Partijen, de vrouw Française, de man Nederlander en Marokkaans onderdaan, zijn in 2004 in Marokko gehuwd volgens de Marokkaanse wet. Dit huwelijk is niet in Nederland ingeschreven. In 2006 is in Nederland (?) een zoontje geboren. Dat kind is, anders dan de twee vóór de huwelijkssluiting geboren kinderen, niet erkend door de vader. In het kader van het vaststellen van het ouderschap, het gezag en
... [Show full abstract] de nationaliteit van de minderjarige rijst de vraag naar de erkenning dan wel “geldigheid” van het huwelijk, zoals de rechtbank het formuleert. Nu zij het huwelijk zonder inschrijving bij de burgerlijke stand niet geldig acht, is zij van mening dat de moeder enkelhoofdig gezag heeft. Het verzoek van de moeder strekt tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, met daaraan verbonden de vaststelling van de naam van de minderjarige. Erkenning na de geboorte zou niet het gewenste gevolg van het verkrijgen van het Nederlanderschap hebben. Eerst stelt de rechtbank de rechtsmacht vast op grond van art. 3 Rv. De vraag naar het toepasselijk recht op de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap moet volgens de rechtbank worden beoordeeld aan de hand van art. 6 lid 1 WCA (Wet conflictenrecht afstamming). De rechtbank oordeelt: “dat het de meest zuivere weg is om het huwelijk van partijen in te laten schrijven, zodat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie. Hierdoor zal de minderjarige staande het huwelijk zijn geboren, waardoor zij automatisch de Nederlandse nationaliteit en de achternaam van de vader verkrijgt.” De rechtbank houdt de behandeling van de zaak pro forma aan in afwachting van de inschrijving van de huwelijksakte door partijen.