Content uploaded by Adele C Engelberts
Author content
All content in this area was uploaded by Adele C Engelberts on Oct 21, 2016
Content may be subject to copyright.
23 Achenbach TM, Edelbrock CS. Manual for the
Child Behavior Checklist and Revised Child Be-
havior Profile. Burlington: Department of Psychi-
atry, University of Vermont, 1983.
24 Bakker FC, Wieringen PCW van, Ploeg HM van
der, Spielberger CD. Handleiding bij de Zelf-be-
oordelings Vragenlijst voor Kinderen (ZBV-K). Een
Nederlandse bewerking van de State-Trait-Anxiety
Inventory for Children (STAI-C) van Spielberger, et
al. Lisse: Swets Test Services, 1989.
25 Treffers DA, Goedhart AW, Veerman JW, et al.
Competentiebelevingsschaal voor adolescenten
(CBSA). Handleiding. Lisse: Swets & Zeitlinger,
2002.
26 Veerman JW, Straathof MAE, Treffers DA, et al.
Competentiebelevingsschaal voor kinderen
(CBSK). Handleiding. Lisse: Swets & Zeitlinger,
1997.
27 Kolsteren MMP, Koopman HM, Schalekamp G,
Mearin ML. Health-related quality of life in
children with celiac disease. J Pediatr. 2001;
138:593-5.
28 Holmbeck GN, Johnson SZ, Wills KE, et al. Ob-
served and perceived parental overprotection in
relation to psychosocial adjustment in preadoles-
cents with a physical disability: The mediational
role of behavioral autonomy. J Consult Clin Psy-
chol. 2002;1:96-110.
Kansrijke elementen in de preventie van
overgewicht bij jonge kinderen
Voldoende slaap en een gezaghebbende opvoeding
M.P. L’Hoir, M. Beltman, B.E. van Sleuwen, A.C. Engelberts, M.M. Boere-Boonekamp
Inleiding
De prevalentie van overgewicht en obesitas
neemt in de westerse wereld sterk toe.
1
In
2002-2004 had 15,2% van de 4-15-jarigen over-
gewicht. In 1997 was dit nog 9,7% en in 1980
nog 5,9%. Voor obesitas betrof dit in 2002-
2004 voor jongens en meisjes respectievelijk
2,9% en 3,3% en in 1997 1,0% en 1,3%.
2
In de
grote steden liggen deze percentages nog hoger.
Overgewicht op de kinderleeftijd is zowel op de
korte als lange termijn nadelig voor de lichame-
lijke en psychische gezondheid. Jonge obese
kinderen hebben ten gevolge van stigmatisering
en pesten door leeftijdsgenoten e
´n volwassenen
vaak een laag zelfbeeld, een negatieve perceptie
van hun lichaam en een verhoogde kans om een
depressie te ontwikkelen.
3
Bovendien vinden al-
lerlei stereotyperingen plaats (dik = dom), wor-
den ze gediscrimineerd, geplaagd of buitenge-
sloten.
3,4
Het meten van hun kwaliteit van leven
levert resultaten op die vergelijkbaar zijn met die
van kinderen met kanker.
5
Jongens kunnen
borstontwikkeling krijgen, meisjes excessieve
beharing en acne.
1
De psychosociale gevolgen
kunnen bovendien hun latere loopbaan beı
¨n-
vloeden.
6
Deze problemen moeten overigens
niet alleen worden herkend als een gevolg van
Samenvatting
Meer kennis van risicogroepen en determinanten van overgewicht
en hoe deze met elkaar samenhangen is nodig, zodat effectieve
elementen voor preventie en behandeling duidelijk worden. In dit
artikel worden enkele factoren beschreven die kunnen bijdragen
aan het voorkomen, stabiliseren of verminderen van overgewicht.
Uit een review blijkt dat bij kinderen in alle leeftijdscategoriee
¨n
een korte slaapduur gerelateerd is aan een verhoogd risico voor
overgewicht en er is voldoende evidentie voor een dosis-effectre-
latie. De prevalentie van korte slaapduur neemt toe en dit loopt
parallel aan de dramatische toename in de prevalentie van over-
gewicht en obesitas. Ouders moeten worden aangemoedigd om
jonge kinderen op tijd naar bed te brengen, zodat ze minimaal 10
tot 11 uur slapen per nacht. Deze interventie lijkt een belangrijke
en relatief goedkope strategie om gewichtsproblemen bij kinde-
ren te helpen voorkomen. Een tweede belangrijke determinant is
een televisie/computer op de slaapkamer van het jonge kind.
Tenslotte hangt opvoedingsstijl samen met overgewicht en obe-
sitas. Een gezaghebbende opvoedingsstijl betekent sensitief en
responsief opvoeden en tegelijkertijd rekening houden met het
vermogen tot zelfregulatie en -controle van het kind. Een gezag-
hebbende opvoedingsstijl is beschermend, terwijl een restrictieve
en een permissieve, verwaarlozende stijl de kans op overgewicht
en obesitas vergroten.
Tijdschr Kindergeneeskd 2008 - 76 - nr 4 199
obesitas, maar ook als een mogelijke oorzaak.
Factoren die zowel eten als bewegen beı
¨nvloe-
den, hebben vaak hun oorsprong in psychoso-
ciale problemen, varie
¨rend van verveling tot
somberheid en angst.
4
Overgewicht op de kinderleeftijd is een risico-
factor voor overgewicht op volwassen leeftijd.
Bovendien is een (ongezonde) leefstijl, waaraan
men in de loop der jaren gewend is geraakt,
steeds moeilijker te veranderen. Aangezien
steeds meer kinderen op steeds jongere leeftijd
te zwaar worden, moet preventie bij voorkeur al
op jonge leeftijd beginnen.
2
In de jeugdgezondheidszorg (JGZ) is practice-
based kennis omgezet in het zogenoemde
‘Overbruggingsplan overgewicht’.
7
Hierin zijn
vijf kansrijke aandachtspunten opgenomen die
tijdens de reguliere contacten met ouders op
het consultatiebureau worden besproken: het
stimuleren van Borstvoeding, Buiten spelen en
Ontbijten, en het ontmoedigen van Frisdrankge-
bruik en overmatig Tv-kijken en computeren.
Het acroniem hiervoor is BBOFT. Deze aanpak
wordt momenteel landelijk gee
¨valueerd voor 5-
jarigen en dit zal binnenkort plaatsvinden voor
de jongere kinderen.
Obese kinderen worden via het Signaleringspro-
tocol overgewicht opgespoord en verwezen naar
de huisarts en in overleg doorgestuurd naar de
kinderarts voor het uitsluiten van onderliggende
pathologie en comorbiditeit. De daaropvol-
gende aanpak is niet gestandaardiseerd, soms
krijgen de ouders advies van de kinderarts, soms
wordt het kind verwezen naar een speciaal in de
regio ontwikkeld programma, waar een die
¨tist,
psycholoog, pedagoog of fysiotherapeut bij be-
trokken is. Soms worden ze ook weer terugver-
wezen naar de JGZ of de huisarts. Bij program-
ma’s voor obese kinderen is veel uitval en de
aanpak is complex en weinig effectief. Voorko-
men van overgewicht en obesitas is in alle op-
zichten beter dan genezen.
De Gezondheidsraad pleit voor het van jongs af
aan aanleren van een gezonde leefstijl.
8
Idealiter
zouden ouders hierover geı
¨nformeerd moeten
worden tijdens de preconceptiespreekuren, pre-
natale zorg bij de verloskundige/gynaecoloog,
kraamtijd, zwangerschapsgymnastiek, huisarts-
en consultatiebureauconsulten, op de peuter-
speelzaal en het kinderdagverblijf en, indien
het kind in het ziekenhuis komt, tijdens consul-
ten bij de kinderarts. Jong (ophanden zijnd)
ouderschap is een goed moment om met pre-
ventie te starten. Vaders en moeders blijken tij-
dens een dergelijk transitiemoment open te
staan voor gedragsverandering. Andere pro-
gramma’s in deze levensfase die hun succes
hebben bewezen zijn preventie van passief ro-
ken en wiegendood, waarbij vanuit alle discipli-
nes eenduidige informatie is gegeven aan
ouders. Dit zijn voorbeelden van optimale ke-
tenzorg.
Natuurlijk is preventie door verandering van de
omgeving van het kind ook belangrijk. De
industrie en de samenleving moeten de strijd te-
gen het omvangrijke probleem overgewicht aan-
gaan. In Australie
¨en Frankrijk is aangetoond
dat een aanpak waarbij de gehele wijk of het to-
tale dorp wordt betrokken effectief is.
9
Geleidelijk komen meer gegevens voorhanden
naar te beı
¨nvloeden voorspellers van excessieve
gewichtstoename om op kindniveau vroegtijdig
het risico op het ontwikkelen van overgewicht te
bepalen. Vervolgens kan een selectieve preven-
tieve aanpak worden toegepast. Een populatie-
gerichte, primair preventieve aanpak is eveneens
nodig. Een kleine verandering van een risicofac-
tor kan tenslotte op populatieniveau een groot
effect teweegbrengen.
In dit artikel wordt ingegaan op behandelme-
thoden, determinanten van overgewicht, waar-
onder opvoedingsstijl, tv-kijken/computeren op
de kinderslaapkamer, slaapduur en implicaties
voor de kindergeneeskundige praktijk.
Interventies
Leefstijlinterventies, waarin verminderen van
energie-inname en het verhogen van lichamelij-
ke activiteit samengaan, zijn tot op heden het
centrale bestanddeel in behandelingen van over-
gewicht en obesitas. In de recent ontwikkelde
Conceptrichtlijn diagnostiek en behandeling
van obesitas bij volwassenen en kinderen wordt
gepleit voor gezinsgerichte gedragstherapeuti-
sche interventies.
10
Behandeling bij kinderen
kan gericht zijn op gewichtsverlies of gewichts-
behoud, afhankelijk van de leeftijd. Eet- en leef-
gewoonten van het gehele gezin dienen hierbij
te worden betrokken. Jongeren tot 18 jaar wordt
aanbevolen om minstens e
´e
´n uur aan matig in-
tensieve inspannende lichaamsbeweging te
doen door onder meer aerobics, skateboarden,
hardlopen, waarbij de activiteiten ten minste
tweemaal in de week gericht moeten zijn op
het verbeteren of handhaven van de lichamelijke
conditie (kracht, lenigheid, coo
¨rdinatie). Het
wordt aanbevolen om kinderen aan te moedigen
hun activiteitenniveau te verhogen en zittend ge-
200 Tijdschr Kindergeneeskd 2008 - 76 - nr 4
drag te verminderen, zoals tv-kijken, compute-
ren en videospelletjes spelen. Ouders zouden
het goede voorbeeld moeten geven en hun kin-
deren moeten aanmoedigen als zij gewenst ge-
drag vertonen.
10
Er zijn weinig gecontroleerde
studies verricht naar de behandeling van overge-
wicht en obesitas. Om effectieve interventies te
ontwikkelen moet de samenhang tussen eten,
bewegen en omgevingsfactoren duidelijker zijn
en is meer zicht nodig op risicogroepen en de-
terminanten van overgewicht.
Op basis van literatuur en onderzoek kunnen de
volgende groepen met een verhoogd risico wor-
den onderscheiden:
– kinderen van ouders met overgewicht/obesi-
tas;
11-13
– kinderen van allochtone ouders;
14-18
– kinderen van ouders met een lage sociaaleco-
nomische status.
15-17
Daarnaast hebben kinderen met bepaalde ken-
merken, samenhangend met zwangerschap,
voeding en groei, en met specifieke ouder-,
kind- en opvoedingsfactoren, een verhoogd risi-
co op het ontstaan van overgewicht. Het betreft
de volgende kenmerken:
– zwangerschap, kinderen:
van moeders die veel zijn aangekomen tij-
dens de zwangerschap,
19
met een laag geboortegewicht,
20
met een hoog geboortegewicht,
13
van moeders die hebben gerookt in de
zwangerschap;
12
– voeding en groei, kinderen:
die kunstvoeding krijgen,
13,21
met een snelle gewichtstoename in de eerste
vier levensmaanden
13
(kunstvoeding
22
),
met een hoge BMI/overgewicht,
12
die een vroege ‘adiposity rebound’ verto-
nen;
12,13
– ouderfactoren, kinderen:
van moeders met diabetes,
12
van ouders die een afwijkende perceptie
hebben van de voedingstoestand van hun
kind;
23
– kind- en opvoedingsfactoren, kinderen:
die temperamentvol zijn,
24
die minder uren slapen, vooral overdag,
11,13
die woedeaanvallen hebben over voeding
tijdens het eten,
11
die een tv/computer op de slaapkamer heb-
ben en/of frequent kijken/spelen.
17,25-27
Determinanten van overgewicht
In een Nederlandse studie bij kinderen van 0-4
jaar heeft 39% van de kinderen altijd frisdrank
binnen handbereik en een vijfde van de ouders
geeft aan niet voldoende tijd te hebben om met
hun kind naar buiten te gaan. Dergelijke risico-
gedragingen met betrekking tot het ontwikkelen
van overgewicht komen vaker voor in gezinnen
met een niet-westerse achtergrond, bij laagop-
geleide moeders of bij moeders met een uitke-
ring.
17,18
Voeding en beweging zijn thema’s die
sterk door opvoeding worden beı
¨nvloed. Uit on-
derzoek blijkt steeds duidelijker dat de rol van
vaders bij de preventie en aanpak van overge-
wicht belangrijk is.
28
Ee
´n op de tien peuters van 2-4 jaar heeft een tv
op zijn eigen slaapkamer, 22% mag zelf bepalen
of hij tv kijkt en 9% hoe lang dat gebeurt.
17
De
American Academy of Pediatrics (APA) adviseert
om kinderen jonger dan 2 jaar geen tv te laten
kijken. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat kin-
deren van 1 jaar gemiddeld 2,2 uur (standaard-
deviatie (SD) 2,91) en kinderen van 3 jaar 3,6 uur
(SD 2,94) per dag tv kijken.
26
In Nederland kij-
ken kinderen van 14 maanden gemiddeld 0,5
uur per dag tv, een kwart kijkt minstens 1 uur
per dag.
29
Andere factoren die een rol spelen
bij tv-kijken in relatie tot overgewicht zijn: wat
ze erbij eten, de beı
¨nvloedende reclames en de
conditionering die plaatsvindt.
27
Opvoedingsstijl en -vaardigheden
De wijze waarop men door bijsturing van de op-
voeding het ontstaan van overgewicht kan beı
¨n-
vloeden, is bij artsen en overige hulpverleners en
ouders veelal onbekend. Er is evidentie dat de
opvoedingsstijl van ouders samenhangt met
het ontstaan van overgewicht bij hun kind.
14,30
Een gezaghebbende opvoedingsstijl gedefini-
eerd als hoge sensitiviteit van de ouder naar
het kind in combinatie met realistische verwach-
tingen over de zelfcontrole van het kind, ver-
kleint de kans op het hebben van een kind
met overgewicht. Een autoritaire opvoedingsstijl
met een tekort aan sensitiviteit vergroot de kans
met een factor 5 (oddsratio (OR) 4,88; 95% be-
trouwbaarheidsinterval (BI) 2,15-11,10) en een
permissieve of verwaarlozende stijl vergroot de
kans met een factor 3 (permissief OR 2,84; 95%-
BI 1,10-7,35 en verwaarlozend OR 2,67; 95%-BI
1,12-6,38).
31
Angst van moeders gemeten tijdens de zwanger-
schap, lijkt van invloed op een restrictieve stijl
rond de eetmomenten. Dit kan moeders belem-
Tijdschr Kindergeneeskd 2008 - 76 - nr 4 201
meren bij het zien van de zelfregulerende capa-
citeiten van hun jonge kind.
32
Kinderen die on-
der het gewenste gewicht zijn, kunnen bij de
ouders, aanvankelijk vanuit bezorgdheid, ook
een dwingende voedingsstijl oproepen.
33
Het
kind kan in reactie hierop voedsel weigeren en
de cirkel is rond. Wanneer ouders opvoedings-
vaardigheden missen, samen niet op e
´e
´n lijn zit-
ten, zelf eetproblemen hebben of obees zijn,
kan dit de situatie verder compliceren.
Borstvoeding blijkt beschermend voor overge-
wicht. Dit lijkt samen te hangen met zelfregula-
tie van het kind. Hiermee wordt bedoeld dat
wanneer een kind voldoende heeft gedronken
aan de borst, het zijn hoofd weg zal draaien.
Bij een flesgevoede baby kan de ouder het restje
vanuit het gevoel ‘het moet op’ nog even opwar-
men en proberen te geven. De opdracht ‘je moet
je bord leeg eten’ gaat op een overeenkomstige
wijze voorbij aan de verzadigingsgevoelens van
het jonge kind. Voedingsstijl van ouders blijkt
samen te hangen met opvoedingsstijl van
ouders.
Een zekere mate van controle, bijvoorbeeld door
in de gaten te houden en te reguleren wat een
kind aan ongezonde snacks tot zich neemt, is
een gezonde opvoedingsstijl. Extreme controle
daarentegen heeft tot gevolg dat ontremming
optreedt en de BMI van kinderen toeneemt. Ex-
treem restrictief zijn rond eten, ofwel ‘erboven-
op zitten’, heeft een tegengesteld effect en is in
veel onderzoek geassocieerd met een BMI-toe-
name.
30,33
Ouders van kinderen met overge-
wicht hebben vaak een kennistekort en missen
soms opvoedingsvaardigheden.
17,18
Een gevolg
daarvan is dat zij de adviezen van artsen/ver-
pleegkundigen over het veranderen van gedrag
en leefstijl niet kunnen opvolgen. Opvoedings-
programma’s, zoals Triple P, richten zich op
het vergroten van opvoedingsvaardigheden bij
ouders en leren hen wat zelfregulatie van een
kind inhoudt.
34
Slaapduur en overgewicht
Een literatuurreview waarin dertien cross-secti-
onele studies bij kinderen jonger dan 7 jaar en
tien studies van kinderen ouder dan 7 jaar zijn
geı
¨ncludeerd, laat zien dat korte slaapduur ge-
associeerd is met een verhoogde kans op over-
gewicht en obesitas. De exacte fysiologische
functie van slaap is niet bekend, maar de relatie
tussen slaap en lichamelijke en psychische ge-
zondheid alsmede de sociale en economische
betekenis ervan wordt in toenemende mate dui-
delijk.
35
Korte slaapduur op de leeftijd van 30
maanden voorspelt obesitas op de leeftijd van
7 jaar.
11
Uit recent follow-uponderzoek blijkt
dat slaapproblemen in de leeftijd van 2-4 jaar
geassocieerd zijn met obesitas op de leeftijd
van 21 jaar.
36
Taheri postuleert dat slaaptekort op jonge leeftijd
een verandering teweegbrengt in de door de hy-
pothalamus aangestuurde regulatie van eetlust en
energieverbruik.
37
Hij raadt ter preventie van
obesitas aan om de kinderen weer meer te laten
slapen. Slaapduur is in de loop der jaren afgeno-
men. Jonge kinderen gaan steeds later slapen,
maar het tijdstip waarop ze opstaan verandert
niet. De tijd dat kinderen in bed doorbrengen is
in achtereenvolgende cohorten afgenomen; tus-
sen 1974 en 1986 is de totale slaapduur per 24
uur op de leeftijd van 2 jaar afgenomen van een
gemiddelde van 14,2 uur naar 13,5 uur.
38
Slaap-
duur kan overigens varie
¨ren per kind.
In een recent gerandomiseerd onderzoek naar
excessief huilen bij 400 baby’s van 2-13 weken
oud is eveneens slaapduur gemeten aan de hand
van een gevalideerd dagboek. Slapen nam na
e
´e
´n interventieweek waarin regelmaat (overi-
gens niet volgens de klok) en stimulusreductie
werden toegepast, met gemiddeld 1,7 uur per 24
uur toe. Deze resultaten van het intussen natio-
naal geı
¨mplementeerde programma voor de
aanpak van excessief huilen in de JGZ, zijn
hoopgevend en kunnen wellicht bijdragen aan
de preventie van overgewicht.
39
Voor kleuters en peuters bepalen de ouders de
‘bedtijd’, maar zodra de kinderen ouder wor-
den, lijken zij dit meer en meer zelf te bepalen.
Een minder strikte houding van ouders ten aan-
zien van de slaaptijd in de avonduren in de laat-
ste decennia is waarschijnlijk verantwoordelijk
voor de verandering van de slaapduur. Slaap
kan de factor zijn die beide kanten van de ener-
giebalans beı
¨nvloedt: energie-inname (calorie-
en) en lichamelijke activiteit.
Implicaties voor de kindergeneeskundige
praktijk
Om ouders bewust te maken, kan het in het alge-
meen praten over overgewicht en de nadelige ge-
volgen hiervan een standaardonderwerp worden
bij het consult van de kinderarts. Uit onderzoek
blijkt overduidelijk dat praten over obesitas, in
ieder geval bij westerse ouders, het meeste effect
heeft als dit op een indirecte manier gebeurt, en
het effect is groter wanneer dit door een arts
wordt gedaan!
40
Bijvoorbeeld: ‘In Nederland wor-
202 Tijdschr Kindergeneeskd 2008 - 76 - nr 4
den de kinderen steeds zwaarder en wist u dat dit
samenhangt met...’ De ouder hoeft het niet direct
op de eigen situatie te betrekken, het is neutraal
en geeft ruimte voor interactie.
De kinderarts doet er goed aan om al het gedrag
van de ouders dat positief is naar het kind expli-
ciet te benoemen en te bekrachtigen. De ouder
mag gesterkt worden in haar/zijn rol als opvoe-
der, zodat de ‘eigeneffectiviteit’ toeneemt. De
kinderarts kan concrete adviezen geven op het
gebied van eet- en beweeggedrag en opvoeding,
die vooral de leerprincipes van stimuluscontrole
en modeling (imitatieleren) omvatten. Zij kun-
nen ouders aangeven hoe zij grenzen kunnen
aanbrengen in de opvoeding en hoe zij de voor-
waarden kunnen scheppen voor positief gedrag
bij het kind. Ouders kunnen adviezen aangereikt
krijgen over structureren van tijd en ruimte, in-
voeren van vaste regels en gewoonten, en over
ondubbelzinnig en consequent en in concrete
taal aangeven van grenzen.
Dat slapen en op tijd naar bed gaan heilzaam is,
kan een volgend aandachtspunt zijn. Dit roept
wellicht nieuwsgierigheid en interesse bij de
ouder op. De ouder wordt niet direct op het
eet- of beweegpatroon van zichzelf of zijn/haar
kind aangesproken. Na het meten van de slaap-
duur, kan zo nodig met de ouders besloten wor-
den om deze te verlengen. Samenwerking met
verpleegkundigen in de jeugdgezondheidszorg
ligt hier voor de hand.
Anticiperende voorlichting door de kinderarts
over tv-kijken zou standaard in elk consult aan
ouders van jonge kinderen moeten worden gege-
ven. Een tv en computer horen absoluut niet
thuis op de slaapkamer van een jong kind. Juist
laagopgeleide ouders en ouders met een niet-
westerse achtergrond hebben deze informatie
nodig! Hier mag de kinderarts stellig en overtui-
gend zijn. Hopelijk beschouwt de kinderarts dit
tot zijn taak, net als het advies dat kinderen moe-
ten worden ingee
¨nt. Door de ‘screens’ te weren
uit de slaapkamers, immuniseren we kinderen
als het ware tegen overgewicht en obesitas.
Wanneer de kinderarts de situatie als complex
inschat, kan verwijzing naar de gedragsweten-
schapper (pedagoog, psycholoog) volgen. Veel
ouders van kinderen met overgewicht of obesi-
tas zijn zelf aan de maat en lijnen en eten zijn
geen favoriete onderwerpen. Zij kunnen praten
over overgewicht als punitief ervaren. Het is hen
zelf tenslotte ook niet ‘gelukt’ om slank te blij-
ven of af te vallen. Er kan gebruik worden ge-
maakt van elementen die goed beschreven zijn
in opvoedingsprogramma’s zoals Triple P.
34
De
gedragswetenschapper leert ouders dan onder
andere opvoedingsvaardigheden waarin de ope-
rante conditionering centraler staat. Deze inter-
ventie is complexer omdat ouders leerprincipes
als ‘intermitterend bekrachtigen’, ‘uitdoven van
gedrag’ en ‘straffen’ aangereikt krijgen. Ook zal
de manier van omgaan met het kind aandacht
krijgen, om de responsiviteit van ouders te ver-
groten. Het doel is te komen tot een gezagheb-
bende opvoedingsstijl, voldoende beweging, ge-
zonde maaltijden en voldoende slaap. De tv/
computer mag terug naar de woonkamer.
Conclusie
Het vergroten van kennis bij ouders over de zelf-
regulerende mechanismen bij jonge kinderen en
het belang hiervan, kan een sleutelfactor zijn in
de strijd tegen overgewicht en obesitas. Aan-
dacht voor een warme, responsieve opvoedings-
stijl, waarbij tegelijkertijd noodzakelijke grenzen
worden gesteld, kan tevens bijdragen aan de
preventie van overgewicht. Het verlengen van
de slaapduur, het weren van de tv/computer uit
de slaapkamer van kinderen en het optimalise-
ren van de opvoeding zijn concrete aangrij-
pingspunten voor preventie van overgewicht en
obesitas, waar de kinderarts vanaf vandaag mee
aan de slag kan.
Summary
More knowledge seems necessary about risk groups and determi-
nants of overweight and obesity and how these are entangled in
order to be able to prevent and treat them effectively. In this article
factors that either may prevent, stabilize or reduce overweight are
described. We conclude that there is strong evidence for a dose-
response relationship between short sleep duration and excess
bodyweight in young children (and adolescents). Short sleep du-
ration is becoming increasingly prevalent in children and this trend
has paralleled the dramatic increase in the prevalence of obesity.
Sleep is important for understanding childhood weight problems.
Parents should be encouraged to put their young children to bed
early enough, so that they can sleep at least 10 to 11 hours a night.
This intervention may present an important and relatively low-cost
strategy to reduce childhood weight problems. A second important
determinant is the presence of a television/computer in a young
child’s sleeping room. Lastly, research into childrearing styles and
practices demonstrates the importance of an authoritative child
rearing style, which is defined as high sensitivity of the caregiver
towards the child combined with realistic expectations concerning
the possibility of self-control of the child. A restrictive child rearing
style defined as too low sensitivity and a permissive or neglective
style increases the risk of overweight and obesity.
Tijdschr Kindergeneeskd 2008 - 76 - nr 4 203
Auteurs
Mw. dr. M.P. L’Hoir, mw. drs. M. Beltman, mw. dr.
B.E. van Sleuwen, mw. dr. M.M. Boere-Boonekamp,
TNO Kwaliteit van Leven, Preventie en Zorg,
Leiden. Mw. dr. A.C. Engelberts, Maaslandzieken-
huis, Sittard.
Correspondentieadres: Dr. M.P. L’Hoir, TNO
Kwaliteit van Leven, Postbus 2215, 2301 CE
Leiden, monique.lhoir@tno.nl.
Literatuur
1 Renders CM, Seidell JC, Mechelen W van, et al.
Overgewicht en obesitas bij kinderen en adoles-
centen en preventieve maatregelen. Ned Tijdschr
Geneeskd. 2004;148:2066-70.
2
Hurk K van den, Dommelen Pvan,Wilde JA de, et al.
Snelle toename gewicht bij kinderen tussen de 4 en
15 jaar. Tijdschr Jeugdgezondheidsz. 2006;5:83-4.
3 Strauss RS, Pollack HA. Social marginalization of
overweight children. Arch Pediatr Adolesc Med.
2003;157:746-52.
4 Schwarz MB, Puhl R. Childhood obesity: a societal
problem to solve. Obes Rev. 2003;4:57-71.
5 Schwimmer JB, Burwinkle TM, Varni JW. Health
related quality of life for severely obese children
and adolescents. J Am Med Ass. 2003:289;1813-9.
6 Gortmaker SL, Must A, Perrin JM, et al. Social and
economic consequences of overweight in adoles-
cence and young adulthood. N Engl J Med. 1993;
329:1008-12.
7 Bulk-Bunschoten AMW, Renders CM, Leerdam
FJM van, et al. Overbruggingsplan bij kinderen
met overgewicht. Methode voor individuele pri-
maire en secundaire preventie in de Jeugdge-
zondheidszorg. Amsterdam: VUmc, 2005.
8 Gezondheidsraad. Overgewicht en obesitas. Den
Haag: Gezondheidsraad, 2003.
9 Bell C, Harding A. Report on the ‘Be Active Eat
Well’ mid-intervention survey of parents and sta-
keholders. Sentinel site for obesity prevention,
Deakin Waterfront Campus, 2005.
10 Medische Wetenschappelijke Raad van het kwali-
teitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO.
Conceptrichtlijn Diagnostiek en behandeling van
obesitas bij volwassenen en kinderen. Utrecht:
CBO, 2007.
11
Agras WS, Hammer LD, McNicholas F, et al. Risk
factors for childhood overweight: a prospective
study from birth to 9.5 years. J Pediatr. 2004;145:
20-5.
12 Bray GA. Predicting obesity in adults from child-
hood and adolescent weight. Am J Clin Nutr.
2002;76:497-8.
13 Reilly JJ, Armstrong J, Dorosty AR, et al. Early life
risk factors for obesity in childhood: cohort study.
BMJ. 2005;330:1357.
14 Hughes SO, Power TG, Orlet Fisher J, et al. Revi-
siting a neglected construct: parenting styles in a
child feeding context. Appetite. 2005;44:83-92.
15 Kuepper-Nybelen J, Lamerz A, Bruning N, et al.
Major differences in prevalence of overweight ac-
cording to nationality in preschool children living
in Germany: determinants and public health im-
plications. Arch Dis Child. 2005;90:359-63.
16 Wilde JA de. Prevalentie en risicofactoren van
overgewicht bij schoolkinderen in de multi-etni-
sche populatie van Den Haag. TNO-PG, 2003.
17 Boere-Boonekamp MM, L’Hoir MP, Beltman M, et
al. Overgewicht en obesitas bij jonge kinderen:
gedrag en opvattingen van ouders. Ned Tijdschr
Geneeskd. 2008;152:324-30.
18
L’Hoir MP, Boere-Boonekamp MM, Beltman M, et
al. Preventie van overgewicht bij niet-westerse zui-
gelingen. Tijdschr Jeugdgezondheidsz. 2006;38:
89-92.
19 Galtier-Dereure F, Boegner C, Bringer J. Obesity
and pregnancy: complications and cost. Am J Clin
Nutr. 2000;71(5 Suppl):1242S-8S.
20 Ravelli GP, Stein ZA, Susser MW. Obesity in young
men after famine exposure in utero and early in-
fancy. N Engl J Med. 1976;295:349-53.
21 Owen CG, Martin RM,Whincup PH, et al. Effect of
infant feeding on the risk of obesity across the life
course: a quantitative review of published evi-
dence. Pediatrics. 2005;115:1367-77.
22 Stettler N, Kumanyika SK, Katz SH, et al. Rapid
weight gain during infancy and obesity in young
adulthood in a cohort of African Americans. Am J
Clin Nutr. 2003;77:1374-8.
23 Carnell S, Edwards C, Croker H, et al. Parental
perceptions of overweight in 3-5 y olds. Int J Obes
(Lond). 2005;29:353-5.
24 Wells JC, Stanley M, Laidlaw AS, et al. Investiga-
tion of the relationship between infant tempera-
ment and later body composition. Int J Obes Relat
Metab Disord. 1997;21:400-6.
25 Lumeng JC, Rahnama S, Appugliese D, et al. Te-
levision exposure and overweight risk in pre-
schoolers. Arch Pediatr Adolesc Med. 2006;160:
417-22.
26 Christakis DA, Ebel BE, Rivara FP, et al. Television,
video and computer game usage in children under
11 years of age. J Pediatr. 2004;145:652-6.
27 Dennison BA, Erb TA, Jenkins PL. Television vie-
wing and television in bedroom associated with
overweight risk among low-income preschool
children. Pediatrics. 2002;109:1028-35.
204 Tijdschr Kindergeneeskd 2008 - 76 - nr 4
28 Wake M, Nicholson JM, Hardy P, et al. Preschooler
obesity and parenting styles of mothers and fa-
thers: Australian national population study. Pedi-
atrics. 2007;120:1520-7.
29 Zeijl E, Crone M, Wiefferink K, et al. Kinderen in
Nederland. Den Haag: SCP, 2005.
30 Arredondo EM, Elder JP, Guadelupe X, et al. Is
parenting style related to children’s healthy eating
and physical activity in Latino families? Health
Edu Res. 2006;21:862-71.
31 Rhee KE, Lumeng JC, Appugliese DP, et al. Pa-
renting styles and overweight status in first grade.
Pediatrics. 2006;117:2047-54.
32 Farrow CV, Blissett JM. Is maternal psychopatho-
logy related to obesigenic feeding practices at 1
year? Obes Res. 2005;13:1999-2005.
33 Blissett J, Haycraft E. Are parenting style and
controlling feeding practices related? Appetite.
2008:50:477-85.
34 Sanders MR, Markie-Dadds C, Turner KMT. Posi-
tief opvoeden, Triple P. Nederlandse bewerking,
The University of Queensland, 2005.
35 Seidell JC. The impact of obesity on health status:
some implications for health care costs. Int J Obes
Rel Metab Disord. 1995;19:S13-6.
36 Al Mamun A, Lawlor DA, Cramb S, et al. Do
childhood sleeping problems predict obesity in
young adulthood? Evidence from a prospective
birth cohort study. Am J Epidemiol.
2007;166:1368-73.
37 Taheri S. The link between short sleep duration
and obesity: we should recommend more sleep to
prevent obesity. Arch Dis Child. 2006;91:881-4.
38 Iglowstein I, Jenni OG, Molinari L, et al. Sleep
duration from infancy to adolescence: reference
values and generational trends. Pediatrics. 2003;
111:302-7.
39 Sleuwen BE van, L’Hoir MP, Engelberts AC, et al.
Comparison of behaviour modification with and
without swaddling as interventions for excessive
crying. J Pediatr. 2006;149:512-7.
40
Broeke A ten. The effect of role sets and indirectness
on the perceived face threat and perceived persua-
siveness of anti-obesity messages [Thesis]. Com-
munication Studies, University of Twente, 2006.
Zelfmanagement en therapietrouw:
me
´nage a
`deux van dokter en patie
¨nt
V.T. Colland
Inleiding
In dit artikel wordt aandacht besteed aan chro-
nische aandoeningen waarbij frequent aanpas-
singen in medicatie of leefstijl nodig zijn, zoals
diabetes mellitus, ziekte van Crohn, cystic fibro-
sis (CF), chronische nierinsufficie
¨ntie, jeugd-
reuma, astma, fenylketonurie. De begrippen
zelfmanagement en therapietrouw zijn belang-
rijke ingredie
¨nten voor het goed omgaan met
dergelijke chronische aandoeningen.
Zelfmanagement is een term die aangeeft dat
niet alleen artsen en verpleegkundigen (de be-
handelaars), maar ook patie
¨nten zelf een be-
langrijke rol moeten gaan vervullen in de dage-
lijkse zorg voor hun ziekte, uiteraard aangepast
aan hun leeftijd en ontwikkelingsniveau. De pa-
tie
¨nt als ervaringsdeskundige moet uitgangs-
punt zijn voor een behandelplan, waarbij de pa-
tie
¨nt meedenkt en zich ook verantwoordelijk
voelt voor zijn behandeling. Optimale zelfmana-
gement kan het beloop van de aandoening gun-
stig beı
¨nvloeden.
1
Samenvatting
In dit artikel worden zelfmanagement en therapietrouw beschreven:
twee belangrijke determinanten voor het adequaat omgaan met een
chronische aandoening, waarbij zowel de arts als de patie
¨nt een
actieve rol speelt. Een zelfmanagementprogramma is een begelei-
dingsprogramma als aanvulling op de medische behandeling, dat
tot doel heeft om het kind (c.q. de ouders) op zodanige wijze te
activeren dat hij of zij zelf optimaal in de behandeling participeert.
De mate van therapietrouw is eveneens bepalend voor het onder
controle houden van een chronische aandoening. Bij therapieon-
trouw wordt de medische behandeling ondermijnd en kunnen zo-
wel patie
¨nt als behandelaar ontmoedigd raken. Determinanten van
therapieontrouw en praktische aanwijzingen ter bevordering van de
therapietrouw worden beschreven. De nadruk ligt hierbij op de
wisselwerking tussen behandelaar en patie
¨nt. Ook bij de behande-
laar zou men van therapieontrouw kunnen spreken, namelijk indien
hij onvoldoende aandacht besteedt aan de beweegredenen van
therapieontrouw bij de patie
¨nt. Ten slotte worden enkele voorbeel-
den van psychologische interventieprogramma’s beschreven die tot
doel hebben om acceptatie, zelfmanagement of therapietrouw te
bevorderen of de impact van de ziekte op de sociaal-emotionele
ontwikkeling te verkleinen.
Tijdschr Kindergeneeskd 2008 - 76 - nr 4 205