitude Monitor 3
1. Introductie
Voor u ligt een rapport dat gemaakt is ter gelegenheid van de afsluiting van het eerste driejarig
VTB programma. Dit programma begon haar eerste tranche binnen het Nationaal Actieplan VTB
drie jaar geleden met 92 scholen, verspreid over de regio’s Haaglanden, Friesland, Rotterdam-
Rijnmond en Midden Limburg. Achtergrond bij het programma VTB was de ambitie om techniek
een structurele plek te geven in het basisonderwijs. Dit op basis van twee motieven. Ten eerste
omdat techniek bij uitstek een middel is om een eigentijdse, aantrekkelijke en motiverende
leeromgeving voor kinderen te creëren. En ten tweede omdat het belangrijk is dat kinderen een
realistisch beeld krijgen over wat de betekenis van techniek en technologie is voor de
maatschappij, zodat een eventuele keuze voor techniek in het vervolgonderwijs een interessante
en volwaardige optie wordt.
De ambitie werd vertaald naar een Nationaal Actieplan VTB 2004-2010. Kern van dit plan
was en is dat op nationale schaal, duurzaam en structureel invulling wordt gegeven aan techniek
op de basisschool. Basisscholen kunnen ondersteuning krijgen bij het integreren van techniek in
het dagelijks onderwijs. Als apart vak of geïntegreerd in andere vakken, maar in ieder geval als
een uitdagende leeromgeving, waarin praktische competenties van kinderen en prestaties op het
gebied van techniek zouden kunnen groeien. Aanname daarbij was dat deze grotere aandacht
voor techniek in het basisonderwijs een essentiële voorwaarde is voor het ontwikkelen van een
positieve attitude ten aanzien van techniek bij leerlingen.
De ontwikkeling van een positieve attitude ten aanzien van techniek is belangrijk omdat
het de kans op een keuze voor een technische of natuurwetenschappelijke richting binnen het
vervolgonderwijs vergroot. Meisjes verdienen hierbij speciale aandacht. Maar ook als een kind de
keuze voor een technische vervolgopleiding zelf niet maakt, speelt een positieve attitude een
belangrijke rol bij het plezier dat beleefd wordt aan techniek en het maatschappelijk belang dat
aan techniek in de samenleving wordt gehecht.
Binnen het programma VTB is dan ook besloten om de attitude van leerlingen ten
aanzien van techniek te meten, en wel bij zo veel mogelijk scholen die drie jaar geleden
begonnen aan de implementatie van techniek in hun onderwijs. Tot nu toe werd ieder jaar aan de
directies van scholen gevraagd om een zelfrapportage in te vullen over de vorderingen en
mogelijke knelpunten bij de integratie van techniek in hun onderwijs. Eén van de einddoelen voor
VTB-scholen is echter dat ook bij de leerlingen vorderingen worden bijgehouden op het gebied
van techniek. Omdat scholen vrij zijn in de aanpak die zij kiezen voor de verbreding van techniek
in hun onderwijs, is het lastig om daartoe een instrument te ontwikkelen dat overkoepelend als
monitor gebruikt kan worden om de geleerde concepten bij kinderen vast te stellen. Bovendien is
het zo dat een positieve houding of attitude van kinderen ten opzichte van techniek over het
algemeen wordt gezien als noodzakelijk en achterliggend bij de ontwikkeling van een bredere
kennis en bij voornemens om meer voor techniek te kiezen. Scholen kozen daarom tot nu toe af
Eindrapportage Attitude Monitor 4
en toe voor een interessemeting ontwikkeld door het Cito, maar deze interessemeting gaat
slechts in op een klein deel van het aspect “attitude ten opzichte van techniek” en op veel scholen
bleef een evaluatie onder leerlingen tot nu toe uit.
Om bovengenoemde redenen is besloten om voor de eindevaluatie van tranche 1 een
attitude-instrument te ontwikkelen dat op meerdere dimensies zou meten wat de attitude is van
leerlingen ten opzichte van techniek. Daarnaast werd besloten om op dezelfde wijze de attitude
van leerlingen ten opzichte van wetenschap te meten. Dit laatste werd gedaan op basis van
internationale wetenschappelijke literatuur over een bredere invulling van attitudes towards
science en een voortschrijdende discussie over het belang van het verbreden van de aandacht
voor (bèta) techniek naar de aandacht voor wetenschap en techniek, met daarbij een focus op
een onderzoekend-leren houding die bij leerlingen zou moeten worden gestimuleerd. De validiteit
en betrouwbaarheid van de attitudevragenlijst die werd ontwikkeld wordt in dit rapport
beschreven. Vervolgens zullen de resultaten worden beschreven van de attitudemeting onder de
1570 leerlingen die deelnamen aan deze eerste afname van de monitor ter afsluiting van tranche
1. Hoewel scholen niet verplicht waren om mee te doen aan deze monitor, nam een groot deel
van de scholen deel en de overkoepelende resultaten en de resultaten per school zijn dan ook
gebruikt voor intervisies met de scholen. Zoals duidelijk zal worden, heeft de studie geleid tot de
ontwikkeling van een solide en betrouwbaar instrument om de attitude van leerlingen ten opzichte
van techniek én wetenschap vast te stellen. Het instrument zal dan ook in de toekomst bij
volgende tranches als monitor worden gebruikt.
De vragenlijst werd ontwikkeld door J. Walma van der Molen, S. Wiegerinck, en E.
Rohaan. De afnames onder leerlingen werden voor een groot deel uitgevoerd door PABO-
studenten. De aansturing daarbij werd verzorgd door S. Wiegerinck. Dataverwerking en
rapportage werden gedaan door J. Walma van der Molen.
2. De ontwikkeling van de attitudemonitor
In de wetenschappelijke literatuur wordt het begrip attitude gezien als een interne, persoonlijke,
psychologische neiging om een bepaald construct of object positief of negatief te evalueren.
Deze persoonlijke neiging kan kortere of langere tijd aanhouden en kan bestaan uit cognitieve,
affectieve of gedragsmatige componenten. De cognitieve component van het begrip attitude
bestaat uit gedachten of opvattingen over een bepaald construct. De affectieve component
bestaat uit gevoelens en stemmingen, terwijl de gedragsmatige component bestaat uit
daadwerkelijk gedrag of de intentie om iets te gaan doen ten aanzien van het object van attitude.
Zo kan bijvoorbeeld een positieve attitude ten opzichte van leren bestaan uit gedachten of
opvattingen over het belang van leren voor een goede baan of toekomst, persoonlijke gevoelens
Eindrapportage Attitude Monitor 5
van plezier in leren of daadwerkelijk gedrag in de vorm van hard studeren of het voornemen om
een studie te gaan volgen.
Binnen de sociale psychologie wordt attitude van oudsher gezien als één van de
belangrijkste drijfveren bij tal van processen, gerelateerd aan motivatie en interesse. De
afgelopen jaren is in aansluiting daarop ook binnen de literatuur op het gebied van
wetenschapseducatie de aandacht voor het begrip attitude sterk toegenomen. De manier waarop
attitude wordt gemeten is echter vaak niet eenduidig en tot nu toe ontbrak het aan een
geïntegreerd instrument dat ingaat op alle in bovengenoemde definitie opgenomen dimensies
(gedachten, gevoelens en (voorgenomen) gedrag) van het begrip attitude. In de huidige opzet
van de attitude monitor VTB werd daarom onder een attitude ten opzichte van wetenschap en
techniek een set van gedachten, gevoelens en gedragingen verstaan, die ingaat op: (a) de eigen
gedachten over genderverschillen op het gebied van wetenschap en techniek, eigen opvattingen
over het moeilijkheidsniveau van wetenschap en techniek en eigen opvattingen over het belang
van wetenschap en techniek voor de samenleving, (b) gevoelens van eigen plezier of interesse in
wetenschap en techniek en (c) eigen voornemens om meer te gaan leren over wetenschap en
techniek of later een baan in die richting te zoeken.
Mede op basis van eerdere schalen (zoals De Techniek Vragenlijst en de PATT) en
recente inzichten uit de literatuur over attitude ten opzichte van wetenschap en techniek werd een
vragenlijst samengesteld die allereerst bestond uit vragen over achtergrondkenmerken (school,
leeftijd, sekse, verwachte middelbare schoolniveau) en een vraag over de frequentie van techniek
in de klas. Vervolgens bestond het eerste deel van de monitor uit vragen over alleen techniek.
Daarbij werd eerst de kennis van leerlingen gemeten over wat techniek kan inhouden. Deze
kennis werd gesplitst in (a) een traditionele opvatting over techniek, waarbij leerlingen konden
aangeven in welke mate zij vinden dat techniek bijvoorbeeld te maken heeft met het bewerken
van materialen of het omgaan met machines, en (b) een bredere opvatting over techniek met
daarin ook wetenschappelijke elementen, waarbij leerlingen konden aangeven in welke mate zij
vinden dat techniek te maken heeft met bijvoorbeeld het bedenken van oplossingen of nieuwe
ideeën. Ten tweede werden de stereotype opvattingen die leerlingen kunnen hebben over
techniek vastgesteld. Voorbeelden daarvan zijn of leerlingen vinden dat jongens meer weten over
techniek dan meisjes en of jongens beter met computers kunnen omgaan dan meisjes. Ten
derde werd gemeten in hoeverre leerlingen techniek moeilijk vinden. Ten vierde werd onderzocht
wat het maatschappelijke belang is dat leerlingen toeschrijven aan techniek voor de samenleving
en de economie. Ten vijfde werd gevraagd naar het plezier dat leerlingen beleven aan techniek.
En als laatste werd onderzocht in welke mate leerlingen verwachten dat zij later een technische
opleiding of baan zullen kiezen.
In het volgende deel van de attitudemeting onder leerlingen werd onderzocht wat hun
opvattingen zijn over wetenschap. Hoewel in het kader van het programma VTB niet specifiek
aan scholen is gevraagd om aandacht te besteden aan een bredere wetenschapsopvatting, gaan
Eindrapportage Attitude Monitor 6
wij ervan uit dat een onderzoekend leren houding gestimuleerd zou moeten worden bij de
integratie van techniek in het basisonderwijs en dat deze houding ook een positievere attitude ten
aanzien van onderzoek, uitvinden, of het belang van wetenschap voor de samenleving zou
kunnen stimuleren. De vragenlijst over wetenschap werd zoveel mogelijk gekoppeld aan de
dimensies die werden onderzocht voor techniek. Daarom werd in het tweede deel van de
attitudemeting ten eerste gevraagd naar de kennis van leerlingen over wat wetenschap kan
inhouden (onderzoek doen, dingen uitpluizen, proefjes doen, werken in een laboratorium, e.d.).
Daarnaast werd, net als bij de vragen over techniek, gevraagd naar de stereotype opvattingen die
leerlingen kunnen hebben over wetenschap (bijvoorbeeld: jongens zijn betere onderzoekers dan
meisjes), naar de inschatting of wetenschap moeilijk is, naar het maatschappelijke belang dat
leerlingen toeschrijven aan wetenschap voor de samenleving en voor de economie, naar het
plezier dat leerlingen beleven aan wetenschap (zoals dingen zelf uitpluizen, onderzoeken, of
uitvinden) en naar de mate waarin leerlingen verwachten dat zij later een wetenschappelijke
opleiding of baan zullen kiezen.
Alle aspecten uit de attitudemeting werden gemeten aan de hand van verschillende
vragen waarbij leerlingen hun mening konden geven op een schaal die liep van 1 tot 4 (1 =
helemaal niet mee eens, 2 = niet mee eens, 3 = mee eens, 4= helemaal mee eens). De
oorspronkelijke vragenlijst is opgenomen in Bijlage 1.
3. Opzet van het evaluatieonderzoek op scholen
Voor het eerst werd binnen het programma VTB door leerlingen uit de groepen 8 (en wanneer
sprake was van combinatiegroepen ook de leerlingen uit groep 6 of 7) zelf een uitgebreide
vragenlijst ingevuld waarin aan de hand van verschillende aspecten hun attitude ten aanzien van
techniek en wetenschap werd gemeten. Zoals in de introductie gesteld, namen aan de eerste
VTB tranche 92 scholen deel, verspreid over de regio’s Haaglanden, Friesland, Rotterdam-
Rijnmond en Midden Limburg. De regio Midden Limburg heeft niet aan het hier beschreven
monitor onderzoek deelgenomen, maar op een andere manier invulling gegeven aan de
eindevaluatie. Uit de overige drie regio’s namen in totaal uiteindelijk 60 scholen deel aan de
monitor met in totaal 1570 leerlingen (786 jongens en 784 meisjes). Verreweg de meeste
leerlingen kwamen uit groep 8 (1140), maar omdat sommige scholen werken met
combinatiegroepen, namen ook leerlingen uit groep 7 (388) en een aantal leerlingen uit groep 6
(42) deel.
De vragenlijsten werden op iedere school klassikaal afgenomen, voornamelijk door PABO
studenten. Deze mensen maakten zelf afspraken met de betreffende scholen uit hun regio en
kregen vooraf een kort protocol met instructies voor de afname en met antwoorden op mogelijke
vragen van kinderen naar aanleiding van het invullen van de vragenlijst. Per klas en school
Eindrapportage Attitude Monitor 7
werden de vragenlijsten gebundeld en verstuurd naar een data-invoer bureau. De door dat
bureau aangeleverde ruwe gegevens werden vervolgens omgezet naar SPSS voor verdere
dataverwerking.
4. Resultaten
4.1 Resultaten attitudeschalen
In dit deel van het rapport zullen eerst de resultaten voor wat betreft de validiteit en
betrouwbaarheid van het meetinstrument worden beschreven. Zoals gesteld, werden op basis
van een definitie van attitude die ingaat op een set van gedachten, gevoelens en (voorgenomen)
gedrag verschillende dimensies van attitude ten opzichte van techniek of wetenschap in de
vragenlijst opgenomen. Middels factoranalyses (Principale Componenten Analyse met varimax
rotatie) werd onderzocht of deze dimensies inderdaad terug te vinden waren en of de vragen die
bedoeld waren te laden op iedere dimensie ook daadwerkelijk bij die dimensie pasten.
Opgemerkt dient te worden dat de gebruikte vragenlijst een eerste versie was. Zoals in het
vervolg van het rapport duidelijk zal worden, bleken een aantal vragen bij nader inzien niet goed
geformuleerd of niet goed begrepen door leerlingen. Deze vragen zijn dan ook voor latere
analyses verwijderd. De meeste items uit de vragenlijst voldeden echter goed aan de
verwachtingen en vormden de veronderstelde factorstructuur. Hieronder worden allereerst de
resultaten voor het deel over techniek beschreven.
Techniekdeel
Zoals te zien in de oorspronkelijke vragenlijst die is opgenomen in Bijlage 1, werden 11 vragen
gesteld over de kennis die leerlingen hebben over wat onder techniek kan worden verstaan. Deze
vragen werden onderverdeeld in vragen die ingaan op een traditionele opvatting over techniek,
waarbij leerlingen konden aangeven in welke mate zij vinden dat techniek bijvoorbeeld te maken
heeft met het bewerken van materialen of het omgaan met machines, en vragen die ingaan op
een bredere opvatting over techniek met daarin ook wetenschappelijke elementen, waarbij
leerlingen konden aangeven in welke mate zij vinden dat techniek te maken heeft met
bijvoorbeeld het bedenken van oplossingen. Zeven van deze 11 vragen bleken goed in twee
factoren met een Eigenwaarde > 1 te kunnen worden onderverdeeld. De overige vragen hadden
lage ladingen op beide factoren of cross-ladingen. Waarschijnlijk omdat zij moeilijk werden
gevonden (zoals in het geval van “modellen maken”) of anders werden geïnterpreteerd (zoals in
het geval van “knutselen”). De twee factoren (Techniek Traditioneel en Techniek
Wetenschappelijk) verklaren samen 52,61% van de variantie. Bij de eerste factor horen de items
Eindrapportage Attitude Monitor 8
die gaan over: techniek heeft te maken met computers, elektriciteit, omgaan met machines en
omgaan met apparaten (factorladingen tussen .67 en .79; α = .70). Bij de tweede factor horen de
items die gaan over: techniek heeft te maken met oplossingen bedenken, producten ontwerpen
en nieuwe ideeën bedenken (factorladingen tussen .44 en .79; α = .65).
Het belangrijkste deel van de vragenlijst naar attitude van leerlingen ten opzichte van
techniek bestond echter uit items die ingaan op de sekse stereotype opvattingen, gedachten over
de moeilijkheid en het belang van techniek, gevoelens van plezier of interesse in techniek, en
gedragsmatige voornemens om later iets met techniek te gaan doen. Zoals te zien in Bijlage 1
werden in de oorspronkelijke vragenlijst in totaal 34 items opgenomen, verdeeld over deze vijf
dimensies van attitude. Een eerste factoranalyse (PCA met varimax rotatie) wees uit dat elf
vragen buiten de veronderstelde factorstructuur vielen. Hieronder volgt een beschrijving van de
items die bij nader inzien buiten beschouwing moeten worden gelaten.
Zoals te zien in Bijlage 1, waren voor de dimensie “opvattingen over gender”
verschillende typen vragen opgenomen, namelijk: items met een traditionele sekse stereotype
stelling (“jongens weten meer van techniek dan meisjes”) en items met een contra-stereotype
stelling (“meisjes kunnen beter met machines omgaan dan jongens”). Items van de laatste soort
bleken ofwel op geen enkele factor te laden ofwel samen een aparte factor te vormen. De
antwoorden op de laatste soort items zijn dan ook niet eenduidig te interpreteren. Het is namelijk
onduidelijk of een leerling die het niet eens is met de stelling “meisjes kunnen beter met
machines omgaan dan jongens” daarmee meent dat jongens juist beter zijn (een traditionele
sekse stereotype opvatting) of dat meisjes en jongens even goed daarin zouden zijn (contra-
stereotype). Bij de oorspronkelijke opzet van de vragenlijst werd nog van de veronderstelling
uitgegaan dat ook contra-indicatieve items moesten worden opgenomen, maar bij nader inzien en
bevestigd door bovengenoemde resultaten, zijn deze uit de verdere analyses verwijderd en is
uitgegaan van de aangepaste vragenlijst (zie Bijlage 2) waarin alleen traditioneel sekse-
stereotype items zijn opgenomen.
De overige items die bij de eerste factoranalyse niet goed bleken te passen, waren bijna
allen negatief gestelde items (zoals “techniek maakt de wereld slechter” of “techniek heeft een
slechte invloed op de samenleving”). Hoewel dergelijke items vanzelfsprekend werden
hergecodeerd voor analyse, worden dergelijke negatief gestelde items kennelijk door kinderen
moeilijk gevonden of anders geïnterpreteerd dan door ons bedoeld. Ook deze items zijn daarom
verwijderd voor verdere analyse en keren niet terug in de aangepaste versie van de monitor.
De overige 23 vragen vormen de factorstructuur met vijf dimensies, zoals bedoeld en
verwacht op basis van de gehanteerde definitie van attitude. Na verwijdering van
bovengenoemde 11 vragen werd een nieuwe factoranalyse uitgevoerd (PCA met varimax
rotatie). Er werden vijf factoren gevonden met een Eigenwaarde > 1 welke samen 51,17% van de
variantie verklaren. In Tabel 1 (aan het einde van deze paragraaf) is deze structuur
weergegeven. Af te lezen valt dat items die bedoeld waren een bepaalde dimensie te meten ook
Eindrapportage Attitude Monitor 9
daadwerkelijk hoog laden op die factor en geen noemenswaardige cross-ladingen hebben op
andere factoren. Items die tezamen een schaal vormen bleken ruim voldoende intern consistent
(met uitzondering van de schaal voor opvattingen over moeilijkheid van techniek met α = .50, die
waarschijnlijk het beste verbeterd kan worden door items aan te passen in “het is moeilijk om
over techniek te leren”, e.d.; zie Bijlage 2).
Wetenschapsdeel
Het tweede deel van de attitude monitor bestond uit vragen over wetenschap, die zoals eerder
gesteld, volgens dezelfde structuur waren opgezet als de vragen over techniek. Net als bij het
techniekdeel werd bij het wetenschapsdeel dan ook begonnen met vragen over wat wetenschap
zou kunnen inhouden. Conform de structuur zoals beschreven in het techniekdeel, wees een
factoranalyse uit dat ook bij deze items sprake was van twee factoren; een factor met items die
ingaan op een voor de handliggende, stereotype opvatting over wetenschap (zoals wetenschap is
onderzoek doen, proefjes doen, werken in een laboratorium), en vragen die ingaan op een
bredere opvatting over wetenschap waarin algemene academische componenten van
wetenschap (zoals nieuwe ideeën bedenken en ideeën doorgeven) verenigd zijn. Alle tien
oorspronkelijke vragen bleken goed in twee factoren met een Eigenwaarde > 1 te kunnen worden
onderverdeeld. De twee factoren (Wetenschap Stereotype en Wetenschap Academisch)
verklaren samen 40,94% van de variantie. Bij de eerste factor horen de items die gaan over:
wetenschap heeft te maken met computers, dingen uitvinden, proefjes doen, werken met
chemische stoffen, en werken in een laboratorium (factorladingen tussen .58 en .71; α = .70). Bij
de tweede factor horen de items die gaan over: wetenschap heeft te maken met dingen
uitpluizen, nieuwe ideeën bedenken, het verbeteren van bestaande dingen, geschiedenis, en
ideeën doorgeven aan anderen (factorladingen tussen .44 en .76; α = .59).
Net als bij het techniekdeel, bestond het belangrijkste deel van de vragenlijst naar attitude
van leerlingen ten opzichte van wetenschap echter uit items die ingaan op de sekse stereotype
opvattingen, gedachten over de moeilijkheid en het belang van wetenschap, gevoelens van
plezier of interesse in wetenschap, en gedragsmatige voornemens om later iets met wetenschap
te gaan doen. Zoals te zien in Bijlage 1 werden in de oorspronkelijke vragenlijst in totaal 32 items
opgenomen, verdeeld over deze vijf dimensies van attitude. Een eerste factoranalyse (PCA met
varimax rotatie) wees uit dat negen vragen buiten de veronderstelde factorstructuur vielen. Net
als bij het techniekdeel moesten de ambigue items over sekse stereotypen en de negatief
gestelde items over het belang van wetenschap die bij nader inzien buiten beschouwing worden
gelaten.
De resterende 23 vragen vormen, geheel parallel aan de resultaten voor het techniekdeel,
de factorstructuur met vijf dimensies, zoals bedoeld en verwacht op basis van de gehanteerde
definitie van attitude. Na verwijdering van bovengenoemde negen vragen werd een nieuwe
Eindrapportage Attitude Monitor 10
factoranalyse uitgevoerd. Er werden vijf factoren gevonden met een Eigenwaarde > 1 welke
samen 55,97% van de variantie verklaren. In Tabel 2 is deze structuur weergegeven. Items die
tezamen een schaal vormen bleken opnieuw ruim voldoende intern consistent (met uitzondering
van de schaal voor opvattingen over moeilijkheid van wetenschap met α = .60, die parallel aan
het techniekdeel is verbeterd).
De mening van kinderen over de vragenlijst
Als laatste werden bij ieder deel van de vragenlijst een aantal items opgenomen waarin leerlingen
hun mening konden geven over de vragen. De leerlingen gaven aan dat zij over het algemeen
vonden dat zij goed hun gedachten, gevoelen en voornemens voor wat betreft techniek en
wetenschap konden weergeven (gemiddelde waarden op de schaal van 1-4 varieerden tussen
2.90 en 3.20 met standaard deviaties tussen .69 en .86) en dat zij de vragen niet moeilijk vonden
(gemiddelde waarde 1.64 (SD = .79) voor de techniekvragen en 1.77 (SD = .88) voor het
wetenschapsdeel).
Eindrapportage Attitude Monitor 11
Tabel 1
Factorladingen en betrouwbaarheden per dimensie van attitude ten opzichte van techniek.
Stelling
Factor
(Volgorde zoals in vragenlijst)
Opvatting
Gender
α = .76
Opvatting
Moeilijkheid
α = 50
Opvatting
Belang
α = .73
Plezier in
Techniek
α = .78
Voornemen
Toekomst
α = .92
Techniek is interessant
.04
-.12
.15
.47
.26
Techniek is belangrijk voor
samenleving
-.06
.00
.62
-.01
.13
Jongens weten meer van
techniek dan meisjes
.82
.04
.08
-.02
.03
NL regering moet meer geld
uitgeven aan techniek
.03
-.13
.43
.25
.19
Vervelend om zelf iets te
repareren
.02
-.04
.03
.65
.07
Techniek heeft grote invloed
op mensen
-.01
-.01
.57
.09
.09
Leuk om dingen te ontwerpen
-.04
-.01
.12
.57
.05
Techniek alleen voor slimme
mensen
.22
.66
-.02
-.05
.06
Leuk om dingen in elkaar te
zetten
-.03
-.06
.14
.75
.18
Later graag technisch beroep
.08
-.02
.15
.19
.86
Iedereen heeft techniek nodig
.05
-.07
.59
.07
.01
Technische app. alleen voor
slimme mensen
.19
.63
-.08
.04
.05
Later graag baan in techniek
.05
-.01
.10
.17
.88
Jongens betere automonteurs
dan meisjes
.78
.13
-.01
-.03
-.03
Techniek is moeilijk
-.04
.47
.04
-.22
-.10
Leuk om meer te leren over
techniek
-.04
-.12
.24
.59
.39
Later graag technische
opleiding
.08
.03
.13
.18
.87
Jongens beter met computers
dan meisjes
.81
.07
.04
.01
.10
Leuk om zelf iets te repareren
-.00
-.06
.13
.79
.17
Als land veel aan techniek
doet, dan rijker
.06
.21
.57
.13
.02
Om van techniek te weten
moet je moeilijke opleiding
doen
-.06
.66
.08
-.05
.02
Techniek maakt leven
prettiger
.02
-.05
.63
.12
.13
Techniek is goed voor
inkomsten NL
.05
.09
.69
.11
.06
Eindrapportage Attitude Monitor 12
Tabel 2
Factorladingen en betrouwbaarheden per dimensie van attitude ten opzichte van wetenschap.
Stelling
Factor
(Volgorde zoals in vragenlijst)
Opvatting
Gender
α = .85
Opvatting
Moeilijkheid
α = 60
Opvatting
Belang
α = .70
Plezier in
Wetensch.
α = .88
Voornemen
Toekomst
α = .84
Wetenschap is moeilijk
-.05
.52
.09
-.21
-.14
Leuk meer te leren over
wetenschap
-.01
-.03
.22
.65
.32
Mensen die ideeën
bedenken zijn belangrijk
voor samenleving
-.04
.13
.61
.16
.05
Jongens betere
onderzoekers dan meisjes
.87
.05
.05
-.07
-.01
Wetenschapper moet slim
zijn
.07
.83
.09
.08
-.01
Leuk nieuwe ideeën
bedenken
-.08
-.01
.16
.71
.03
Later graag baan in
wetenschap
.06
-.04
.13
.24
.80
Wet. heeft grote invloed op
samenleving
-.01
.08
.63
.11
.11
Leuk om dingen uit te
pluizen
-.08
-.03
.08
.70
.04
Jongens beter in wiskunde
dan meisjes
.85
.08
-.01
-.02
.07
Meer geld voor nieuw
onderzoek in NL
.01
-.07
.48
.17
.22
Wet. alleen voor slimme
mensen
.16
.82
.04
-.05
.07
Later graag wet. opleiding
.06
-.01
.08
.20
.82
Jongens beter in proefjes
dan meisjes
.87
.04
.06
-.02
.07
Leuk om dingen uit te vinden
.03
-.02
.15
.81
.08
Door wet. steeds meer gaan
weten van dingen om ons
heen
-.07
.03
.56
.25
-.04
Als in land veel onderzoek,
dan land rijker
.10
.00
.58
.01
.09
Wetenschap interessant
-.01
-.04
.21
.71
.33
Leuk om over nieuwe
uitvindingen te lezen
.05
-.03
.21
.52
.35
Mensen die bel. ondz. doen
zouden meer geld moeten
krijgen
.04
.13
.44
.02
.21
Door wet. worden bestaande
dingen beter
.07
-.03
.61
.21
-.10
Later graag onderzoeker
worden
.04
-.03
.13
.21
.79
Leuk om dingen te
onderzoeken
.01
.08
.13
.79
.17
Eindrapportage Attitude Monitor 13
4.2 Resultaten attitude van leerlingen
Op basis van de hierboven beschreven resultaten van de factoranalyses en betrouwbaarheids-
analyses werden gemiddelde schaalscores berekend voor iedere dimensie. Verschillende
aspecten van de attitudemeting bleken significant met elkaar samen te hangen. Positieve
gevoelens ten opzichte van techniek waren daarbij vooral bepalend. Zo bleken leerlingen die
meer plezier beleven aan techniek of daarin meer geïnteresseerd zijn, techniek minder moeilijk te
vinden (r = -.21, p < .001), meer belang te hechten aan techniek voor de samenleving (r = .41, p
< .001), en meer plannen te hebben om later een technische opleiding of beroep te kiezen (r =
.47, p < .001). Ook gaven deze leerlingen aan wetenschap minder moeilijk te vinden (r = -.12, p <
.001), het belang van wetenschap hoger in te schatten (r = .24, p < .001), meer plezier te beleven
aan wetenschap (r = .64, p < .001) en vaker van plan te zijn om voor een wetenschappelijke
opleiding of baan te kiezen (r = .26, p < .001). Des te moeilijker leerlingen techniek vonden, des
te meer stereotype gender opvattingen zij aangaven over zowel techniek (r = .23, p < .001) als
wetenschap (r = .22, p < .001) en des te moeilijker zij wetenschap zeiden te vinden (r = .45, p <
.001).
Twee factoren bleken vooral van grote invloed op de positieve of negatievere attitude van
leerlingen ten aanzien van techniek en ten aanzien van wetenschap. Een eerste belangrijke
factor bleek sekse. Jongens blijken veel sterkere sekse stereotype opvattingen over techniek én
wetenschap te hebben dan meisjes. Waar jongens zich kennelijk nog steeds op technisch en
wetenschappelijk gebied superieur achten, zijn meisjes het daarmee significant minder eens.
Jammer genoeg beleven meisjes echter minder plezier aan techniek en aan wetenschap (hoewel
zij het wel redelijk leuk zeggen te vinden) en zijn meisjes (nog) veel minder dan jongens van plan
om later een technische of wetenschappelijke opleiding of baan te kiezen. Opvallend is wel dat
jongens techniek en wetenschap moeilijker zeggen te vinden dan meisjes. In de tabellen op de
volgende bladzijde wordt een overzicht gegeven van de scores van jongens en meisjes op de vijf
verschillende dimensies van attitude.
Daarnaast zijn in de tabellen de resultaten opgenomen van de items die ingingen op wat
leerlingen verstaan onder techniek of wetenschap. Zoals eerder beschreven, werd voor techniek
een onderscheid gemaakt tussen “traditionele” kenmerken van techniek zoals computers en
omgaan met machines en meer wetenschappelijke kenmerken van techniek zoals oplossingen
bedenken. Voor wetenschap werd een onderscheid gemaakt tussen meer stereotype kenmerken
zoals proefjes doen en meer academische kenmerken zoals ideeën doorgeven. Zoals te zien in
de tabellen, werden voor wat betreft deze opvattingen nergens verschillen gevonden tussen
jongens en meisjes. Wel gold gemiddeld dat voor zowel techniek als wetenschap de traditionele,
meer voor de handliggende kenmerken significant hoger scoorden dan de meer
wetenschappelijke of academische kenmerken.
Eindrapportage Attitude Monitor 14
Tabel 3
Opvattingen over techniek.
Jongens
M (SD)
Meisjes
M (SD)
Totaal
M (SD)
Sekse stereotype opvattingen over techniek
2.65 (.90)a
1.89 (.68)b
2.27 (.88)
Inschatting dat techniek moeilijk is
2.02 (.53)a
1.91 (.53)b
1.97 (.53)
Inzicht in belang van techniek
2.82 (.49)a
2.65 (.47)b
2.73 (.49)
Plezier in techniek
3.13 (.68)a
2.87 (.65)b
3.00 (.68)
Voornemen tot een technische opleiding of baan
2.22 (.95)a
1.62 (.59)b
1.92 (.84)
Traditionele opvatting techniek
3.11 (.64)x
3.11 (.58) x
3.11 (.61)
Academische opvatting techniek
2.58 (.65) y
2.59 (.64) y
2.59 (.64)
Noot: Schalen liepen van 1-4. Een gemiddelde score tussen de 1 en 2 geeft weer dat dit gemiddeld op kinderen
heel weinig tot weinig van toepassing is; een score tussen de 2 en 3 geeft aan dat dit op kinderen enigszins van
toepassing is; een score tussen 3 en 4 geeft aan dat dit gemiddeld ruim van toepassing is op de leerlingen. a,b
Verschillen tussen jongens en meisjes waren significant bij p < .001. x,y Verschillen tussen een traditionele
opvatting over techniek en een academische opvatting waren significant bij p < .001.
Tabel 4
Opvattingen over wetenschap.
Jongens
M (SD)
Meisjes
M (SD)
Totaal
M (SD)
Sekse stereotype opvattingen over wetenschap
2.29 (.91)a
1.53 (.54)b
1.90 (.83)
Inschatting dat wetenschap moeilijk is
2.70 (.68)a
2.53 (.66)b
2.61 (.68)
Inzicht in belang van wetenschap
2.82 (.49)a
2.71 (.45)b
2.77 (.47)
Plezier in techniek
2.78 (.69)a
2.59 (.69)b
2.69 (.70)
Voornemen tot een wetensch. opleiding of baan
1.89 (.78)a
1.60 (.60)b
1.75 (.71)
Traditionele opvatting wetenschap
3.26 (.51)x
3.25 (.45) x
3.25 (.48)
Academische opvatting wetenschap
2.75 (.51) y
2.73 (.48) y
2.74 (.49)
Noot: Schalen liepen van 1-4. Een gemiddelde score tussen de 1 en 2 geeft weer dat dit gemiddeld op kinderen
heel weinig tot weinig van toepassing is; een score tussen de 2 en 3 geeft aan dat dit op kinderen enigszins van
toepassing is; een score tussen 3 en 4 geeft aan dat dit gemiddeld ruim van toepassing is op de leerlingen. a,b
Verschillen tussen jongens en meisjes waren significant bij p < .001. x,y Verschillen tussen een traditionele
opvatting over wetenschap en een academische opvatting waren significant bij p < .001.
Eindrapportage Attitude Monitor 15
De tweede belangrijke verklarende factor bij de positieve of negatievere attitude van
leerlingen ten aanzien van techniek, en in iets mindere mate ten aanzien van wetenschap, bleek
de frequentie van technieklessen te zijn. In eerdere tussentijdse evaluaties op de deelnemende
scholen werd tot nu toe alleen aan de schooldirecties gevraagd hoe frequent en op welke manier
techniek werd geïmplementeerd in het onderwijsaanbod. Een dergelijke evaluatie maakt een
inschatting op klassenniveau moeilijk, omdat meer een schoolbrede indruk wordt gegeven.
Bovendien konden dergelijke gegevens niet direct worden gekoppeld aan de attitudes van
leerlingen. Anders dan in eerdere evaluaties, werd in deze monitor daarom aan leerlingen zelf
gevraagd hoe vaak zij in de klas aan techniek deden en werden deze inschattingen gekoppeld
aan de verschillende aspecten van attitude ten aanzien van techniek en wetenschap.
Hoewel binnen een klas soms een enkele leerling de frequentie van technieklessen lager
of hoger schatte dan zijn of haar klasgenoten, bleken leerlingen binnen een klas redelijk
consistent in hun inschattingen over de frequentie van technieklessen. Op ongeveer 20% van de
deelnemende scholen gaven de leerlingen aan dat er maar weinig (nooit tot hooguit 2 keer per
jaar) aan techniek in de les werd gedaan. Op ongeveer 30% van de scholen gaven de leerlingen
aan dat dit 3 á 4 keer per jaar het geval was, terwijl op 50% van de scholen werd aangegeven dat
dit 5 of meer keer per jaar voorkwam. Naarmate in de les meer aan techniek bleek te worden
gedaan, waren de attitudes ten aanzien van techniek en wetenschap aanmerkelijk positiever.
Vooral die klassen waar slechts weinig aandacht voor techniek in de les is, laten duidelijke
verschillen zien ten opzichte van de andere klassen. In vergelijking met de totaalgemiddeldes die
in de tabellen 3 en 4 staan vermeld, scoren leerlingen uit klassen waar maximaal slechts 2 keer
per jaar iets aan techniek wordt gedaan hoger op stereotype opvattingen over techniek (M = 2.39,
SD = .90), hoger op hun inschatting dat techniek moeilijk is (M = 2.06, SD = .58), hechten zij
minder maatschappelijk belang aan techniek (M = 2.63, SD = .51), scoren zij lager op plezier in
techniek (M = 2.79, SD = .75), en hebben zij minder vaak het voornemen te kiezen voor een
technische opleiding of baan (M = 1.80, SD = .81). Ook hebben deze leerlingen minder plezier in
wetenschap (M = 2.55, SD= .73) en hechten zij minder maatschappelijk belang aan wetenschap
(M = 2.70, SD= .49). Al deze verschillen waren significant bij p < .05.
Daarnaast bleken leerlingen uit klassen waar weinig aan techniek wordt gedaan een
minder gevarieerd of breed beeld te hebben van wat techniek of wetenschap kan inhouden dan
leerlingen uit klassen waar vaker aan techniek wordt gedaan. Alle leerlingen waren het erover
eens dat meer traditionele aspecten van techniek, zoals het omgaan met machines, onder de
noemer techniek vallen. Echter, bij de meer brede (aan wetenschap gerelateerde) opvatting over
techniek, waarbij ook zaken als het bedenken van oplossingen of nieuwe ideeën horen, waren
duidelijke verschillen zichtbaar tussen leerlingen uit klassen waar meer of minder aan techniek
wordt gedaan. Die leerlingen die weinig techniek in de klas krijgen, vonden significant minder
vaak (M = 2.48, SD= .66) dat techniek ook het bedenken van nieuwe ideeën of oplossingen kon
inhouden dan leerlingen die vaker technieklessen krijgen (M = 2.63, SD= .63). Daarnaast vonden
Eindrapportage Attitude Monitor 16
leerlingen die weinig techniek in de les krijgen significant minder vaak (M = 2.61, SD= .49) dat bij
wetenschap ook meer academische kenmerken horen zoals nieuwe ideeën doorgeven aan
anderen, dan leerlingen die vaker aan techniek doen in de les (M = 2.75, SD= .47).
Naast bovengenoemde factoren die van invloed zijn op de attitude van leerlingen, werden een
aantal andere mogelijke factoren onderzocht. Zo werd op basis van de beroepen van ouders die
door leerlingen werden beschreven, geprobeerd om een indeling in sociaal economische status
te maken van de achtergrond van leerlingen. Veel leerlingen bleken echter moeite te hebben met
het aangeven van het beroep van hun ouders en de kwalitatieve indeling die achteraf werd
gemaakt op basis van hun antwoorden liet geen effect zien op de attitude ten opzichte van
wetenschap of techniek van de leerlingen. Wel werd gevonden dat leerlingen die waarschijnlijk
naar het VWO gaan een iets positievere attitude hebben ten aanzien van met name wetenschap
dan leerlingen met een lager advies voor het voortgezet onderwijs.
In eerdere fases van de eerste tranche van VTB werd een indeling gemaakt tussen
scholen die veel vorderingen maakten bij de implementatie van techniek en scholen waar dat
minder het geval was (m.b.v. rapportcijfers). Deze indeling was echter gebaseerd op
zelfrapportages die waren ingevuld door de directies van scholen. Voor de gemaakte indeling
konden geen verbanden worden gevonden met de attitude van leerlingen ten aanzien van
techniek of wetenschap. Dit in tegenstelling tot de bovengenoemde factor “frequentie van
techniek in de les” die door de leerlingen zelf werd gerapporteerd.
Parallel aan de attitudemeting onder leerlingen werd voorts ook een attitudemeting
uitgevoerd onder de leerkrachten van de deelnemende klassen. Een beschrijving van dat
instrument vindt plaats in een aparte rapportage. Van belang is echter hier alvast te melden dat
leerkrachten die meer plezier beleven aan het geven van techniek in de les dit ook minder
moeilijk vinden, minder sekse stereotype ideeën hebben over techniek, het belang van techniek
hoger inschatten en vaker van plan zijn om meer aan techniek te doen in hun les. Deze houding
van leerkrachten lijkt een gunstig effect te hebben op hun leerlingen. Leerlingen van dergelijke
leerkrachten laten een groter plezier zien in techniek en hechten meer maatschappelijk belang
aan techniek dan leerlingen van leerkrachten met een minder positieve attitude ten opzichte van
techniek.
5. Conclusie
De belangrijkste conclusie van dit monitoronderzoek is dat de mate waarin techniek
daadwerkelijk wordt geïmplementeerd in de lessen van groot belang is voor een positievere
attitude ten aanzien van techniek en wetenschap en een gevarieerder beeld van techniek en
wetenschap bij leerlingen. Meer technieklessen hebben een gunstige invloed op de attitudes van
Eindrapportage Attitude Monitor 17
leerlingen, zowel bij jongens als bij meisjes. Hoewel ook de meisjes daarmee dus vooruitgaan in
hun attitude ten aanzien van techniek en in hun voornemen om later een technische opleiding te
gaan doen, lopen zij daarmee hun achterstand op jongens tot nu toe helaas nog niet in.
Leerkrachten kunnen hierin een positieve rol vervullen, wanneer zij zelf een positievere houding
hebben ten aanzien van techniek.
Het voor deze monitor ontwikkelde instrument blijkt na aanpassing goed te voldoen.
Leerlingen gaven over het algemeen aan dat zij de vragen niet moeilijk vonden en dat zij hun
gedachten en gevoelens over techniek en wetenschap redelijk goed kwijt konden. Belangrijk is
dat de factorstructuur van de items goed overeenkomt met wat op basis van theoretische
inzichten verwacht mag worden. Het instrument bestrijkt een breed scala aan facetten die vallen
onder verschillende dimensies van attitude ten opzichte van techniek en wetenschap en kan
desgewenst in de aangepaste vorm ingezet worden als doorlopend monitor instrument, zodat per
school ook een ontwikkeling in de attitude van leerlingen zou kunnen worden bijgehouden.
Eindrapportage Attitude Monitor 18
Bijlage 1
De oorspronkelijke attitude monitor
Proefpersoonnr:
Vragenlijst
Met de vragenlijst die nu voor je ligt, willen wij nagaan wat kinderen uit de hoogste
groepen van de basisschool vinden van wetenschap en techniek. Televisie, radio, kranten
en internet besteden veel aandacht aan wetenschap en techniek en ook op school krijg je
er af en toe mee te maken. Maar tot nu toe weten we nog niet precies wat kinderen zelf
van dit onderwerp vinden. Vind je techniek leuk? Wil je er meer over weten? Of maakt
het je niet zo veel uit?
Het is belangrijk om de interesse van kinderen voor wetenschap en techniek bij kinderen
zelf te meten, in plaats van alleen de mening van volwassenen daarover te onderzoeken.
Daarom vragen we jullie om deze vragenlijst in te vullen.
Het eerste deel van de vragenlijst gaat over techniek.
Het gaat erom wat jij vindt, dus geef bij elke vraag jouw eigen mening.
- Denk niet te lang na, maar geef het antwoord dat het eerste in je op komt en dat
het beste bij jou past
- De antwoorden die je geeft worden anoniem verwerkt
- De vragenlijst is geen test, er zijn geen goede of foute antwoorden, want het gaat
ons alleen om jouw mening
- LET OP: de vragenlijst is dubbelzijdig! Vergeet niet om de voor- én achterkanten
in te vullen!
Eerst willen we je wat algemene vragen stellen
Bij de volgende vragen moet je het goede antwoord invullen of aankruisen.
Voornaam:….
Eerste twee letters van je achternaam (als je achternaam bijv. ‘van Breukelen’ is, schijf
je ‘BR’ op):
….
Naam van de school: ….
Ik zit in groep: ….
Ik ben …. jaar oud
Ik ben een: O jongen
O meisje
Eindrapportage Attitude Monitor 19
Naar wat voor soort onderwijs denk je dat je na de basisschool gaat?
O VMBO
O HAVO
O HAVO/ VWO
O VWO
O weet ik niet
Wat wil je later worden?
….
….
Wat is het beroep van je vader?
….
….
Wat is het beroep van je moeder?
….
….
In de klas doen we af en toe aan wetenschap en techniek
O nee, dat doen we nooit
O ja, 1 keer per jaar
O ja, 2 keer per jaar
O ja, tussen 3 en 4 keer per jaar
O ja, meer dan vijf keer per jaar
Beschrijf de laatste twee techniek lessen:
1.
….
….
….
2.
….
….
….
Eindrapportage Attitude Monitor 20
Mening vragen over techniek
Zoals eerder gezegd, gaat het eerste deel van de vragenlijst over techniek. Bij de
volgende vragen willen we dus steeds weten wat jij van techniek vindt. Er zijn geen
goede of foute antwoorden. Het gaat echt om wat jij denkt of het gevoel dat jij bij
techniek hebt.
Bij de eerste vragen moet je steeds aangeven in hoeverre je vindt dat techniek met iets
te maken heeft, bijvoorbeeld: "Techniek heeft te maken met computers". Je kunt dan
aangeven in hoeverre jij vindt dat techniek te maken heeft met computers door één van
de vier cijfers te omcirkelen:
1 = heel weinig
2 = weinig
3 = veel
4 = heel veel
Heel
weinig
Weinig
Veel
Heel veel
Geef aan hoeveel techniek te maken heeft met computers
1
2
3
4
Geef aan hoeveel techniek te maken heeft met modellen maken en testen
1
2
3
4
Geef aan hoeveel techniek te maken heeft met bewerken van materialen
1
2
3
4
Geef aan hoeveel techniek te maken heeft met oplossingen bedenken
1
2
3
4
Geef aan hoeveel techniek te maken heeft met electriciteit
1
2
3
4
Geef aan hoeveel techniek te maken heeft met producten ontwerpen
1
2
3
4
Geef aan hoeveel techniek te maken heeft met knutselen
1
2
3
4
Geef aan hoeveel techniek te maken heeft met het bedenken van nieuwe
ideeën
1
2
3
4
Geef aan hoeveel techniek te maken heeft met het omgaan met machines
1
2
3
4
Geef aan hoeveel techniek te maken heeft met bouwen
1
2
3
4
Geef aan hoeveel techniek te maken heeft met het omgaan met apparaten
1
2
3
4
Eindrapportage Attitude Monitor 21
Bij de volgende vragen moet je aangeven of je het er mee eens bent of niet. Dit kun je
doen door het juiste cijfer te omcirkelen:
1 = helemaal niet mee eens
2 = niet mee eens
3 = mee eens
4 = helemaal mee eens
Helemaal
niet mee
eens
Niet
mee
eens
Mee
eens
Helemaal
mee
eens
Ik vind techniek interessant
1
2
3
4
Techniek is belangrijk voor de samenleving
1
2
3
4
Jongens weten meestal meer van techniek dan meisjes
1
2
3
4
De Nederlandse regering moet meer geld uitgeven aan techniek
1
2
3
4
Ik vind het vervelend om zelf iets te repareren
1
2
3
4
Een meisje kan even goed een technisch beroep hebben als een jongen
1
2
3
4
Techniek heeft een grote invloed op de mensen
1
2
3
4
Ik vind het leuk om dingen te ontwerpen
1
2
3
4
Techniek is alleen voor slimme mensen
1
2
3
4
Ik vind het leuk om dingen in elkaar te zetten
1
2
3
4
Ik wil later graag een technisch beroep
1
2
3
4
Iedereen heeft techniek nodig
1
2
3
4
Technische apparaten kunnen alleen worden gebruikt door slimme mensen
1
2
3
4
Meisjes zijn beter in het ontwerpen van producten dan jongens
1
2
3
4
Ik vind het leuk om boeken en tijdschriften over techniek te lezen
1
2
3
4
Techniek heeft een slechte invloed op de samenleving
1
2
3
4
Ik wil later graag een baan in de techniek
1
2
3
4
Jongens zijn betere automonteurs dan meisjes
1
2
3
4
Techniek is moeilijk
1
2
3
4
Eindrapportage Attitude Monitor 22
Helemaal
niet mee
eens
Niet
mee
eens
Mee
eens
Helemaal
mee
eens
Meisjes kunnen beter met machines omgaan dan jongens
1
2
3
4
Ik vind het leuk om meer te leren over techniek
1
2
3
4
Ik vind het leuk om met technisch speelgoed (zoals Lego en K'nexx) te
spelen
1
2
3
4
Techniek maakt de wereld slechter
1
2
3
4
Er moet minder geld aan techniek worden uitgegeven
1
2
3
4
Ik wil later graag een technische opleiding gaan doen
1
2
3
4
Ik zou graag bij een techniekclub willen
1
2
3
4
Jongens kunnen beter omgaan met computers dan meisjes
1
2
3
4
Ik vind het leuk om zelf iets te repareren
1
2
3
4
Ik vind het saai om boeken en tijdschriften over techniek te lezen
1
2
3
4
Als een land veel aan techniek doet wordt het land daar rijker van
1
2
3
4
Ik vind techniek stom
1
2
3
4
Om iets van techniek te weten moet je eerst een moeilijke opleiding
volgen
1
2
3
4
De techniek maakt ons leven prettiger
1
2
3
4
Techniek is goed voor de inkomsten van Nederland
1
2
3
4
Dit waren de vragen over techniek.
Kun je hieronder nog aangeven wat je van de vragen vond?
Helemaal
niet mee
eens
Niet
mee
eens
Mee
eens
Helemaal
mee
eens
Ik vond dat ik door de vragen goed mijn mening over techniek kon geven
1
2
3
4
Ik vond dat ik door de vragen goed mijn gevoel over techniek kon
weergeven
1
2
3
4
Ik vond dat ik door de vragen goed kon aangeven of ik wel of niet een
technische opleiding wil gaan doen
1
2
3
4
Ik vond dat ik door de vragen goed kon aangeven of ik techniek belangrijk
vind of niet
1
2
3
4
Ik vond dat ik door de vragen goed kon aangeven wat ik van techniek vind
1
2
3
4
Ik vond de vragen moeilijk
1
2
3
4
Eindrapportage Attitude Monitor 23
Mening vragen over wetenschap
Bij de volgende vragen willen we steeds weten wat jij van wetenschap vindt. Er zijn dus
weer geen goede of foute antwoorden. Het gaat echt om wat jij denkt of het gevoel dat
jij bij wetenschap hebt.
Bij de eerste vragen moet je steeds aangeven in hoeverre je vindt dat wetenschap met
iets te maken heeft, bijvoorbeeld: "Wetenschap heeft te maken met onderzoek doen". Je
kunt dan aangeven in hoeverre jij vindt dat wetenschap te maken heeft met onderzoek
doen door één van de vier cijfers te omcirkelen:
1 = heel weinig
2 = weinig
3 = veel
4 = heel veel
Heel
weinig
Weinig
Veel
Heel veel
Geef aan hoeveel wetenschap te maken heeft met onderzoek doen
1
2
3
4
Geef aan hoeveel wetenschap te maken heeft met dingen uitpluizen
1
2
3
4
Geef aan hoeveel wetenschap te maken heeft met dingen uitvinden
1
2
3
4
Geef aan hoeveel wetenschap te maken heeft met nieuwe ideeën
bedenken
1
2
3
4
Geef aan hoeveel wetenschap te maken heeft met proefjes doen
1
2
3
4
Geef aan hoeveel wetenschap te maken heeft met werken met chemische
stoffen
1
2
3
4
Geef aan hoeveel wetenschap te maken heeft met werken in een
laboratorium
1
2
3
4
Geef aan hoeveel wetenschap te maken heeft met het verbeteren van
bestaande dingen
1
2
3
4
Geef aan hoeveel wetenschap te maken heeft met geschiedenis
1
2
3
4
Geef aan hoeveel wetenschap te maken heeft met ideeën doorgeven aan
andere mensen
1
2
3
4
Eindrapportage Attitude Monitor 24
Bij de volgende vragen moet je weer aangeven of je het er mee eens bent of niet. Dit
kun je doen door het juiste cijfer te omcirkelen:
1 = helemaal niet mee eens
2 = niet mee eens
3 = mee eens
4 = helemaal mee eens
Helemaal
niet mee
eens
Niet
mee
eens
Mee
eens
Helemaal
mee
eens
Wetenschap is moeilijk
1
2
3
4
Ik vind het leuk om meer te leren over wetenschap
1
2
3
4
Mensen die nieuwe ideeën bedenken zijn belangrijk voor de samenleving
1
2
3
4
Jongens zijn betere onderzoekers dan meisjes
1
2
3
4
Als wetenschapper moet je slim zijn
1
2
3
4
Ik vind het leuk om nieuwe ideeën te bedenken
1
2
3
4
Ik wil later graag een baan in de wetenschap
1
2
3
4
De wetenschap heeft een grote invloed op de samenleving
1
2
3
4
Er wordt teveel geld uitgegeven aan onderzoek in Nederland
1
2
3
4
Meisjes zijn betere uitvinders dan jongens
1
2
3
4
Ik vind het leuk om dingen uit te pluizen
1
2
3
4
Ik vind wetenschap saai
1
2
3
4
Door de wetenschap is de samenleving slechter geworden
1
2
3
4
Jongens zijn beter in wiskunde dan meisjes
1
2
3
4
Ik vind het vervelend om dingen te onderzoeken
1
2
3
4
Er moet meer geld uitgegeven worden aan nieuw onderzoek in Nederland
1
2
3
4
Wetenschap is alleen voor slimme mensen
1
2
3
4
Onderzoekers doen vaak nutteloos werk
1
2
3
4
Ik wil later graag een wetenschappelijke opleiding gaan doen
1
2
3
4
Eindrapportage Attitude Monitor 25
Helemaal
niet mee
eens
Niet
mee
eens
Mee
eens
Helemaal
mee
eens
Jongens zijn beter in proefjes doen dan meisjes
1
2
3
4
Ik vind het leuk om dingen uit te vinden
1
2
3
4
Door de wetenschap zijn we steeds meer gaan weten over alles om ons
heen
1
2
3
4
Als in een land belangrijk onderzoek wordt gedaan wordt het land daar
rijker van
1
2
3
4
Meisjes zijn beter in het werken met chemische stoffen dan jongens
1
2
3
4
Ik vind wetenschap interessant
1
2
3
4
Ik vind het leuk om over nieuwe uitvindingen te lezen
1
2
3
4
Mensen die belangrijk onderzoek doen zouden meer geld moeten krijgen
1
2
3
4
Meisjes zijn beter in nieuwe ideeën bedenken dan jongens
1
2
3
4
Door de wetenschap worden bestaande dingen steeds beter
1
2
3
4
Ik vind het oninteressant om over uitvindingen te lezen
1
2
3
4
Ik wil later graag onderzoeker worden
1
2
3
4
Ik vind het leuk om dingen te onderzoeken
1
2
3
4
Dit waren de vragen over wetenschap.
Kun je hieronder nog aangeven wat je van de vragen vond?
Helemaal
niet mee
eens
Niet
mee
eens
Mee
eens
Helemaal
mee
eens
Ik vond dat ik door de vragen goed mijn mening over wetenschap kon
geven
1
2
3
4
Ik vond dat ik door de vragen goed mijn gevoel over wetenschap kon
weergeven
1
2
3
4
Ik vond dat ik door de vragen goed kon aangeven of ik wel of niet een
wetenschappelijke opleiding wil gaan doen
1
2
3
4
Ik vond dat ik door de vragen goed kon aangeven of ik wetenschap
belangrijk vind of niet
1
2
3
4
Ik vond dat ik door de vragen goed kon aangeven wat ik van wetenschap
vind
1
2
3
4
Ik vond de vragen moeilijk
1
2
3
4
Heel erg bedankt voor het invullen van de vragenlijst!
Eindrapportage Attitude Monitor 26
Bijlage 2
De aangepaste attitude monitor
Proefpersoonnr:
Vragenlijst
Met de vragenlijst die nu voor je ligt, willen wij nagaan wat kinderen uit de hoogste
groepen van de basisschool vinden van wetenschap en techniek. Televisie, radio, kranten
en internet besteden veel aandacht aan wetenschap en techniek en ook op school krijg je
er af en toe mee te maken. Maar tot nu toe weten we nog niet precies wat kinderen zelf
van dit onderwerp vinden. Vind je techniek leuk? Wil je er meer over weten? Of maakt
het je niet zo veel uit?
Het is belangrijk om de interesse van kinderen voor wetenschap en techniek bij kinderen
zelf te meten, in plaats van alleen de mening van volwassenen daarover te onderzoeken.
Daarom vragen we jullie om deze vragenlijst in te vullen.
Het eerste deel van de vragenlijst gaat over techniek.
Het gaat erom wat jij vindt, dus geef bij elke vraag jouw eigen mening.
- Denk niet te lang na, maar geef het antwoord dat het eerste in je op komt en dat
het beste bij jou past
- De antwoorden die je geeft worden anoniem verwerkt
- De vragenlijst is geen test, er zijn geen goede of foute antwoorden, want het gaat
ons alleen om jouw mening
- LET OP: de vragenlijst is dubbelzijdig! Vergeet niet om de voor- én achterkanten
in te vullen!
Eerst willen we je wat algemene vragen stellen
Bij de volgende vragen moet je het goede antwoord invullen of aankruisen.
Voornaam:….
Eerste twee letters van je achternaam (als je achternaam bijv. ‘van Breukelen’ is, schijf
je ‘BR’ op):
….
Naam van de school: ….
Ik zit in groep: ….
Ik ben …. jaar oud
Ik ben een: O jongen
O meisje
Eindrapportage Attitude Monitor 27
Naar wat voor soort onderwijs denk je dat je na de basisschool gaat?
O VMBO
O HAVO
O HAVO/ VWO
O VWO
O weet ik niet
Wat wil je later worden?
….
….
In de klas doen we af en toe aan wetenschap en techniek
O nee, dat doen we nooit
O ja, 1 keer per jaar
O ja, 2 keer per jaar
O ja, tussen 3 en 4 keer per jaar
O ja, meer dan vijf keer per jaar
Beschrijf de laatste twee techniek lessen:
1.
….
….
….
2.
….
….
….
Eindrapportage Attitude Monitor 28
Mening vragen over techniek
Zoals eerder gezegd, gaat het eerste deel van de vragenlijst over techniek. Bij de
volgende vragen willen we dus steeds weten wat jij van techniek vindt. Er zijn geen
goede of foute antwoorden. Het gaat echt om wat jij denkt of het gevoel dat jij bij
techniek hebt.
Bij de eerste vragen moet je steeds aangeven in hoeverre je vindt dat techniek met iets
te maken heeft, bijvoorbeeld: "Techniek heeft te maken met computers". Je kunt dan
aangeven in hoeverre jij vindt dat techniek te maken heeft met computers door één van
de vier cijfers te omcirkelen:
1 = heel weinig
2 = weinig
3 = veel
4 = heel veel
Heel
weinig
Weinig
Veel
Heel veel
Geef aan hoeveel techniek te maken heeft met computers
1
2
3
4
Geef aan hoeveel techniek te maken heeft met oplossingen bedenken
1
2
3
4
Geef aan hoeveel techniek te maken heeft met elektriciteit
1
2
3
4
Geef aan hoeveel techniek te maken heeft met producten ontwerpen
1
2
3
4
Geef aan hoeveel techniek te maken heeft met het bedenken van nieuwe
ideeën
1
2
3
4
Geef aan hoeveel techniek te maken heeft met het omgaan met machines
1
2
3
4
Geef aan hoeveel techniek te maken heeft met het omgaan met apparaten
1
2
3
4
Eindrapportage Attitude Monitor 29
Bij de volgende vragen moet je aangeven of je het er mee eens bent of niet. Dit kun je
doen door het juiste cijfer te omcirkelen:
1 = helemaal niet mee eens
2 = niet mee eens
3 = mee eens
4 = helemaal mee eens
Helemaal
niet mee
eens
Niet
mee
eens
Mee
eens
Helemaal
mee eens
Ik vind techniek interessant
1
2
3
4
Techniek is belangrijk voor de samenleving
1
2
3
4
Jongens weten meestal meer van techniek dan meisjes
1
2
3
4
De Nederlandse regering moet meer geld uitgeven aan techniek
1
2
3
4
Ik vind het vervelend om zelf iets te repareren
1
2
3
4
Techniek heeft een grote invloed op de mensen
1
2
3
4
Ik vind het leuk om dingen te ontwerpen
1
2
3
4
Techniek is alleen voor slimme mensen
1
2
3
4
Ik vind het leuk om dingen in elkaar te zetten
1
2
3
4
Ik wil later graag een technisch beroep
1
2
3
4
Iedereen heeft techniek nodig
1
2
3
4
Ik vind technische apparaten moeilijk om te gebruiken
1
2
3
4
Ik wil later graag een baan in de techniek
1
2
3
4
Jongens zijn betere automonteurs dan meisjes
1
2
3
4
Ik vind techniek moeilijk
1
2
3
4
Ik vind het leuk om meer te leren over techniek
1
2
3
4
Ik wil later graag een technische opleiding gaan doen
1
2
3
4
Jongens kunnen beter omgaan met computers dan meisjes
1
2
3
4
Eindrapportage Attitude Monitor 30
Helemaal
niet mee
eens
Niet
mee
eens
Mee
eens
Helemaal
mee eens
Ik vind het leuk om zelf iets te repareren
1
2
3
4
Als een land veel aan techniek doet, wordt het land daar rijker van
1
2
3
4
Ik vind het moeilijk om over techniek te leren
1
2
3
4
De techniek maakt ons leven prettiger
1
2
3
4
Techniek is goed voor de inkomsten van Nederland
1
2
3
4
Dit waren de vragen over techniek.
Kun je hieronder nog aangeven wat je van de vragen vond?
Helemaal
niet mee
eens
Niet
mee
eens
Mee
eens
Helemaal
mee
eens
Ik vond dat ik door de vragen goed mijn mening over techniek kon geven
1
2
3
4
Ik vond dat ik door de vragen goed mijn gevoel over techniek kon
weergeven
1
2
3
4
Ik vond dat ik door de vragen goed kon aangeven of ik wel of niet een
technische opleiding wil gaan doen
1
2
3
4
Ik vond dat ik door de vragen goed kon aangeven of ik techniek belangrijk
vind of niet
1
2
3
4
Ik vond dat ik door de vragen goed kon aangeven wat ik van techniek vind
1
2
3
4
Ik vond de vragen moeilijk
1
2
3
4
Eindrapportage Attitude Monitor 31
Mening vragen over wetenschap
Bij de volgende vragen willen we steeds weten wat jij van wetenschap vindt. Er zijn dus
weer geen goede of foute antwoorden. Het gaat echt om wat jij denkt of het gevoel dat
jij bij wetenschap hebt.
Bij de eerste vragen moet je steeds aangeven in hoeverre je vindt dat wetenschap met
iets te maken heeft, bijvoorbeeld: "Wetenschap heeft te maken met onderzoek doen". Je
kunt dan aangeven in hoeverre jij vindt dat wetenschap te maken heeft met onderzoek
doen door één van de vier cijfers te omcirkelen:
1 = heel weinig
2 = weinig
3 = veel
4 = heel veel
Heel
weinig
Weinig
Veel
Heel veel
Geef aan hoeveel wetenschap te maken heeft met onderzoek doen
1
2
3
4
Geef aan hoeveel wetenschap te maken heeft met dingen uitpluizen
1
2
3
4
Geef aan hoeveel wetenschap te maken heeft met dingen uitvinden
1
2
3
4
Geef aan hoeveel wetenschap te maken heeft met nieuwe ideeën
bedenken
1
2
3
4
Geef aan hoeveel wetenschap te maken heeft met proefjes doen
1
2
3
4
Geef aan hoeveel wetenschap te maken heeft met werken met chemische
stoffen
1
2
3
4
Geef aan hoeveel wetenschap te maken heeft met werken in een
laboratorium
1
2
3
4
Geef aan hoeveel wetenschap te maken heeft met het verbeteren van
bestaande dingen
1
2
3
4
Geef aan hoeveel wetenschap te maken heeft met geschiedenis
1
2
3
4
Geef aan hoeveel wetenschap te maken heeft met ideeën doorgeven aan
andere mensen
1
2
3
4
Eindrapportage Attitude Monitor 32
Bij de volgende vragen moet je weer aangeven of je het er mee eens bent of niet. Dit
kun je doen door het juiste cijfer te omcirkelen:
1 = helemaal niet mee eens
2 = niet mee eens
3 = mee eens
4 = helemaal mee eens
Helemaal
niet mee
eens
Niet
mee
eens
Mee
eens
Helemaal
mee eens
Ik vind wetenschap moeilijk
1
2
3
4
Ik vind het leuk om meer te leren over wetenschap
1
2
3
4
Mensen die nieuwe ideeën bedenken zijn belangrijk voor de samenleving
1
2
3
4
Jongens zijn betere onderzoekers dan meisjes
1
2
3
4
Als wetenschapper moet je slim zijn
1
2
3
4
Ik vind het leuk om nieuwe ideeën te bedenken
1
2
3
4
Ik wil later graag een baan in de wetenschap
1
2
3
4
De wetenschap heeft een grote invloed op de samenleving
1
2
3
4
Ik vind het leuk om dingen uit te pluizen
1
2
3
4
Jongens zijn beter in wiskunde dan meisjes
1
2
3
4
Er moet meer geld uitgegeven worden aan nieuw onderzoek in Nederland
1
2
3
4
Wetenschap is alleen voor slimme mensen
1
2
3
4
Ik wil later graag een wetenschappelijke opleiding gaan doen
1
2
3
4
Jongens zijn beter in proefjes doen dan meisjes
1
2
3
4
Ik vind het leuk om dingen uit te vinden
1
2
3
4
Door de wetenschap zijn we steeds meer gaan weten over alles om ons heen
1
2
3
4
Als in een land belangrijk onderzoek wordt gedaan, wordt het land daar
rijker van
1
2
3
4
Eindrapportage Attitude Monitor 33
Helemaal
niet mee
eens
Niet
mee
eens
Mee
eens
Helemaal
mee eens
Ik vind wetenschap interessant
1
2
3
4
Ik vind het leuk om over nieuwe uitvindingen te lezen
1
2
3
4
Mensen die belangrijk onderzoek doen zouden meer geld moeten krijgen
1
2
3
4
Door de wetenschap worden bestaande dingen steeds beter
1
2
3
4
Ik wil later graag onderzoeker worden
1
2
3
4
Ik vind het leuk om dingen te onderzoeken
1
2
3
4
Dit waren de vragen over wetenschap.
Kun je hieronder nog aangeven wat je van de vragen vond?
Helemaal
niet mee
eens
Niet
mee
eens
Mee
eens
Helemaal
mee
eens
Ik vond dat ik door de vragen goed mijn mening over wetenschap kon
geven
1
2
3
4
Ik vond dat ik door de vragen goed mijn gevoel over wetenschap kon
weergeven
1
2
3
4
Ik vond dat ik door de vragen goed kon aangeven of ik wel of niet een
wetenschappelijke opleiding wil gaan doen
1
2
3
4
Ik vond dat ik door de vragen goed kon aangeven of ik wetenschap
belangrijk vind of niet
1
2
3
4
Ik vond dat ik door de vragen goed kon aangeven wat ik van wetenschap
vind
1
2
3
4
Ik vond de vragen moeilijk
1
2
3
4
Heel erg bedankt voor het invullen van de vragenlijst!