Content uploaded by Demet Yazilitas
Author content
All content in this area was uploaded by Demet Yazilitas on Apr 26, 2016
Content may be subject to copyright.
PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University
Nijmegen
The following full text is a publisher's version.
For additional information about this publication click this link.
http://hdl.handle.net/2066/19501
Please be advised that this information was generated on 2016-04-26 and may be subject to
change.
Communicatie
Comeniuslaan 6
Postbus 9102
6500 HC Nijmegen
Telefoon 024 - 3616000
Fax 024 - 3616022
E-mail: info@communicatie.ru.nl
www.ru.nl
Tekst Opening Academisch jaar 6 september 2004
Één Wereld: samen leren, samen leven!
Demet Yazilitas
What’s in a name?
Mijn naam is dus Demet Yazilitas. En door mijn naam zal het u duidelijk zijn dat mijn wortels niet
ergens tussen Goes en Delfzijl liggen, maar veel verder weg: in Centraal Anatolië, Turkije. De plaats
waar ik ter wereld kwam en mijn naam bepalen, soms meer en soms ook minder dan ik zou willen, wie
ik ben.
In 1975, vijf jaar voor mijn geboorte, vertrok mijn vader samen met enkele anderen in een auto vanuit
Turkije naar West-Europa, zich bij de grensovergangen verbergend voor douane-ambtenaren. Zijn
reis eindigde na enige omzwervingen uiteindelijk in Nederland, waar hij werk vond dat hem in staat
stelde om zijn gezin in Turkije te onderhouden. Enkele jaren later, nadat hij papieren had weten te
bemachtigen die hem ‘legaal' maakten, haalde hij zijn gezin naar Arnhem. Ik was toen drie maanden
oud.
Het was niet zijn bedoeling in Nederland te blijven. Hij wilde hier hard werken en geld sparen om op
den duur in Turkije een eigen bedrijf te beginnen. Iets wat hij overigens na enkele jaren ook heeft
geprobeerd.
Intussen voedden mijn ouders mij en mijn zusjes en broertjes ‘Turks' op. Misschien in de overtuiging
dat we ooit terug zouden keren naar Turkije, maar voornamelijk natuurlijk omdat ze nu eenmaal Turks
waren. En zijn. Want ons gezin is ook na al die jaren nog een Turks gezin. We spreken Turks met
elkaar en er wordt Turks gegeten. Als ik thuis kom trek ik bij de voordeur mijn schoenen uit. De
televisie staat meestal op een Turkse zender afgestemd en ja - u vermoedde het vast al - de gevel
van ons huis wordt opgesierd door een schotelantenne.
Identiteit
Je zou kunnen zeggen dat mijn identiteit tot ongeveer mijn vierde voornamelijk Turks was. Ondanks
de Nederlandse televisie en de Nederlandse vriendjes en vriendinnetjes en de spelletjes die ik met ze
speelde op straat.
Op mijn vierde viel ik, zoals alle andere kinderen in Nederland, onder de leerplicht, en vanaf dat
moment bracht ik minimaal vijfentwintig uur per week door op school met Nederlandse en andere
buitenlandse kinderen. In elk geval kreeg ik les van Nederlandse leraren en leraressen. Ik leerde ‘Op
een grote paddestoel' en ‘Zie ginds komt de stoomboot' zingen en dat de Rijn bij Lobith ons land
binnenkomt. Mijn vorming was sindsdien dus nadrukkelijk ook Nederlands.
Toen ik dertien, veertien jaar was, probeerde ik wel eens via ingewikkelde rekenmethodes te bepalen
hoeveel procent ik Turks en hoeveel procent ik Nederlands was. En al naar gelang van de uitkomsten
van die berekening besloot ik wat ik was: een Turkse, een Nederlandse, een Turkse Nederlandse of
een Nederlandse Turkse.
Maar mijn identiteit wordt natuurlijk niet alleen door mijzelf en de rekenmethodes die ik erop nahield
bepaald. Wie je bent is ook afhankelijk van hoe anderen naar je kijken en hoe ze je noemen. Van de
manier waarop je in de media en door politici en beleidsmakers gecategoriseerd wordt. En zij - die
anderen, die media, die politici en beleidsmakers - deden me een andere identiteit cadeau. Eentje
waar ik zelf nooit op zou zijn gekomen en die mijn ingewikkelde rekenmethodes in een klap overbodig
maakte. Want hoeveel procent je Turks bent en hoeveel procent Nederlands maakt niet uit. Voor hen
ben en blijf je een ‘allochtoon'.
Beelden en imago’s
Wie iemand is wordt bepaald door de gemeenschappen waarin hij of zij leeft en waartoe hij of zij zich
rekent. Sommige van die gemeenschappen kies je zelf, in andere word je geboren of kom je terecht
door bijvoorbeeld studiekeuze of verhuizing. Over het algemeen geldt dat je naarmate je ouder wordt
van meer gemeenschappen deel uitmaakt en dat je identiteit daarmee gecompliceerder, meer
samengesteld wordt. Inmiddels ben ik, nog slechts 24 jaar oud, onder veel meer ook Turkse,
Nederlandse, geëmancipeerde vrouw, Arnhemse, rechtenstudente, studente van de Radboud
Universiteit Nijmegen en moslim.
Die verschillende identiteiten hebben uiteenlopende imago's. In Nijmegen heeft bij bepaalde
zogenaamde ‘echte' Nijmegenaren bijvoorbeeld mijn identiteit van Arnhemse niet een heel positief
imago. Net zoals Turken bij Nederlanders een bepaald imago hebben of rechtenstudenten bij
biologiestudenten.
Het imago dat die verschillende identiteiten hebben in gemeenschappen, waarvan ik geen deel
uitmaak, is voor een groot deel gebaseerd op misverstanden en vooroordelen. Het ligt in de
menselijke natuur om onszelf en anderen allerlei “namen” te geven waardoor we de wereld
gemakkelijk kunnen ordenen. We vinden het geruststellend en voelen ons beschermd wanneer
iedereen gedefinieerd kan worden op grond van allerlei criteria die door ons belangrijk gevonden
worden.
Die imago's hebben wij niet in eigen hand maar ze zijn wel belangrijk omdat ze mede bepalen hoe we
- hoe mensen - met elkaar omgaan.
‘Allochtoon’
Staat u mij toe om wat dat betreft nog even terug te komen op de identiteit die ik, zonder er ooit
moeite voor te hebben hoeven doen, cadeau kreeg. Ik heb vanaf het moment dat ik kon kijken in
Nederland gewoond en toch sta ik in de statistieken als ‘niet van hier', als ‘allochtoon'.
Ik ervaar het label ‘allochtoon' als zeer storend. Het beschrijft me als iemand die ik niet ben - namelijk
als iemand van wie de wortels niet tussen Goes en Delfzijl liggen - en niet als wat ik wel ben:
bijvoorbeeld iemand wier wortels in Centraal Anatolië liggen. Het woord ‘allochtoon' houdt alleen maar
de ontkenning in dat ik ‘van hier', ‘van Nederland' ben, en per se geen enkele erkenning van een
positieve, bepaalde identiteit. Het is alsof mensen die het label allochtoon gebruiken aan mij vooral
belangrijk vinden dat ik niet van hier kom en dat het hen onverschillig laat waar ik wel vandaan kom.
Imago's zijn, zoals eerder gezegd, vaak gebaseerd op vooroordelen. En die vooroordelen zijn
gebaseerd op onwetendheid en helaas ook onverschilligheid. Daarom zijn ze moeilijk te bestrijden en
kunnen ze steeds weer opnieuw conflicten veroorzaken, die voorkomen hadden kunnen worden, maar
wel veel energie kosten.
Ruim denken: één wereld
Sommige mensen zeggen me wel eens, dat het ze moeilijk lijkt om net zoals ik in twee werelden te
moeten leven. Ze bedoelen dan dat ik in één wereld leef met mijn Nederlandse vrienden en
vriendinnen, waar ik rechtenstudente ben en honoursstudente en een geëmancipeerde Nederlandse
vrouw. En tegelijkertijd ook in één - een andere - wereld met mijn ouders, mijn broertjes en zusjes,
waar ik Turkse ben en moslim.
En ze hebben gelijk. Dat is ook moeilijk. Maar het moeilijke bestaat nu juist daarin dat zij mijn ene
leven in twéé werelden onderverdelen: één wereld die ze kennen en waarin ik met hen leef en een
andere wereld die ze niet of niet goed kennen en waarin ik leef in een andere voor hen onbekende
taal en met andere voor hen vreemde gewoontes, met mensen met wie ik die taal en gewoontes deel.
Ze sluiten het andere, het vreemde, het onbekende buiten hun wereld en plaatsen het in een andere
wereld. Een wereld waarin zij blijkbaar niet leven en waar ze onverschillig tegenover staan. Een
wereld, die onbekend is en onbekend mag blijven. Een wereld waarvan ze geen last willen hebben.
Ik leef niet in twee, maar in één wereld. Één wereld die ik met u en met alle andere mensen deel. Één
wereld die ik deel met mijn ouders, mijn Nederlandse en Franse, Amerikaanse, Koerdische,
Marokkaanse, Kaapverdische en Tibetaanse vrienden en vriendinnen. Het thema van de opening van
dit academisch jaar luidt: Één wereld, samen leren, samen leven. Op het eerste gezicht misschien
een wat weinig inspirerend, want een vanzelfsprekendheid uitdrukkend, thema. Maar ik hoop dat ik u
de niet-vanzelfsprekendheid ervan al een beetje heb aangegeven.
Ik ervaar het als een rijkdom dat ik van twee culturen ben. Ook omdat ik daardoor zelf gevoelig ben
geraakt voor de momenten waarop ik merk dat ik me onverschillig gedraag tegenover bijzondere
identiteiten en culturen van mensen die ik ontmoet.
Het heeft lang geduurd voordat ik doorhad welke vooroordelen ikzelf allemaal koesterde en voordat ik
in staat was ze langzaam maar zeker los te laten.
Ik denk dat het een van de belangrijkste lessen is geweest die ik heb geleerd in de jaren dat ik hier op
de universiteit heb mogen studeren: ruimdenkend te zijn, de kaders waarbinnen je gewend ben na te
denken te verlaten, kritisch te zijn en durven kennis te nemen van onbekende terreinen. Ruimdenkend
zijn betekent voor mij: de wereld ruim, groot, als één wereld te willen en kunnen denken en niet
onverschillig staan tegenover het andere; niet eng, benauwd denken en het vreemde en onbekende in
een andere wereld plaatsen.
Maar ruim denken is niet gemakkelijk. Het vergt, naast een oprechte belangstelling voor het vreemde,
ook de bereidheid met anderen in gesprek te gaan en moeite te nemen om het vreemde te leren
kennen, te bestuderen.
Ontmoetingen
In mijn tweede jaar op de universiteit werd ik lid van AEGEE, een internationale studentenvereniging
waarmee ik veel op reis ging. Ik heb daarbij heel veel verschillende mensen mogen ontmoeten. Elke
ontmoeting, in het bijzonder met mensen uit een andere cultuur dan die van mezelf, betekende ook
een botsing met mijn eigen vooroordelen. Die botsingen zijn waardevolle en leerzame ervaringen
geweest. Ik heb geleerd dat we ondanks al onze verschillende identiteiten, achtergronden,
nationaliteiten, talen, religies, sociale milieus eigenlijk heel veel op elkaar lijken.
En ik heb geleerd hoe belangrijk het is om jezelf af en toe door de ogen van anderen te zien. Om na
te denken over dingen die zo vanzelfsprekend lijken, na te denken over je eigen vooroordelen, om
kritisch te kunnen zijn over jezelf en de wereld waarin je leeft.
Deze zomer heb ik deelgenomen aan Humanity In Action, een interdisciplinaire zomercursus van vijf
weken over mensenrechten en de bescherming van onderdrukte minderheden in de wereld. Aan de
cursus deden naast Nederlandse ook Amerikaanse, Deense en Duitse studenten mee. Hun blik op de
Nederlandse samenleving en de andere manieren waarop zij tegen problemen aankeken vormden in
de discussies die we hadden voor mij verhelderende confrontaties.
In het kader van Humanity in Action gingen we met twintig studenten - tien Nederlandse en tien
Amerikaanse - bij mevrouw Frieda Menco thuis op bezoek. Als jong meisje overleefde zij het
concentratiekamp Auschwitz. Mevrouw Menco vertelde ons haar verhaal: over onderduiken, over
deportatie, haar gevangenschap in Auschwitz en over haar huidige leven. Natuurlijk wisten we
allemaal uit documentaires en boeken wat er in de Tweede Wereldoorlog en de concentratiekampen
is gebeurd. Het was niet zo dat we daarover voor het eerst iets te horen kregen. Maar van de
ontmoeting met mevrouw Frieda Menco ging een appèl uit. Een appèl om rekenschap te geven: wat
zou onze rol zijn geweest als we tijdens die oorlog hadden geleefd. Er was bij ons allemaal eenzelfde
verbijstering toen we beseften dat daarop niet zo snel een antwoord gegeven kan worden.
Hetzelfde gebeurde toen we een asielzoekerscentrum bezochten en de bewoners daar ontmoetten.
Ze vertelden ons over de procedures waarmee ze te maken hadden, de redenen waarom ze daar
zaten, hoelang ze daar al zaten. In die ontmoeting kun je niet onverschillig blijven. Er wordt een appèl
op je gedaan om de mensen, hun verhaal, hun situatie te leren kennen.
Samen leren, samen leven
Iedereen die een tijdje heeft gestudeerd weet dat de kennis die je opdoet in de collegebanken
wetenschappelijk en universeel is. Je leert een kritische blik, je leert om je oren en ogen goed open te
houden. Om op steeds andere manieren naar de wereld te kijken. Maar ik heb op deze universiteit
ook geleerd dat er ook andere dan wetenschappelijke en even belangrijke manieren van leren en
weten bestaan.
Ik heb geprobeerd naast mijn wetenschappelijke studie ook op die andere manieren te leren: door een
half jaar in het buitenland te gaan studeren, door bestuurswerkzaamheden te verrichten voor een
vereniging waarbij ik de mogelijkheid kreeg iets te doen wat ik leuk en belangrijk vind, door mee te
doen aan het Honours Programma, door steeds de kans te grijpen om andere mensen te ontmoeten
en van ze te leren.
Ik ben altijd gefascineerd geweest door andere culturen, misschien komt het door mijn eigen
achtergrond en de twee culturen die ik vertegenwoordig. Ik ervaar het als een rijkdom om een extra
taal te kunnen spreken en problemen vanuit verschillende visies te kunnen bekijken.
Ongeveer dertig jaar gelden besloot mijn vader - niet onder dwang of bedreiging, maar om zijn gezin
een betere toekomst te kunnen geven - om naar een hem geheel vreemd land te gaan. Daardoor heb
ik kansen gekregen om me te ontwikkelen die ik anders niet zou hebben gehad. Politici noemen
mensen als mijn vader wel “economische vluchtelingen” alsof het hen alleen maar gaat om in de
richting van zo veel mogelijk geld te vluchten. Maar zijn beslissing was natuurlijk veel complexer. Of
eigenlijk ook niet. Het is beslissing van de ‘pater familias' die de ‘volle' verantwoordelijkheid neemt
voor diegenen die in zijn ogen van hem afhankelijk zijn en hun een goede toekomst, een goed leven
wil bieden.
Uiteindelijk zijn alle vluchtelingen - politieke, religieuze en ook economische - op de vlucht voor de
pogingen van anderen om hun identiteit in een andere wereld te plaatsen. Hun ideeën passen niet in
de wereld van de mensen die de macht hebben, hun god of het ras waartoe ze behoren past er niet.
En ook als ze te arm zijn om erbij te kunnen horen, wonen ze in een andere - de derde - wereld. Ze
zoeken naar erkenning van hun identiteit en zoeken naar een kans om samen met alle andere
mensen deel te kunnen uitmaken van één wereld, onder dezelfde gelijke voorwaarden en met
dezelfde gelijke rechten en kansen.
Om samen te kunnen leven in één wereld is het noodzakelijk om samen van elkaar en over elkaar te
leren, om elkaar echt te leren kennen en elkaar niet onverschillig te laten. Elkaar leren kennen
betekent allereerst de erkenning van de waarde van elkaars identiteiten. Die erkenning vereist veel
moeite, veel communicatie, veel studie en bovenal oprechte interesse. De universiteit kan daarbij een
grote rol spelen als de plaats waar jonge, gemotiveerde, gedreven en intelligente mensen elkaar
ontmoeten. Het is bij uitstek de plaats waar de professoren hun studenten en studenten elkaar kunnen
leren om niet onverschillig te blijven staan tegenover het andere en vreemde, maar de wereld ruim te
denken als één wereld die je deelt met alle andere mensen.
En in één wereld is niemand niet ‘van hier', niemand ‘allochtoon'. In één wereld is niemand
vluchteling, hoogstens reiziger op zoek naar een betere toekomst.