Content uploaded by José M Peeters
Author content
All content in this area was uploaded by José M Peeters on Jan 15, 2016
Content may be subject to copyright.
Peeters JM en AL Francke. Zorg op afstand in de Thuiszorg, Handboek Wonen, Zorg en Welzijn
(losbladig tijdschrift), aanvulling 58, april 2009.
Monitor Zorg op afstand, NIVEL 2008 1
Zorg op afstand in de thuiszorg
Dr. J.M Peeters en dr. A.L. Francke
*
Zorg op afstand is een veel belovende innovatie, die in Nederland geleidelijk en gefaseerd ingevoerd
wordt in de thuiszorg. Het Nederlands Instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL)
brengt sinds 2005 jaarlijks de Monitor Zorg op afstand (voorheen Monitor Videonetwerken) uit. In dit
artikel schetsen we een beeld van wat Zorg op afstand inhoudt en wat de ervaringen zijn cliënten,
mantelzorgers, medewerkers van de thuiszorginstelling en managers. Hiervoor gebruiken we de
gegevens van de monitorpeiling eind 2007.
Bij Zorg op afstand (www.zorgopafstand.net) gaat het om zorg- en dienstverlening waarbij de
zorgverlener niet fysiek aanwezig is, maar veelal via een beeld- en geluidverbinding (=
“videocommunicatie”) contact heeft met de cliënt. Een voorwaarde voor verantwoorde Zorg op
afstand is dat er altijd een garantie is op zorgopvolging, wanneer dat nodig is.
Ondanks de positieve ervaringen van cliënten, mantelzorgers en thuiszorgmedewerkers, neemt het
aantal cliënten met een aansluiting op videocommunicatie minder snel toe dan verwacht (Peeters, e.a.
2008). Al lerend van de opgedane ervaringen worden ambitieuze verwachtingen bijgesteld.
Langzamerhand ontstaat ook meer inzicht in de toepassingen van videocommunicatie voor specifieke
(groepen) cliënten en hun wensen en behoeften. Thuiszorgorganisaties die Zorg op afstand leveren zijn
momenteel druk bezig om deze vorm van zorg in het reguliere zorgproces in te passen.
1. Achtergrond
Pionierende thuiszorgorganisaties zijn rond 2003 met videocommunicatie begonnen vanuit een aantal
ontwikkelingen en toekomstverwachtingen. Zo is de verwachting dat door de vergrijzing, de zorgvraag
en de zorgbehoefte sterk zullen toenemen, terwijl het aantal verpleegkundigen en verzorgenden minder
toeneemt en het voor zorgorganisaties steeds moeilijker wordt nieuw personeel aan te trekken.
Andere ontwikkelingen zijn de toenemende behoefte aan zelfstandigheid van cliënten en vraagsturing.
Veel chronisch zieken en ouderen willen zo lang mogelijk in de eigen woning en in hun eigen
leefomgeving blijven wonen. Ook de sterk groeiende kosten van de gezondheidszorg maakt het
zoeken naar innovaties nodig. Naast de toenemende vraag en het afnemend aantal „handen aan het
bed‟, nemen de technologische mogelijkheden voor de zorg thuis toe. Gebruik van videocommunicatie
past bij die ontwikkelingen: de verwachting is dat er minder tijdrovende “face-to-face zorgcontacten”
nodig zijn, het gevoel van veiligheid van cliënten er door toeneemt en dat zij daardoor langer
zelfstandig thuis kunnen blijven wonen (zie ook paragraaf 5).
2. Wat is Zorg op afstand?
Videocommunicatie is de meest voorkomende vorm van Zorg op afstand in de zorg voor mensen
thuis. De basis van videocommunicatie is een beeld- en geluidverbinding waarmee de cliënt en de
medewerker van de zorgcentrale elkaar kunnen zien en met elkaar kunnen spreken. In de meest
*
De auteurs zijn werkzaam als onderzoeker respectievelijk programmaleider van het onderzoeksthemagebied Verpleging & Verzorging bij
het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL) te Utrecht.
Peeters JM en AL Francke. Zorg op afstand in de Thuiszorg, Handboek Wonen, Zorg en Welzijn
(losbladig tijdschrift), aanvulling 58, april 2009.
Monitor Zorg op afstand, NIVEL 2008 2
uitgebreide variant zijn er camera‟s op meer plekken in het huis van de cliënt geplaatst. De
zorgcentrale kan de camera‟s op afstand besturen (draaien, inzoomen) om bijvoorbeeld
medicijngebruik te controleren of een bepaald aspect van de gezondheid van de cliënt te beoordelen.
Bij videocommunicatie gaat het in grote lijnen om een zelfde soort technologie, een beeldscherm en
camera, maar de gebruikte systemen lopen wel uiteen: sommige systemen werken via internet, andere
werken via een kabelverbinding of via een set-top box
†
die is aangesloten op de televisie of computer.
De gebruikte systemen bepalen voor een deel het aanbod van zorg, diensten en producten. Voor de
techniek wordt met verschillende bedrijven samengewerkt.
Videocommunicatie kan naast begeleiding van individuele cliënten ook worden gebruikt voor
informatie aan doelgroepen, zoals achtergrondinformatie over het ziektebeeld of instructiefilmpjes
over bijvoorbeeld eerste hulp bij spoedeisende situaties thuis. Beeldcontact via videocommunicatie
kan ook worden uitgebreid met het meten en monitoren van medische gegevens, zoals bloeddruk,
gewicht of bloedsuiker. Tot slot kan videocommunicatie ook uitgebreid worden tot familie of
vrienden. Deze laatste mogelijkheid is nog in ontwikkeling.
Een andere vorm van Zorg op afstand is telebegeleiding. Op dit moment wordt telebegeleiding in de
Nederlandse thuiszorg vooral gebruikt bij cliënten met diabetes of een longziekte (COPD). Dat kan via
een digitaal diabetesdagboek of een internettoepassing in de vorm van een Health Buddy. Dit is een
apparaat met een klein beeldscherm dat is aangesloten op de telefoon, waarmee lichamelijke
kenmerken kunnen worden ingevoerd, zoals bloedglucosewaarde, bloeddruk en gewicht. Cliënten
vullen dagelijks een digitaal dagboek in de vorm van een vragenlijst in over hun ziekte en over hun
leefstijl. De antwoorden op deze vragen worden elke dag bekeken door een verpleegkundige. Als
daartoe aanleiding bestaat, dat wil zeggen als het programma een „rode vlag‟ (duidt op mogelijk risico)
aangeeft, wordt vanuit de thuiszorgorganisatie of door de huisarts contact opgenomen met de cliënt.
Omdat videocommunicatie als vorm van Zorg op afstand in de Nederlandse thuiszorg het meeste
voorkomt, beperken we ons in de rest van het artikel tot die vorm.
3. Monitor Zorg op afstand
Het proces en de ontwikkeling van Zorg op afstand worden, zoals in de inleiding al aangegeven,
gemonitord door het NIVEL met subsidie van ActiZ, brancheorganisatie van zorgondernemers. ActiZ
beschouwt de invoering van Zorg op afstand als een belangrijke ontwikkeling en wil zorgaanbieders
daarbij ondersteunen. Het (laten) monitoren van de ontwikkeling van Zorg op afstand past bij die
ondersteuning: een monitorstudie draagt bij aan het verzamelen, analyseren en verspreiden van kennis
over Zorg op afstand. Ervaringen en inzichten opgedaan in het ene jaar worden gebruikt om de
videocommunicatie en de ontwikkeling ervan te verbeteren in het volgende jaar. Op die manier wordt
transparant op welke manier thuiszorgorganisaties gebruik maken van deze nieuwe technologie en wat
hiervan de effecten zijn voor de kwaliteit van zorg- en dienstverlening aan cliënten.
Tabel 1 Deelname peilingen Monitor Zorg op afstand
Peiling
2005
2006
2007
Deelnemende thuiszorgorganisaties
5
6
10
†
Dit is een elektronisch apparaat dat een televisie verbindt met externe bronnen, zoals kabel of telefoonlijn, en het signaal decodeert zodat
het op de televisie te zien is.
Peeters JM en AL Francke. Zorg op afstand in de Thuiszorg, Handboek Wonen, Zorg en Welzijn
(losbladig tijdschrift), aanvulling 58, april 2009.
Monitor Zorg op afstand, NIVEL 2008 3
Aantal cliënten
206
429
1.125
Ten tijde van de eerste monitorpeiling van het NIVEL in 2005 (Bos e.a., 2005) beschikten vijf
thuiszorgorganisaties over een systeem van videocommunicatie (tabel 1). In totaal waren op dat
moment ongeveer 200 cliënten aangesloten. In 2006 was het aantal organisaties dat
videocommunicatie aanbood gestegen naar zes, met in totaal ruim 400 aangesloten cliënten (Bos e.a.,
2006). Eind 2007 boden tien thuiszorgorganisaties videocommunicatie aan met in totaal ruim 1.100
aangesloten cliënten (Peeters, e.a., 2008). Twee van de tien thuiszorgorganisaties van de peiling eind
2007 waren bezig met een (her)start van Zorg op afstand vanwege het faillissement van de leverancier
van videocommunicatie. Eind 2008 is het aantal organisaties dat Zorg op afstand aanbiedt gestegen
naar vijftien (zie paragraaf 4).
4. Netwerk Zorg op afstand
Alle vijftien thuiszorgorganisaties en één zorgcentrum in Nederland die bezig zijn met de
ontwikkeling en implementatie van Zorg op afstand binnen hun organisatie zijn verenigd in het
Netwerk Zorg op afstand (Box 1). Deze zorgorganisaties zijn tevens toegelaten tot de Screen to screen
regeling
‡
. Eind 2007 hebben de deelnemers een samenwerkingsovereenkomst gesloten en is het
netwerk formeel van karakter. Het doel van het netwerk is kennis van de deelnemende partijen met
elkaar te delen en daarvoor gunstige voorwaarden te (doen) scheppen. Het Netwerk Zorg op afstand
maakt - naast een aantal andere innovatieve experimenten in Nederland - deel uit van de eerste fase
van het Transitieprogramma in de Langdurende Zorg (www.tplz.nl.). Het doel van het
transitieprogramma is het in gang zetten van innovaties die een bijdrage leveren aan een oplossing
voor de toenemende zorgvraag bij een afnemend aantal medewerkers dat beschikbaar is voor de zorg.
Box 1 Deelnemers Netwerk Zorg op afstand eind 2008 (op alfabetische volgorde)
Activite (Leiderdorp)
Aveant (Utrecht)
Beweging 3.0 (Amersfoort)
Careyn Zorggroep (Schiedam)
Internos Thuiszorg (Dordrecht)
Meavita West (Den Haag)
Meavita Sensire (Doetichem)
Meavita Thuiszorg Groningen (Groningen)
Thuiszorg Groot Rijnland (Leiden)
Proteion Thuiszorg (Venray)
Orbis Medisch en Zorgcentrum, Divisie Thuiszorg Westelijke Mijnstreek (Sittard)
Stichting ZuidZorg (Eindhoven)
Thebe (Tilburg)
Vierstroomdezorgring (Gouda)
Zorgcentrum Sint Josef (Gendt)
Zorgaanbieders die deelnemen aan het netwerk bieden Zorg op afstand meestal eerst als pilot en in
projectvorm aan, om vervolgens te gaan „opschalen‟ dat wil zeggen structureel en grootschaliger te
implementeren in het reguliere zorgproces. De helft van de thuiszorgorganisaties die momenteel Zorg
‡
Tot deze regeling toegelaten instellingen krijgen voor cliënten met videocommunicatie, boven op de reguliere zorg, vier uur verpleging-
basis per maand vergoed als compensatie voor omzetderving.
Peeters JM en AL Francke. Zorg op afstand in de Thuiszorg, Handboek Wonen, Zorg en Welzijn
(losbladig tijdschrift), aanvulling 58, april 2009.
Monitor Zorg op afstand, NIVEL 2008 4
op afstand aanbieden, verkeert nog in de pilotfase; de andere helft heeft concrete plannen om tot
opschaling te komen.
5. Visie op zorg
De deelnemers aan het netwerk verwachten dat door Zorg op afstand in een aantal situaties minder
fysieke professionele zorg nodig zal zijn. Zo kan de zorgcentrale van de thuiszorgorganisatie
bijvoorbeeld ‟s nachts op afstand een oogje in het zeil houden bij dwaalgedrag van een persoon met
dementie, en hoeft men niet meer altijd naar de woning van de cliënt toe. Beter gezegd, de organisaties
verwachten dat met eenzelfde aantal professionals soms méér zorg zal kunnen worden geleverd.
Verondersteld wordt ook dat cliënten zich veiliger voelen, omdat ze elk moment van de dag of nacht
verbinding kunnen maken met de zorgcentrale bij calamiteiten en weten dat zorgopvolging
gegarandeerd is. Ook kunnen cliënten die nog geen zorg nodig hebben, bij de zorgcentrale terecht voor
advies of voor een praatje (sociaal contact). In die zin zou videocommunicatie preventief kunnen
werken, omdat deze cliënten minder snel een beroep zullen doen op de zorg.
De deelnemende thuiszorgorganisaties gaan er vanuit dat Zorg op afstand op termijn onderdeel moet
worden van brede zorgarrangementen. Onder een zorgarrangement verstaan we „een geheel van
zorgactiviteiten en diensten, dat aan een zorgvrager wordt aangeboden en/of geleverd‟. Bij
zorgarrangementen in het kader van Zorg op afstand valt te denken aan diensten op de gebieden van
service en ontspanning, welzijn, preventie, veiligheid, zorg (care) maar ook zorg uit de tweede lijn
(cure). Het arrangement kan worden aangeboden door één zorgaanbieder of door meerdere
zorgaanbieders samen. Elke thuiszorgorganisatie met videocommunicatie zal haar eigen arrangement
samenstellen, maar daarbij wel afhankelijk zijn van de technische mogelijkheden van de leveranciers,
met wie de organisatie samenwerkt. Organisaties letten bij het samenstellen van deze arrangementen
op de behoeften aan zorg, veiligheid, sociaal contact en welzijn. Door in te spelen op die behoeften, is
de verwachting dat de zelfredzaamheid van mensen wordt vergroot en de vraag naar professionele
zorg vermindert.
6. Doelgroepen en gebruik van videocommunicatie
De oorspronkelijke verwachting van de thuiszorgorganisaties was dat vooral de groep ouderen en
chronisch zieken met een AWBZ- indicatie „verpleging‟ en/of „persoonlijke verzorging‟ een
aansluiting op de videocommunicatie zouden hebben. Momenteel blijken ook veel ouderen zonder
AWBZ- indicatie te zijn aangesloten: eind 2007 heeft zes op de tien aangesloten cliënten een indicatie
voor AWBZ-zorg. Sommige thuiszorgorganisaties richten zich ook juist op cliënten zonder
zorgindicatie, vanuit de gedachte dat bij cliënten die nog niet duidelijk „zorgbehoeftig‟ zijn, Zorg op
afstand ertoe kan bijdragen dat ze minder snel een beroep gaan doen op AWBZ-zorg.
Cliënten gebruiken op dit moment videocommunicatie vooral voor verpleging (advies, instructie en
begeleiding hoe om te gaan met ziekte en hulpmiddelen), psychosociale begeleiding, “goedemorgen
en goedenavond services” en personenalarmering. Contact met familie of andere naasten en lotgenoten
wordt, in tegenstelling tot de verwachting, nog maar door twee thuiszorgorganisaties aangeboden,
terwijl contact met de huisarts via videocommunicatie tot nu toe bij geen enkele organisatie technisch
mogelijk is. Cliënten willen, naast het huidige zorg- en diensten aanbod via videocommunicatie,
vooral graag via het beeldscherm contact kunnen maken met familie (kinderen en kleinkinderen) en
andere naasten. Dat zou voor hen een belangrijke aanvulling zijn op de huidige mogelijkheden
Peeters JM en AL Francke. Zorg op afstand in de Thuiszorg, Handboek Wonen, Zorg en Welzijn
(losbladig tijdschrift), aanvulling 58, april 2009.
Monitor Zorg op afstand, NIVEL 2008 5
(Peeters e.a., 2008).
7. Ervaring van cliënten en mantelzorgers met videocommunicatie
Alle deelnemende cliënten en hun mantelzorgers hebben eind 2007 een schriftelijke vragenlijst
ontvangen over hun ervaringen met videocommunicatie. Aanvullend is met twintig cliënten een
diepte-interview gehouden. Uiteindelijk hebben 254 cliënten en 136 mantelzorgers de vragenlijst
ingevuld (Peeters e.a., 2008).
Beeldcontact via videocommunicatie is voor cliënten en hun naasten een nieuw verschijnsel. De
motieven van cliënten om een aansluiting op videocommunicatie te nemen, liggen vooral op het vlak
van veiligheid en de wens om langer zelfstandig, in de eigen woning, te kunnen blijven wonen.
De verwachting dat de inzet van videocommunicatie in de zorg voor ouderen thuis en voor mensen
met een beperking leidt tot een toenemend gevoel van veiligheid is uitgekomen (Peeters e.a., 2008).
Vier op de tien cliënten zeggen meer emotionele ondersteuning van de thuiszorg te ontvangen, sinds
ze gebruik maken van videocommunicatie. Een derde van de cliënten meent dat videocommunicatie
ertoe bijdraagt dat ze zelfredzamer en zelfstandiger zijn, zodat ze langer thuis kunnen blijven wonen.
Cliënten zijn eveneens tevreden met het aanbod van zorg, diensten en producten via
videocommunicatie. De meerwaarde is dat de cliënt op elk moment van de dag (of nacht) rechtstreeks
contact kan opnemen met de zorgcentrale van de thuiszorgorganisatie en dat verhoogt het gevoel van
veiligheid. Vooral het oogcontact met de medewerker van de zorgcentrale wordt gewaardeerd door
cliënten en als „handig‟ ervaren om voorwerpen, zoals medicijndoosjes, te kunnen laten zien.
Het feit dat de zorgcentralist in de woonkamer van de cliënt kan kijken wordt door cliënten veelal niet
als aantasting van de privacy ervaren. Er is ook geen sprake van “Big brother is watching you”, omdat
cliënten zelf de camera en beeldscherm aanzetten. Wanneer zorgcentralisten beeldcontact willen
maken, nemen ze altijd eerst telefonisch contact op met de cliënt. Er zijn ook thuiszorgorganisaties die
op die manier een „goedemorgen/goedenavondservice‟ leveren, waarbij de cliënt op vaste momenten
van de dag beeldcontact heeft met de verpleegkundige van de thuiszorgorganisatie.
Driekwart van de cliënten en de meerderheid van de mantelzorgers zijn het met de stelling eens dat
videocommunicatie een “geweldige uitvinding” is. Mantelzorgers zijn blij met het „toezicht‟ door de
zorgcentrale. Zij voelen zich meer ondersteund en geven aan dat de mantelzorg hen minder zwaar valt
(Peeters e.a., 2008).
De ervaringen van cliënten en mantelzorgers met videocommunicatie zijn dus overwegend positief en
de meeste cliënten willen het systeem voor videocommunicatie na de proefperiode graag houden.
Cliënten blijken echter in eerste instantie wel vaak andere verwachtingen te hebben gehad over de
mogelijkheden van videocommunicatie, bijvoorbeeld dat zij ook contact met de kinderen zouden
kunnen maken via het systeem. Aan deze verwachting is door de thuiszorgorganisatie lang niet altijd
voldaan, mede doordat dit technisch gezien (nog) te hoog gegrepen is voor sommige organisaties.
De techniek is nog in ontwikkeling en functioneert bij een aantal thuiszorgorganisaties nog niet
optimaal. Een vijfde deel van de cliënten vindt de techniek „lastig‟ en bijna de helft van de cliënten
geeft aan dat er verbeteringen mogelijk zijn op het gebied van de techniek of de bediening.
Ondanks dat cliënten in het algemeen positief zijn over videocommunicatie, maken de meesten er nog
maar beperkt gebruik van. Een kwart van de cliënten heeft de week, voorafgaand aan het invullen van
de vragenlijst uit de laatste monitorpeiling (Peeters e.a., 2008), contact gehad met de zorgcentralist;
Peeters JM en AL Francke. Zorg op afstand in de Thuiszorg, Handboek Wonen, Zorg en Welzijn
(losbladig tijdschrift), aanvulling 58, april 2009.
Monitor Zorg op afstand, NIVEL 2008 6
ruim een tiende deel van de cliënten geeft aan (bijna) nooit contact te maken met de zorgcentrale. Als
reden hiervoor geven cliënten aan dat zich geen (urgente) situatie heeft voorgedaan. Cliënten maken,
zo geven ze zelf aan, vooral gebruik van videocommunicatie wanneer zij daar zelf behoefte aan
hebben. Een derde van de ondervraagde cliënten gebruikt videocommunicatie vooral voor een sociaal
praatje met de zorgcentralist.
8. Ervaring van zorgcentralisten en thuiszorgmedewerkers met videocommunicatie
Ook zorgcentralisten (= verpleegkundigen van de zorgcentrale) en thuiszorgmedewerkers hebben een
schriftelijke vragenlijst ontvangen: 57 zorgcentralisten en 17 thuiszorgmedewerkers hebben de
vragenlijst ingevuld. Beide groepen medewerkers oordelen over het algemeen positief over deze
nieuwe ontwikkeling in de zorg. Ze zijn van mening dat cliënten dankzij videocommunicatie langer
thuis kunnen blijven wonen en ervaren dat cliënten minder eenzaamheidsgevoelens hebben, door de
emotionele ondersteuning (luisterend oor) van de medewerkers van de zorgcentrale. Het feit dat
oogcontact mogelijk is blijkt voor veel zorgcentralisten een belangrijke meerwaarde te hebben,
vergeleken met telefonisch contact. Op die manier kan de situatie van de cliënt beter worden ingeschat
door de zorgcentralist, en kan de cliënt eerder worden gerustgesteld. Ook is het werk voor de meeste
medewerkers van de zorgcentrale aantrekkelijker geworden dankzij videocommunicatie.
Tegelijkertijd hebben zorgcentralisten aangegeven dat er van tijd tot tijd problemen (storingen) zijn
met de techniek, en dat deze voor verbetering vatbaar is. De mogelijkheden aan zorg en
dienstverlening die via videocommunicatie worden aangeboden zijn volgens de ondervraagde
zorgcentralisten voldoende (Peeters e.a., 2008).
Videocommunicatie biedt zorgcentralisten nieuwe en meer mogelijkheden tot contact met cliënten, zij
kunnen die contacten beter plannen en spreiden en hun arbeidssatisfactie is toegenomen. Ook betekent
Zorg op afstand via videocommunicatie dat er zorg en begeleiding wordt geleverd op het moment dat
de cliënt daar behoefte aan heeft. De functie van zorgcentralist biedt volgens medewerkers van de
zorgcentrale mogelijkheden voor verzorgenden en verpleegkundigen die, vanwege fysieke problemen,
nu (nog) niet aan het werk zijn. Dat biedt kansen om zo veel mogelijk medewerkers voor de zorg te
behouden, bij een toenemende zorgvraag.
9. Conclusies en discussie
Dit artikel beschrijft hoe de organisatie van Zorg op afstand in Nederland wordt vormgegeven, om
hoeveel cliënten het gaat en wat de ervaringen zijn van gebruikers (cliënten en mantelzorgers),
medewerkers van thuiszorgorganisaties en managers. Al met al kunnen we concluderen dat de eerste
ervaringen met deze zorgvernieuwing veelbelovend zijn. Deze ervaringen maken dat zorgorganisaties
doorzetten en enthousiast verder gaan met het inzetten van videocommunicatie in de zorg aan mensen
thuis. Maar om Zorg op afstand te implementeren in het reguliere zorgproces van organisaties en breed
te verspreiden in Nederland is nog het één en ander nodig.
Een belangrijk noodzakelijke voorwaarde voor Zorg op afstand is goed werkende techniek. In de
praktijk, zo toont de monitorstudie aan, blijken de meeste ouderen goed in staat om te gaan met
techniek. Maar een aantal technische bedrijven is failliet gegaan of de kwaliteit van het beeld en/of
geluid bij videocommunicatie laat te wensen over. Zo lang de techniek niet betrouwbaar is, belemmert
dit zorgaanbieders om meer cliënten aan te sluiten op een systeem voor videocommunicatie en
daarmee de continuïteit.
Een ander probleem waar thuiszorgorganisaties mee te maken hebben is de samenwerking met
Peeters JM en AL Francke. Zorg op afstand in de Thuiszorg, Handboek Wonen, Zorg en Welzijn
(losbladig tijdschrift), aanvulling 58, april 2009.
Monitor Zorg op afstand, NIVEL 2008 7
technische bedrijven en de vertaalslag van de techniek naar de specifieke eisen die de zorg aan de
techniek stelt. Technische bedrijven hebben de neiging „gouden bergen‟ te beloven vanuit
commercieel oogpunt en techniek aan te bieden waar vanuit de zorg bekeken, niet direct behoefte aan
is. En waar cliënten wel behoefte aan hebben, namelijk integratie van personenalarmering en
videocommunicatie met naasten, kan momenteel nog vaak niet.
Managers geven aan dat er weinig mogelijkheden zijn om snel nieuwe aansluitingen te realiseren,
omdat deze (vaak oudere) cliënten lang niet altijd internetverbinding hebben. Hierdoor kunnen
cliënten die kortdurende zorg nodig hebben, bijvoorbeeld bij herstel na ziekenhuisopname, niet snel
aangesloten worden op het systeem.
Om tegemoet te komen aan de wensen van (potentiële) cliënten, bijvoorbeeld de behoefte aan
comfortdiensten (boodschappendienst) via het systeem voor videocommunicatie, is samenwerking met
andere partijen, zoals gemeenten, woningbouwverenigingen en welzijnsinstellingen, nodig, en dat kost
tijd, geld en energie. Bovendien zijn andere, externe partijen niet altijd geïnteresseerd.
De bekostiging van deze nieuwe technologie is voor thuiszorgorganisaties altijd een belangrijk issue
geweest. Zorg op afstand maakte in eerste instantie nog geen onderdeel uit van de huidige
bekostigingssystematiek voor AWBZ-zorg. Om die reden is de zogenaamde Screen to screen regeling
voor cliënten met een indicatie voor AWBZ-zorg, die gebruik maken van videocommunicatie, tot
stand gekomen. Deze bekostigingsregel is een positieve prikkel voor thuiszorgorganisaties om Zorg op
afstand binnen hun organisatie te ontwikkelen. Aan de andere kant hebben organisaties te maken met
een zogenaamd productieplafond (afspraken met zorgkantoor over het maximaal aantal te leveren uren
zorg) en een aantal organisaties loopt hier bij de opschaling van Zorg op afstand tegen aan.
De inzet van videocommunicatie levert een nieuw zorgproces op, met veranderende rollen en
verantwoordelijkheden. De integratie van Zorg op afstand in de organisatie en het zorgproces kost
vooral managers tijd en denkwerk, en leidt tot het steeds opnieuw maken van keuzes. Daarbij komt dat
de aandacht van het management van thuiszorgorganisaties voor invoering van videocommunicatie en
telebegeleiding afgeleid worden door andere veranderingen in de zorg, zoals de invoering van de Wmo
en de zorgzwaartepakketten.
Om managers van zorgorganisaties te ondersteunen is op initiatief van Actiz, een handreiking gemaakt
met een overzicht van cliëntprofielen (voor wie kan Zorg op afstand nuttig zijn) en
aanbodarrangementen (welke nieuwe vormen van zorg, diensten en producten kunnen worden
ontwikkeld; Nouws, 2008).Ook is een technische richtlijn ontwikkeld die zorgorganisaties kan helpen
om keuzes te maken voor een systeem van videocommunicatie (Van Fulpen, 2008).Tevens wordt een
toolkit gemaakt over Zorg op afstand, om in de nabije toekomst te gebruiken in de opleiding voor
verpleegkundigen en verzorgenden.
De verwachtingen over Zorg op afstand waren en zijn nog steeds hoog gespannen. Zorg op afstand
heeft, volgens de partijen die bij deze innovatie betrokken zijn, zoals ActiZ, NZa en de
thuiszorgorganisaties zelf, een veelbelovende toekomst. Inmiddels hebben al heel wat cliënten en
mantelzorgers ervaring met de videocommunicatie en telebegeleiding en de techniek is min of meer
beproefd. Wel is de samenstelling van de groep cliënten die gebruik maakt van Zorg op afstand voor
een deel anders dan bijvoorbeeld door ActiZ in eerste instantie verwacht; naast chronisch zieken en
ouderen met een AWBZ-indicatie, zijn ook ouderen zonder AWBZ-indicatie, ter ondersteuning van de
sociale contacten, aangesloten. Dit maakt de bekostiging van deze technologie voor
thuiszorgorganisaties extra lastig, omdat de middelen uit andere geldstromen dan de AWBZ,
bijvoorbeeld vanuit de Wmo, zouden moeten komen.
Zorgaanbieders bieden screen to screen zorg meestal eerst als pilot en in projectvorm aan, om vervolgens te
Peeters JM en AL Francke. Zorg op afstand in de Thuiszorg, Handboek Wonen, Zorg en Welzijn
(losbladig tijdschrift), aanvulling 58, april 2009.
Monitor Zorg op afstand, NIVEL 2008 8
gaan opschalen. Met „opschalen‟ bedoelen we dan: zorgarrangementen met videocommunicatie regulier
aanbieden en het ontwikkelen van brede arrangementen met care, cure en welzijn. De helft van de
thuiszorgorganisaties die Zorg op afstand aanbieden is momenteel druk bezig met de implementatie in het
reguliere zorgproces. Uiteindelijk zal Zorg op afstand in geheel Nederland kunnen worden
geïmplementeerd, op basis van de ervaringen en kennis opgedaan in het Netwerk Zorg op afstand.
Door met deze monitor Zorg op afstand het proces te blijven volgen en beschrijven, wordt transparant
op welke manier thuiszorgorganisaties gebruik maken van nieuwe communicatietechnologieën en wat
hier de effecten van zijn voor de kwaliteit van zorg- en dienstverlening aan hun cliënten.
Referenties
ActiZ, Zorg op afstand, Dichterbij 2007-2010, Utrecht: ActiZ: 2008.
ActiZ, Meavita Nederland en ZuidZorg, Van experimenten naar arrangementen. Projectplan tot opschaling van
zorgarrangementen met videocommunicatie in de periode 2007-2010, Utrecht: ActiZ, 2007.
Bos, J.T., de Jongh D.M., Francke A.L. Monitor invoering videonetwerken in de thuiszorg. Verslaglegging van de eerste
peiling. Utrecht: NIVEL, 2005.
Bos, J.T., Francke A.L. Tussentijds verslag experiment screen-to-screen, Vertrouwelijke interne rapportage. Utrecht: NIVEL,
2006.
Fulpen, A. van. www.Herrie.nu, werkplaats Zorg op afstand, 2008.
Nouws, H. Klant in Beeld. Handreiking cliëntprofielen en aanbodsarrangementen bij Zorg op afstand en beeldcommunicatie.
Utrecht: De Vijfde Dimensie, 2008.
Peeters, J.M, Bos, J.T., Francke, A.L. Monitor Videonetwerken, Peiling najaar 2006 tussentijds verslag. Utrecht: NIVEL,
2007.
Peeters, J.M., Veer, A.J.E. de, Francke, A.L. Monitor Zorg op afstand, Verslaglegging van de peiling najaar 2007, Utrecht:
NIVEL, 2008.