Project

Integrating naturalised tree species in the social-ecological system forest on sandy soils in Belgium and the Netherlands

Goal: In this project we investigate the possibilities to promote the integration of naturalised tree species such as black cherry (Prunus serotina) and red oak (Quercus rubra) in the social ecological system forest on Flemish and Dutch sandy soils. We aim at deepening the understanding how human behaviour in the social ecologic system forest can be changed. At the same time we want to stimulate ecological and sylvicultural research into the integration of naturalised tree species.

We question how the hegemonic discourse, eradicating exotic tree species which can’t be eliminated any more, can be changed to create the possibility for foresters to integrate these tree species in their regular forest management. By means of transdisciplinair research we locate and influence the tipping points in the handling of naturalised tree species in the social ecological system forest in such a way as to make it possible for forest managers to integrate these tree species.

Updates

0 new
0
Recommendations

0 new
0
Followers

0 new
4
Reads

0 new
61

Project log

Bart Nyssen
added a research item
The introduction of black cherry (Prunus serotina) in northwest Europe has been driven in three main periods from different social needs. From 1623 the emphasis was on the aesthetic value. Late nineteenth century, the growing need for wood started dominating. From the first world war on intensive use by reforestation started. In each of these periods the tree species met the expectations. With the completion of reforestation, it lost its social utility and, nicknamed ‘forest pest’, eradication campaigns started. It seems that this narrow focus lengthy blocked research into the species and that objective assessments of its properties are still difficult to find.
Bart Nyssen
added a research item
Face à la présence persistante du cerisier tardif en forêt, des gestionnaires forestiers proposent une approche sylvicole de sa gestion en fonction des impacts potentiels sur le milieux et des objectifs du propriétaire.
Bart Nyssen
added a research item
De Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina) is ondanks intensieve bestrijding volledig ingeburgerd in Noordwest Europa en niet meer uit te roeien. Afhankelijk van de terreindoelen is het aan de eigenaar/beheerder te beoordelen in welke mate vogelkers als een probleem moet worden beschouwd en in hoeverre maatregelen moeten worden getroffen om dominantie door vogelkers te voorkomen. We hebben een beslisboom ontwikkeld om handvatten te bieden om met deze ‘nieuwe’ boomsoort te leven. Afhankelijk van het begroeiingstype wordt in de beslisboom aangegeven hoe gewenste bos- en natuurtypen gerealiseerd zouden kunnen worden.
Bart Nyssen
added 2 research items
QD-beheer: mooi bos, dikke bomen en eindelijk fineer Soortenrijke, mooie en afwisselende bossen met waardevol kwaliteitshout; doel van veel bosbeheerders die werken met geïntegreerd bosbeheer. Nu de eerste toekomstbomen geoogst worden, blijkt echter dat de houtprijs van het geproduceerde zaaghout tegenvalt en diameters boven 55 cm een probleem kunnen vormen. De Duitse QD-methode kan hier een oplossing bieden. Haar doel is het produceren van meubel-en fineerkwaliteit, het best betaalde rondhout.-Etiënne Thomassen en Bart Nyssen (Bosgroep Zuid Nederland) > QD (kwalificeren-dimensioneren) is een consequent doorgevoerde toekomstbomenme-thode die zich op een aantal punten daarvan onderscheidt. Kort samengevat worden bij QD de toekomstbomen een stuk eerder geselec-teerd en veel steviger vrijgezet dan nu gebruike-lijk. Als een stam onvoldoende takvrij is, wordt deze opgesnoeid. Kronen van geselecteerde toe-komstbomen worden permanent vrijgehouden van concurrentie en bereiken daardoor snel een behoorlijke omvang. Door de grote kronen is de ruimte per hectare beperkt en wordt met relatief lage aantallen toekomstbomen gewerkt. Mooier bos QD is een vorm van natuurvolgend bosbeheer waarbij het beheer zich richt op de verzorging van een beperkt aantal supervitale en groot-kronige toekomstbomen. Deze grote kronen zorgen voor boomdimensies die in onze bossen zeldzaam zijn. In de tussenruimtes tussen toekomstbomen wordt niet of nauwelijks ingegrepen. Hier blijft het bos donker met een hoog stamtal. Door de afwisseling tussen verjongingsgroepjes, de gesloten tussenvlakken en de openheid direct rond een toekomstboom ontstaat er op kleine oppervlakte een spel van licht en donker. Consequent QD-beheer leidt tot een veel rijker bos qua structuurvariatie en daarmee samen-hangende biodiversiteit. Een klein deel van de toekomstbomen, diegene die door beschadi-ging of ziekte hun hoogwaardige houtkwaliteit verliezen of afsterven, blijven achter in het bos en garanderen zo de aanwezigheid van de oude, aftakelende en dode bomen van de aftakelings-fase. Bescherming van bodem en ecosysteem wordt in QD-beheer gezien als voorwaarde voor een duurzaam bosbeheer. Hogere houtopbrengsten QD is een consequent doorgevoerde toekomst-bomenmethode die zich op een aantal punten van de reguliere toekomstbomenmethode onderscheidt. Kort samengevat: QD richt zich op kwaliteitshout. Het bosbeheer is gericht op volledig vrijstellen van een beperkt aantal toekomstbomen zodat deze in zo kort moge-lijke tijd topkwaliteit leveren. Daarvoor worden ze opgesnoeid en wordt de kroon vrijgehouden van iedere concurrentie. Hierdoor groeien brede jaarringen en bereikt een stam snel de minimum doeldiameter van kwaliteitshout. Door de kronen continue vrij te houden ontstaan er geen sprongen in jaarringbreedtes, wat de houtkwaliteit ten goede komt. Breedte jaarringen is bij sommige boomsoorten sterk van invloed op het hout. Bij ringporig hout is de breedte van de jaarring van belang voor de sterkte en zwaarte van het hout. Eik bijvoor-beeld vormt bij brede jaarringen een veel hoger aandeel van het veel sterkere en zwaardere laathout. De fineerindustrie heeft soms liever eiken met smalle jaarringen. Maar dikke, rechte noestvrije en spanningsvrije eikenstammen met brede jaarringen vinden ook een goedbe-taalde afzet. Voor het produceren van hout met smalle jaarringen is de volwassen QD-boom ook zeer geschikt. Gewoon nog een 100-150 jaar wachten, net zoals bij traditionele eikenteelt. Fases QD-beheer onderscheidt vijf ontwikkelingsfases van het bos: de vestigingsfase, de kwalifice-ringsfase, de dimensioneringsfase, de rijpings-fase en de vervalfase. Iedere fase kenmerkt zich door andere maatregelen, maar alle aandacht en maatregelen zijn steeds gericht op een punt (de toekomstboom) en niet op een vlak (de opstand). Vestigingsfase De vestigingsfase is de tijd van kieming tot het bereiken van voldoende hoogte ten opzichte van concurrerende vegetatie (zoals grassen en bramen) en wild. Aan het eind van deze fase moet er voldoende potentieel aanwezig zijn om een nieuwe generatie kwaliteitshout te telen. Eventuele maatregelen richten zich op het zekerstellen van voldoende verjonging waaruit aan het eind van de kwalificeringsfase iedere 12 tot 18 meter een toekomstboom gekozen kan worden. Kwalificeringsfase Zodra de jonge bomen de concurrerende vegetatie ontgroeit zijn en het bos in sluiting komt, begint de kwalificeringsfase. In deze fase kwalificeren bomen zich als toekomstboom. Een dichte stand moet zorgen voor natuurlijke differentiatie en takafstoting. Goed gevormde supervitale voorlopers zijn potentiële toe-komstbomen en worden 'opties' genoemd. Ingrepen zijn in de kwalificeringsfase niet perse noodzakelijk maar kunnen wenselijk zijn. Bijvoorbeeld wanneer de beheerder wenst te sturen in mengverhoudingen om waardevolle maar kwetsbare soorten als de inlandse eik te behouden. Of om een optie te bevrijden van een prots, een slecht gevormde voorloper. Gezien het beperkt aantal ingrepen per hectare
Hij is de schrik van veel bosbeheerders: de Amerikaanse vogelkers. Maar het verhaal achter de boom is verrassend. Want zijn positieve eigenschappen wegen wellicht op tegen de nadelen. Dit boek belicht alle kanten en laat zien hoe we deze boom een plek kunnen geven in het Europese bosecosysteem. In dit boek wordt een nieuw perspectief geschetst op de Amerikaanse vogelkers. Zij blijkt in haar oorsprongsgebied een waardevolle boomsoort, en in onze bossen heeft vogelkers uiteindelijk ook gunstige effecten op het bosecosysteem. Bovendien worden lang niet al onze bossen massaal gekoloniseerd. De auteurs pleiten voor een genuanceerdere kijk op de vogelkers, waarbij handvatten worden gegeven voor een gedifferentieerd beheer. Het boek behandelt de introductie en bestrijding en de huidige problematiek rondom deze exoot. Ook haar invloed op bossuccessie, biodiversiteit, houtteelt en beheerstrategieën komen aan de orde. Dit boek laat zien hoe we deze exoot een plek kunnen geven in het Europese bosecosysteem, en tegelijk de bestrijdingskosten kunnen verminderen. Actuele kennis zorgvuldig en toegankelijk bijeengebracht voor specialisten in boomteelt, bosbeheerders, beleidsmakers en ecologen.
Bart Nyssen
added 5 research items
Black cherry: forest pest or forest tree, a context dependent perception North-west European forest ecologists and forest managers perceived, and some still perceive, Black cherry (Prunus serotina Ehrh. var. serotina) as their “enemy”. In this paper we trace the history of this Northeast-American tree species in The Netherlands, Belgium, Germany and Switzerland and address the question whether Black cherry is causing silvicultural and ecological problems in the forest ecosystem or can be beneficial to fulfill ecosystem services. We argue that Black cherry does both, depending on the context in which forest ecologists and forest managers are operating. Relying on research and experiences in the four mentioned countries we bring evidence for the necessity to consider the general silvicultural context when evaluating the need and the possibility to integrate this naturalised tree species in forest ecosystems.
Bart Nyssen
added a project goal
In this project we investigate the possibilities to promote the integration of naturalised tree species such as black cherry (Prunus serotina) and red oak (Quercus rubra) in the social ecological system forest on Flemish and Dutch sandy soils. We aim at deepening the understanding how human behaviour in the social ecologic system forest can be changed. At the same time we want to stimulate ecological and sylvicultural research into the integration of naturalised tree species.
We question how the hegemonic discourse, eradicating exotic tree species which can’t be eliminated any more, can be changed to create the possibility for foresters to integrate these tree species in their regular forest management. By means of transdisciplinair research we locate and influence the tipping points in the handling of naturalised tree species in the social ecological system forest in such a way as to make it possible for forest managers to integrate these tree species.